"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Overzee

Vrijdag, 21 augustus, 2015

Geschreven door: Marlies Brenters
Artikel door: Monique van Gaal

De schaduw van een Caribisch verleden

Marlies Brenters putte uit eigen jeugdherinneringen en observaties bij het schrijven van haar debuutroman Overzee. In dit boek keert freelanceschrijfster Stella na veertig jaar terug naar Curaçao, het eiland waar zij opgroeide, om een analyse te maken van de gevolgen van de volksopstand van 30 mei 1969. Haar interesse verplaatst zich echter gaandeweg naar de mysterieuze verwikkelingen die zich binnen haar eigen expatfamilie zouden hebben afgespeeld. Waarom moest het gezin destijds halsoverkop het eiland verlaten? Heeft zij hier op dit eiland echt een halfbroer rondlopen? En dat alles bekeken door een onvervalste koloniale bril.

Er valt van alles te beleven in Overzee: er bloeit een romance op, we krijgen wat geschiedenisles, en er spelen enkele mysteries. Eigenlijk is Stella op Curaçao om onderzoek te doen naar de aanleiding voor de volksopstand die zij destijds als kind had meegemaakt, en hoopt zij met een degelijk journalistiek stuk voor de dag te komen. ‘Sinds de opstand is één ding heel duidelijk veranderd. De donkere Curaçaoënaar is zelfbewust geworden en heeft toegang tot de macht.’ Maar wanneer het ene na het andere verborgen feit over haar eigen familie aan het licht komt, verslapt haar aandacht voor de opstand en duikt zij volledig in haar eigen geschiedenis. Wat is er destijds voorgevallen tussen haar ouders? Waarom werd haar vader, onderdirecteur bij GlobalOil, onverwacht overgeplaatst? Wie is haar halfbroer?

Libelle

Hoewel Overzee lekker weg leest, ben ik steeds meer negatieve kanttekeningen gaan plaatsen. Het verhaal kan zo in de Libelle: ‘Ze droeg een lichtroze mouwloos bloesje en een rechte donkerroze rok tot op de knie. Haar voeten, met roze gelakte nagels, waren in elegante, zilverkleurige sandalen met een klein hakje gestoken’.

Nieuwe raadsels halen Stella’s kijk op het verleden keer op keer onderuit. De spanning wordt echter danig getemperd doordat Brenters te veel hints weggeeft. Stella gaat op zoek naar antwoorden over het verleden van haar familie, maar de brieven van haar overleden moeder laat ze tot het einde van het verhaal ongeopend. Ook een ontmoeting met ene Ignacia – volgens velen dé man die zij moet spreken – stelt zij tot treurens toe uit. Met de woorden ‘Jouw moeder heeft nog een hele tijd met Ignacia zitten praten. (…) Eigenlijk moet je Ignacia ook interviewen’ nog vers in het geheugen, weet je als lezer in feite al waar dit heen gaat.

Ons Amsterdam

Snob

Stella wordt door Brenters neergezet als een ontzettende snob. Zij groeide op in het omheinde Oranjedorp en bezocht exclusieve strandjes; haar ouders vonden andere plekken op het eiland al gauw ‘te lokaal’. Echo’s van een roemrijk koloniaal verleden weerklinken in zinnen als:

‘Ze stonden goed. “Ik wil ze graag meteen aanhouden. En deze,” – ze pakte haar ballerina’s – “mag u meteen weggooien, als dat niet te veel moeite is.”

Hij nam ze aan en bekeek ze. “Ze zijn nauwelijks versleten. Mag ik ze doneren aan een stichting die kleding en schoenen inzamelt voor arme gezinnen?”

“Tuurlijk.” Een arme Curaçaose op haar designerballerina’s, dat vond ze een grappig idee.’

En hoezeer Stella ook poogt zich te verdiepen in het slavernijverleden, toch komt zij steeds weer ontzettend fout uit de hoek:

‘Hoe geïsoleerd je hier woonde, hoe ondraaglijk heet het kon zijn zonder airco. Ik zie de vrouw des huizes al in haar schommelstoel zitten, eenzaam waarschijnlijk, en hevig verlangend naar Nederland. En al die ziektes waar nog geen medicijn voor bestond. Altijd de angst dat je kinderen eraan zouden bezwijken, ik moet er niet aan denken. En je familie in Nederland nooit meer zien. Afschuwelijk. (…) Je hebt helemaal gelijk, het leed van de eigenaren was klein vergeleken met dat van de slaven. Maar neem mij niet kwalijk dat ik me vooral kan verplaatsen in de rol van de blanke vrouwen die hier hebben geleefd. En leed is leed.’

Hypocriet
Ook Curaçao komt er in Overzee niet goed vanaf. De corruptie, de drugscriminaliteit, het enorme verschil tussen arm en rijk worden breed uitgemeten. En toch blijft Stella de boel steevast relativeren, ‘Stelen, dat is wel een heel groot woord, het personeel neemt waarschijnlijk ongevraagd wat mee.’ Doet zij dit vanwege een schuldgevoel? Het verhaal maakt dat niet duidelijk, en dan blijft er niets anders over dan Stella eerder te typeren als een naïeve vrouw dan als een evenwichtige, objectieve journalist.

Ook haar niet aflatende ergernis over de toeristen is buitengewoon hypocriet uitgebeeld:

‘De man trok met zijn mes een lijn in het witte tafellinnen om het meisje uit te leggen waar ze in Nederland woonden. Vanaf het zoutvaatje, Amsterdam, naar het pepervaatje Zaandam, om te eindigen bij een tandenstoker, een dorp achter Purmerend.’

En dat terwijl Stella zelf ook al niet zo’n voorbeeldige bezoeker is: ‘Nadat ze vier briefjes van vijftig had neergelegd – ze wilde niet als krenterige Hollander worden aangemerkt – liep ze in een waas terug naar haar auto.’ 

Overzee is een vlot geschreven boek vol plotwendingen. Het geplande artikel over de opstand komt er uiteindelijk niet, wel openen er een heleboel andere deuren voor Stella. Jammer echter dat het aan de uitwerking van het verhaal schort; Stella’s aanmatigende en geborneerde stem bezorgde mij menig momentje van ergernis.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.