"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Pauwl

Vrijdag, 14 april, 2017

Geschreven door: Erik Jan Harmens
Artikel door: Marnix Verplancke

Een autist is geen circusact

De eerste zin

“Als ik naar bed wil gaan word ik moedeloos van alle duizend dingen die ik eerst nog moet doen.”

Recensie

Paul is vierendertig. Samen met acht anderen woont hij in De Driemaster, een gezinsvervangende thuis. Hij weet dat douchen precies vijftien minuten duurt, draagt soms oorkappen omdat de wereld zoveel lawaai maakt en likt aan de middenhandsbeentjes van zijn middelvingers wanneer hij zenuwachtig wordt. In feite wil hij overal wel aan likken, maar als je daarmee begint, weet hij, heb je geen leven meer. Pauwl, zoals zijn naam klinkt wanneer iemand onderaan de trap naar hem roept dat hij moet komen eten, is een eenzame man. Zijn vader is dood, zijn moeder ziet hij maar een keer per maand en zijn zus wil al jaren geen contact meer met hem. Gelukkig is er de achttienjarige Carol, die bij hem in De Driemaster woont en op wie hij stiekem verliefd is. “Ik zal Carols hand op mijn hoofd leggen, en knikken en knikken, zodat ze me streelt,” fantaseert hij, “Tien keer, twintig keer, vijfhonderd keer,” maar de leiding ziet dat niet zo zitten.

Bergen

In Pauwl vertelt Erik Jan Harmens in korte hoofdstukjes het tragische verhaal van de autist Paul, tragisch omdat wanneer de wereld niet mee wil Paul in zijn hoofd liedjes van Rob de Nijs begint te zingen en wanneer dat niet helpt gewelddadig wordt. De roman bouwt op naar een cruciale fase waarin het op die manier mis gaat met Paul. Heel geleidelijk aan werkt Harmens daar naartoe. Wilfred, Pauls hagedis en na Carol het tweede levende wezen waar hij waarde aan hecht, is op een ochtend uit zijn terrarium verdwenen. Steeds vaker die dag vraagt Paul zich af wat er met Wilfred gebeurd kan zijn, tot hij aan niets anders meer kan denken.

Harmens schrijft met een lichte, genadige toets. Je leeft mee met Paul zonder in hem een sukkelaar te zien. Tot op zekere hoogte komt dat doordat je steeds meer gaat inzien dat we allemaal wel een klein beetje Paul zijn. We hebben allemaal onze tics en rare trekken. Kijk, zegt Paul bijvoorbeeld, ik weet ook wel dat de wereld niet vergaat wanneer je het prijsje op je pot pindakaas laat zitten nadat je hem hebt gekocht, maar het hoort gewoon niet. Precies, denk je dan, die jongen heeft toch gelijk?

Drie vragen aan Erik Jan Harmens

In het nawoord van Pauwl vermeld je expliciet dat dit een roman is en geen non-fictie. Toch heb je een zoon van zestien die autistisch is. Hoe hou je het dan fictioneel?

Harmens: “Door goeie afspraken te maken. Ik sprak met mijn zoon Julian af dat hij mijn manuscript kon nalezen er alle verwijzingen naar zichzelf mocht schrappen. Dat heeft hij heel nauwgezet gedaan. Een paar mooie passages zijn zo gesneuveld. Het hoofdpersonage van mijn roman is dus geen alter ego van mijn zoon en hij is ook geen vooruitspiegeling van hoe ik Julian zie worden. Paul is heel anders, gewelddadig wanneer hij zich onbegrepen voelt en kwaad wordt bijvoorbeeld, terwijl Julian helemaal niet zo is.”

Je bent niet de eerste die een boek schrijft over autisme. Wat miste je in de bestaande literatuur?

Harmens: “Je ziet twee archetypes van autisten keer op keer terugkomen: de geheel in zichzelf gekeerde die in foetushouding op bed ligt en de hyperintelligente zoals we die kennen uit Rain Man. Er zijn echter ook veel gewone, vriendelijke mensen met autisme die zo goed mogelijke doen wat van hen verwacht wordt en daarbij soms moeilijkheden ondervinden omdat de informatieverwerking in hun hersenen wat stroever loopt. Zo is mijn zoon ook. Als je voor hem op de grond een doos m&m’s leeggooit zal hij niet meteen weten dat het er 157 zijn. Hij zal het gewoon zonde vinden. Een autist is geen circusact, maar wel iemand die wat meer tijd nodig heeft. In een aantal gevallen helpt het om hem een halve minuut te geven om over je vraag na te denken, dan krijg je een perfect antwoord. Alleen hebben wij vaak niet zoveel geduld.”

Naast romancier ben je ook dichter. Vijftien jaar geleden werd je de eerste Poetry Slam-kampioen van Nederland. Kruipt de poëzie soms je proza binnen?

Harmens: “Een dichter die proza gaat schrijven heeft het voordeel dat hij op taalniveau heel goed kan formuleren, maar dat is meteen ook zijn grootste nadeel. Veel dichters leveren onleesbare romans af omdat ze gewend zijn om ieder woord bij te veilen tot het precies goed is. Mijn allereerste roman was daardoor moeilijk leesbaar. Bij het schrijven van mijn laatste twee romans heb ik mijn dichterschap afgeworpen en ben ik een verhaal gaan vertellen. Dat werkt veel beter.”

Eerder verschenen in Knack


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.