"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Pelgrim langs Tinker Creek

Vrijdag, 8 mei, 2020

Geschreven door: Annie Dillard
Artikel door: Marjon Nooij

Ontroerend mooie, verstilde overpeinzingen

[Recensie] Annie Dillard (1945) is zesentwintig wanneer ze een jaar lang in het Amerikaanse Virginia woont, in een vallei waar de Tinker Creek doorheen stroomt. Een schat aan natuurboeken en wetenschappelijke naslagwerken is voor haar een bron van inspiratie. Haar dagboeken waren de aanzet voor het schrijven van Pelgrim langs Tinker Creek, welke verscheen in 1974 en een jaar later beloond werd met de Pulitzer Prize. Dit boek is als het ware een reisjournaal over een jaar lang slenteren langs de oevers van de kreek. Gedurende haar pelgrimage heeft ze alle zintuigen op scherp staan en door haar verhaal te lezen maakt ze de lezer deelgenoot van alles wat ze ziet, hoort, ruikt, voelt en proeft, wanneer ze alle vier de seizoenen letterlijk doorloopt.

“We beleven nu de weelde van  augustus; het groen van wat groeit en gegroeid is verhult. Ik kan tien minuten achtereen naar een etende muskusrat kijken; hij oogst plukken gras die in sprieten uit zijn bek hangen, en als hij weer weg is, zie ik geen kale plek in het gras. Als ik het gras met mijn handen platduw en heel goed kijk, zie ik bijna geen schade, zelfs niet als er intensief gegraasd is. Het gras oogt niet eens platgetrapt. Heeft alles zo’n lichte tred behalve ik?”

Dillard vertelt dat ze religieus is opgevoed en vertelt over haar zoeken naar de Schepper en hoewel ze het er niet te dik bovenop legt, geeft ze hierdoor wel meer diepte aan wat ze schrijft, omdat ze haar eigen ideeën blootgeeft. Niet om de lezer te zien als parochie om voor te preken, maar contemplatief en op zekere manier ook meditatief. Haar kennis van de Koran, literatuur, het leven van de Eskimo’s en diverse citaten verrijken haar teksten. Ze stelt zichzelf voortdurend filosofische vragen en is op zoek naar antwoorden over de natuur, het universum en het sterrenstelsel op micro-, meso-, en macroniveau.

“Helaas is de natuur in hoge mate een kwestie van kiekeboe spelen. Een vis flitst, om voor mijn ogen als zout in het water op te lossen. Herten worden, lijkt het wel, met huid en haar ten hemel opgenomen; de bontste wielewaal valt weg tegen het lover. Zulke plotse verdwijningen dwingen me tot zwijgen en concentreren. […] Want de natuur verhult én onthult: kiekeboe, zo ben ik er nog, zo ben ik verdwenen.”

Boekenkrant

Tijdens haar wandelingen langs de kreek is ze bijzonder opmerkzaam en met een natuurlijke nieuwsgierigheid neemt ruim de tijd om alles wat ze ziet in zich op te nemen en te mijmeren. Ze beschrijft hoe ze, haast oneindig geduldig, een muskusrat bestudeert die zich manifesteert in zijn natuurlijke habitat. Consciëntieus en met veel eruditie beschrijft ze hoe ze de mysteries van wat leeft en beweegt aan het determineren is, waarbij ze regelmatig verwijst naar de literatuur en wetenschap. Zo haalt ze het beroemde gedicht The Waste Land aan dat cultuurfilosoof en dichter T.S. Eliot schreef in 1922. Ook Henry David Thoreau, die leefde in het begin van de negentiende eeuw en onder andere filosoof en natuuronderzoeker was, komt in haar verhalen aan de orde. Deze heeft twee jaar in een hut gebivakkeerd bij Walden Pond, waarover hij zijn boek Walden schreef.

Haar schrijfstijl wisselt voortdurend tussen poëtisch, lyrisch, romantisch en wetenschappelijk, met een invoelbare en inspirerende passie. Toch is niet alles wat ze schrijft alleen maar mooi, want ook de onbarmhartige grillen, de afgrijselijke, smerige, wrede, parasitaire trekjes van moeder natuur komen aan bod. Steeds verlegt ze haar blikveld en richt ze zich op iets anders. Sommige insecten planten zich voort door de huid van een rups te doorboren en hun eitjes in dat lichaam achter te laten. Wanneer de eitjes uitkomen peuzelen de nieuwgeboren larven hun gastheer van binnenuit op. Een ander fenomeen is de reuzenwaterwants die zich stort op een kikker, een gifstof inspuit waardoor de kikker vanbinnen transformeert tot een vloeibare substantie, waarop de wants zijn prooi leeg slurpt en het lege kikkeromhulsel wegdrijft met de stroom. Of de bijzondere gewoonte van de bladluis, die een spoor aan eitjes legt, maar wanneer ze tijdens dit klusje honger krijgt, draait ze zich resoluut om en eet haar eitjes op. Ach… ze kan nog zoveel nieuwe eitjes leggen. Parasieten als paardenhaarwormen boren zich in de hersenen van krekels en sprinkhanen, en richten daar dodelijke schade aan. Kannibalisme in het dierenrijk is een voorkomend verschijnsel. Zo eten chimpansees soms hun soortgenoten en verorbert de vrouwelijke bidsprinkhaan het mannetje na de paring.

Gelukkig weet ze ook vele prachtige wonderen van de natuur te beschrijven, zoals de kleurrijke monarchvlinder die een heerlijk zoete geur verspreidt wanneer het met de vleugels wappert. Ook besteedt ze aandacht aan het fascinerende verschijnsel mimicry, wat inhoudt dat er dieren zijn die hun natuurlijke vijand misleiden door zich camoufleren met het uiterlijk van een planten of andere dierensoorten. Denk hierbij aan de wandelende tak, rupsen die op takjes lijken, of een ongevaarlijke soort die een gevaarlijk of giftig neefje nabootst en er op die manier voor zorgt om geen gemakkelijke prooi te zijn.

Interessant is haar verhandeling over hoe een mens de wereld ervaart wanneer hij altijd blind is geweest en door een operatie ineens kan zien.

“Algemeen gesproken zien mensen die net het gezichtsvermogen hebben gekregen de wereld als een lappendeken van kleurige vlekken. Kleuren ervaren ze als fijn, en ze leren ook al snel de verschillende kleuren te benoemen, maar verder blijft zien voor hen een buitengewoon moeizame onderneming.”

Over dit boek kun je onmogelijk uitgepraat raken. Het is zo´n rijk boek over zoveel rijkdom die de natuur te bieden heeft aan wie zich bewust is van al wat ons omringt. Dillards weet te ontroeren met haar woorden, haar gedetailleerde beschrijvingen lieten me niet los en in sommige passages zijn ze bedwelmend en louterend. Vanzelfsprekend zullen niet alle 304 bladzijden even levendig zijn voor iedere lezer, doordat de auteur af en toe veel feitenkennis aan het spuien is, maar het maakt duidelijk dat de mens zich nederig zou moeten voelen over het feit dat hij deel mag uitmaken van wat hem voedt, ook op geestelijk niveau.

Pas bijna vijfentwintig jaar later, in 1999, heeft Dillard een nawoord geschreven waarin ze beschrijft hoe dit boek is ontstaan, haar schroom om als vrouwelijk auteur een boek op de markt te brengen, omdat ze de hoop had om gewaardeerd te worden om de inhoud van haar boek en niet vanwege haar sekse.

Laat je meevoeren en verrassen door het mysterie van de kosmos met dit ontroerend mooie en beeldschone boek.

Eerder verschenen op Metdeneusindeboeken