"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Pensioen

Dinsdag, 3 mei, 2022

Geschreven door: Willem Elsschot
Artikel door: Chris Reinewald

Gedoe om geld

[Recensie] Na Kaas, maar voor Lijmen/Het been, schreef Willem Elsschot de novelle Pensioen (1937) die in zijn oeuvre door deze twee klassiekers onderbelicht raakte. Ten onrechte. Het is wederom een wrang autobiografisch familieverhaal, waar Elsschot onsentimenteel maar sardonisch een pregnante familiekwestie beschrijft.

Als aanstaande gepensioneerde greep ik naar een toepasselijke Elsschot, die ik zeker bijna een halve eeuw terug las. Inhoud vergeten. De titel slaat namelijk niet op een ouderdomsuitkering maar op een (Belgische) staatsvergoeding voor de erven van een gesneuvelde soldaat. Die relatieve actualiteit – helaas – spoorde mij aan tot herlezing.

In het eerste hoofdstuk schetst de verteller, wederom Laarmans geheten, zijn ongemak als hij tussen de oorlogshandelingen van 1914-18 een neef, Belgisch marinier op verlof, over de vloer krijgt.

Het echtpaar Laarmans is net doende hun hamstervoorraad op een geschikte droge plaats op te bergen. De neef, Willem, heeft het naar zin in oorlogsdienst. Zijn oom erkent:

Boekenkrant

‘“Nu was het een pijnlijke toestand tussen iemand die zoals ik, vrij is van dienstplicht en dus bij de haard mocht achterblijven en een die gaan moest. Wat moet je tegen zo’n jongen zeggen? “Ga lopen of kruip weg” is, dunkt mij de enige raad die men zou kunnen geven zonder God te vergrammen. Maar het zijn woorden. Immers, dat gaat zo maar niet als iemand in zo’n opzichtig pak steekt. Hem bij ons in huis verstoppen tot het over zou zijn, dat zou tenminste nog iets zijn geweest. Maar eerlijk gezegd ben ik meer een man van het woord dan van de daad.”’

Liefdesbaby
Willem blijkt kort voor zijn dienst iets met een meisje gehad te hebben. Met Bertha. Uit een liefdesnacht is een baby voortgekomen. Je kunt er schande van spreken, maar het ook accepteren zonder fatsoensrakkerij of vals sentiment. Bertha en haar babyzoontje worden hartelijk ontvangen. En dan blijkt Willem onvindbaar.

Er komt een kameraad op verlof, langs. Hij houdt de ouders van Willem voor dat hun zoon gesneuveld is. Het blijkt een uitvreter die zich de aandacht en de taartjes van Willems ma en pa laat welgevallen.

Maar daarna volgt een officiële brief waarin gemeld wordt dat Willem zich – springlevend – in Duitse krijgsgevangenschap bevindt. Dan schrijft ook hijzelf. Hij werkt op een boerderij en blijkt het ook daar weer naar zijn zin te hebben – met de boerin, wiens man in Rusland vecht.

Het thuisfront vraagt hij wel om het sturen van voedselpakketten: een taak waarop zijn moeder, Laarmans’ schoonmoeder zich met overgave stort. Elsschot beschrijft de scènes met spot en compassie.

Ook in gevangenschap ontvangt Willem soldij die hij zijn onwettige zoontje gunt. Daarvoor weet hij met veel bureaucratisch gedoe het kind te echten.

En dan gebeurt het toch. Net voor de Duitse overgave bezwijkt Willem aan longontsteking. Twee sjofele kameraden komen het thuis aan de familie vertellen. Van verdriet lijkt amper sprake. De moeder troggelt bij plaatselijke middenstanders geld af om Willem een helden(her)begrafenis te bezorgen.

De Belgische staat kent een oorlogspensioen toe, die Willems moeder zich weet toe te eigenen. En zo volgt in vredestijd een loopgravenoorlog tussen de schoonmoeder en de ongetrouwde moeder en haar zoontje, Alfred. Laarmans ondersteunt zijn nog steeds niet aangetrouwde nicht en het kind. De ongehuwde moeder sluit al gauw een verstandshuwelijk met een oudere, ziekelijke man. Het stel komt zich ook aan Laarmans voorstellen. De nieuwe man neemt de peuter officieel aan als zijn zoon, zodat die nooit hoeft te weten dat Willem zijn vader was. En Bertha laat het pensioen schieten.

Dan maakt Elsschot een sprong in de tijd, waar Top Naeff destijds als critica bedenkingen bij had. We moeten al rond 1937 zijn als de inmiddels volwassen Alfred wil trouwen. Zijn stiefvader overlijdt kort ervoor. Bij de Burgerlijke Stand komt Alfred erachter dat Willem zijn echte vader was, wat hem het recht geeft op een achterstallig wezenpensioen.

Maar dat blijkt door zijn onbekende grootmoeder te zijn getoucheerd. Zij moet dat bedrag grotendeels terugbetalen en zal daarvoor haar huis moeten verkopen. Tenzij haar vijf kinderen hun kindsdeel van de aanstaande nalatenschap…

Als handelsman rekent Elsschot ons de ingewikkelde kwestie over het “eeuwige kindsdeel in vruchtgebruik” voor.

Wat een even schrijnend als vermakelijk boek.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles