"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Overspannen democratie

Zondag, 21 oktober, 2018

Geschreven door: Gijs van Oenen
Artikel door: Harmen Binnema

Algoritmisch-democratische besluitvorming

We lijden aan ‘democratische metaalmoeheid’: onze democratie is lang en breed af, en toch willen we er maar steeds aan blijven sleutelen. Dat stelt Gijs van Oenen in het boek Overspannen democratie. Zijn oplossing: ‘algoritmisch-democratische’ besluitvorming om de vermoeide burger wat werk uit handen te nemen.

Door Harmen Binnema

[Recensie] Meer, meer, meer! Dat zou volgens Gijs van Oenen iedereen antwoorden op de vraag of we meer of minder democratie willen. In dat antwoord zou tegelijk ook het probleem schuilen. Niet zozeer het gebrék aan democratie is volgens hem de tragiek van ons hedendaagse politieke stelsel, maar juist het feit dat de democratie af is, goed functioneert en we er toch telkens iets aan willen verbeteren en veranderen. Van Oenen, universitair hoofddocent praktische filosofie aan de Erasmus Universiteit, noemt dit fenomeen ‘overspannen democratie’, tevens de titel van het boek dat hij in juni publiceerde. Hierin beschrijft hij zowel de kenmerken van onze democratische ‘metaalmoeheid’ als een mogelijke remedie om deze te lijf te gaan.

Onze hoge verwachtingen van democratie komen in verschillende vormen. We zijn zodanig gesocialiseerd en geëmancipeerd dat we onze opvatting over allerlei onderwerpen graag willen laten horen – en ook verwachten dat de overheid naar ons luistert. Een overheid die ons in de vorm van inspraakprocedures, peilingen en interactief beleid telkens naar die opvatting vraagt, versterkt deze verwachting. Bovendien heeft de democratie zelf hoge verwachtingen van ons: medezeggenschap, actief burgerschap – het mede maken en mede verantwoordelijkheid dragen voor beleid – is de norm geworden. We voelen ons tekort gedaan, maar vooral ook tekort schieten wanneer daar niet aan wordt voldaan. En dat zorgt voor die overspannenheid: we kunnen al die democratische activiteit en betrokkenheid simpelweg niet meer aan.

Geschiedenis Magazine

Frustrerende krachten

Twee andere redeneerlijnen in het boek, die eveneens gaan over de  verwachtingen ten aanzien van democratie, betreffen de rol van frustrerende krachten en het democratisch ideaal van het populisme. Het neoliberalisme en de wetten van de markt, die ons als consumenten naar de democratie laten kijken, zitten danig in de weg. Van Oenen bespreekt bovendien de verstorende invloed van de media, nieuwe ‘tegenpublieken’ (minderheidsgroepen die in het openbare debat beperkt aan bod komen) en internationalisering.

Het populisme draagt de belofte in zich van een pure democratie, waarin de volkswil rechtstreeks tot uitdrukking wordt gebracht. Zonder alle krachten die dit in de weg zitten: de elite die niet luistert, doet wat zij zelf wil en aan het pluche zit vastgekleefd.

Besluitvorming via algoritmen

De oplossing die Van Oenen propageert om de metaalmoeheid tegen te gaan, is ‘algoritmischdemocratische besluitvorming’. Dit betreft het verzamelen van informatie over burgers gebaseerd op de technieken die Amazon, Google en Facebook al toepassen voor gepersonaliseerde zoekresultaten en op eenieders (veronderstelde) behoeften toegespitste advertenties. Het idee is dat de overheid via algoritmen op een intelligente manier informatie verzamelt over opvattingen van burgers. Opvattingen die zij her en der al hebben achtergelaten: op sociale media, maar ook in bijvoorbeeld eerdere enquêtes van de overheid en onderzoeksinstellingen.

Hieruit destilleert de overheid een beeld van de positie van groepen burgers ten aanzien van bepaalde thema’s. Algoritmen op basis van big data zouden de overheid nog beter in staat stellen naar de burgers te luisteren en nemen bovendien, als een soort dienstverlening, de (te) zware taak van burgers weg om steeds opnieuw hun mening te moeten geven en mee te moeten doen.

Het algoritme ‘weet’ daarnaast beter wat burgers ergens van vinden, en formuleert dit beter dan zij zelf zouden kunnen tijdens een inspraakreactie of via interactieve besluitvorming.

Het is niet verrassend dat met name het pleidooi voor  algoritmische democratie de meeste aandacht heeft gekregen in de besprekingen van dit boek – en tevens de meeste kritiek. Hoe transparant en democratisch zijn algoritmes? Zijn algoritmes controleerbaar? Wat wordt over mij verzameld, door wie en met welk doel? Wat is het risico van  commercialisering en het verder vervagen van de grens tussen publiek en privaat? Bezwaren waar Van Oenen ten dele al in zijn boek op ingaat, in elk geval door te pleiten voor het behoud van deliberatieve democratie naast algoritmische democratie. De uitkomsten van beide processen kunnen dan met elkaar worden vergeleken en algoritme en deliberatie kunnen als het ware van elkaar leren.

Anekdotisch bewijs

Overspannen democratie is een origineel en verfrissend boek, zij het niet zo controversieel als tot twee maal toe op de achterflap wordt gesteld. Mogelijk geldt dit wél voor de oplossing van algoritmische democratie, maar al veel minder voor de probleemanalyse die daaraan vooraf gaat. Het mede verantwoordelijk maken van burgers en de keerzijden van actief burgerschap in de vorm van overvraagde vrijwilligers en mantelzorgers zijn al regelmatig benoemd. Van Oenen is het meest overtuigend in zijn politieke theorie en de intelligente en toegankelijke manier waarop hij inzichten van onder meer Hegel, Habermas, Foucault en Rancière een plek weet te geven in zijn betoog. De empirische onderbouwing voor de stelling dat burgers zulke hoge verwachtingen hebben van democratie en dat die verwachtingen steeds verder worden opgeschroefd, is echter op zijn best mager. Het is jammer dat we hier niet meer krijgen dan wat anekdotisch bewijs van een via Google gevonden voorbeeld over luisteren naar de burger in de Veiligheidsregio Fryslân, en een persoonlijke ervaring van de auteur met gemeentelijke ambtenaren bij de herinrichting van zijn straat.

Juist in de vele onderzoeken die worden aangehaald onder het kopje ‘peilend bestuur’ was tenminste één nuancering te vinden van de zogenaamd steeds oplopende verwachtingen. Gezien de specifieke betekenis die Van Oenen toekent aan de oprichting van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is het opmerkelijk dat hij met de rijkdom aan data over de democratieopvattingen van burgers die het SCP jaar in jaar uit verzamelt, zo weinig doet in het boek. In elk geval zie ik daarin een veel genuanceerder beeld dan de wat te simpele voorstelling dat ‘we’ naar meer democratie verlangen.

Evenmin zijn er concrete aanwijzingen dat burgers democratisch overbelast of vermoeid zouden zijn. In plaats daarvan zien we dat zes op de tien Nederlanders op geen enkele manier politiek hebben geparticipeerd – verkiezingen buiten beschouwing gelaten. Bij de mensen die wel participeren, heeft in de afgelopen vijftien jaar discussie of actie via internet en social media sterk aan populariteit gewonnen, terwijl deelname aan protesten, contacten met politici en deelname aan inspraakavonden alle zijn afgenomen.

Instrumentaliseren

De hoge verwachtingen vanuit de overheid zijn wat mij betreft beter herkenbaar (en te onderbouwen). Dit heeft echter te vaak eerder het karakter van het ‘instrumentaliseren’ van de burger ten behoeve van de doelen van de overheid of het ongegeneerd over de schutting gooien van publieke taken, dan met het bevorderen van democratie. Onderzoek naar burgerparticipatie en interactief beleid laat zien dat het met het luisteren naar de burger en responsiviteit van de overheid minder goed gesteld is dan Van Oenen optimistisch stelt en dat coproduceren van beleid eerder uitzondering dan regel is. We hebben al evenveel optimisme nodig – of een minimale definitie van deliberatie – om te stellen dat in die voorbeelden sprake is van  deliberatieve democratie. Laat staan wanneer die deliberatieve democratie via algoritmen in evenwicht gebracht zou moeten worden.

Ik vrees dat de democratie minder goed functioneert en minder af is dan Van Oenen het doet voorkomen, en dat er wel degelijk reden is om te streven naar verbetering en verandering. Terecht stelt Van Oenen dat democratisering geen doel op zich is en dat eerst een deugdelijke analyse van het probleem nodig is. Maar juist omdat die analyse nogal wankel is, overtuigt de oplossing van de algoritmische democratie niet.

Noch voor de passieve burger die verlangt naar leiders die doen wat het volk wil, noch voor de (te) betrokken burger die zich niet gehoord weet. Vooral op lokaal niveau, waar de laatste jaren veel geëxperimenteerd wordt met nieuwe vormen van democratie, zijn politici, ambtenaren, maatschappelijke organisaties en burgers op zoek naar wat werkt. Voor hen biedt Van Oenen helaas te weinig praktische handvatten, en mij bekruipt juist het gevoel dat met zijn oplossing systemen en technieken de voor democratie zo belangrijke dialoog gaan overvleugelen.

Eerder verschenen in de Helling

Harmen Binnema (1979) is universitair docent aan de rechtenfaculteit
van de Universiteit Utrecht en vanaf oktober Eerste Kamerlid voor GroenLinks.

Boeken van deze Auteur:

Overspannen democratie. Hoge verwachtingen, paradoxale gevolgen

Nu even niet!