"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Phaedra Alastor 824

Zaterdag, 24 oktober, 2020

Geschreven door: Tais Teng
Artikel door: Johan Klein Haneveld

Fantastisch SF-verhaal in fantasievolle omgeving

[Recensie] Een bespreking van een Engelstalige roman in een tijdschrift dat toch zo duidelijk de Nederlandstalige fantastiek beoogt te publiceren en te bevorderen, dat lijkt op het eerste gezicht incongruent. Als de recensenten ook aandacht moeten gaan besteden aan wat schrijvers uit het Engelse taalgebied produceren is het bijhouden van nieuwe publicaties niet meer doenlijk en zou bovendien het blad te klein zijn mocht dat wel lukken. Dit keer echter wel aandacht voor een boek geschreven in het Engels. Een blik op de naam van de auteur laat namelijk iemand zien die voor trouwe lezers geen onbekende is. Verhalen van zijn hand staan al decennia in alle Nederlandstalige SF- en fantasypublicaties en hij is de auteur van al minstens honderd boeken. Samen met Jaap Boekestein vond hij zelfs een heel nieuw genre uit! Als er iemand gezien kan worden als de nestor van het genre in Nederland is hij het wel. Tevens getuigt het nawoord van de auteur dat dit boek is voortgekomen uit een Nederlandstalig project, de verhalenbundel Wereldbedenkers. Deze bevatte verhalen van auteurs uit Nederland en Vlaanderen geïnspireerd door het werk van Jack Vance. Ook Tais Teng leverde twee verhalen aan voor deze bundel. Niet verrassend aangezien invloeden van Vance al zichtbaar waren in zijn eerdere werk, in de levendige culturen met bevreemdende gewoontes, het rijke taalgebruik dat die tot leven bracht en de soms naar schelmenstreken neigende hoofdpersonen. Teng vond het zo bevredigend te schrijven in de verhaalwerelden van Vance, dat hij John Vance van Spatterlight vroeg of hij een roman mocht schrijven. Hij kreeg toestemming en het resulteerde in onderhavig boekwerk, door de auteur zelf van roverafbeelding voorzien.

Ergens is het jammer dat Phaedra niet in het Nederlands uitkomt. Dit is namelijk een fantasievol en fanastisch SF-verhaal dat de groeiende belangstelling voor sciencefiction in ons taalgebied had kunnen stimuleren. Bovendien geloof ik nog steeds dat Nederlandse auteurs het best kunnen schrijven in hun eigen taalgebied. Het Engels van Teng is ontegenzeggelijk goed, nauwelijks van dat van een ‘native speaker’ te onderscheiden en zijn woordenschat is ook in deze taal aanzienlijk, maar het verhaal kwam niet zo tot leven als de beste Engelse SF-boeken die ik ken en ook niet als de boeken van Teng die ik in het Nederlands heb gelezen. Vooral in de eerste hoofdstukken vloeit de taal niet en meende ik toch makkelijk naar Nederlands neigende zinsopbouw te onderscheiden. Het gaf de tekst voor mijn gevoel iets kunstmatigs. Daarom lees ik bijvoorbeeld boeken van Engelstalige auteurs graag in hun eigen taal, omdat er altijd iets verloren gaat tijdens de vertaling. Aan het eind viel dit me minder op, maar dat was mogelijk omdat ik toen helemaal werd meegesleurd door het plot.
Want daar is natuurlijk helemaal niets mis mee. Tais Teng laat zien dat hij een verbeelding heeft die zich kan meten met de besten en bovendien weet hij zijn eigen ideeën naadloos te integreren met die van Vance. Ik heb zelf de Alastor-boeken van Vance niet gelezen en ik kon niet zeggen welke ideeën van Vance waren of van Teng. Wel denk ik op basis van andere boeken van Vance dat een aantal van de naar harde SF neigende ideeën hier uit de koker van Teng zijn gekomen. Ook voelen de ideeën moderner aan dan in oorspronkelijke boeken van Vance, zoals de rol van kunstmatige intelligentie. De mix werkt in elk geval fantastisch. Teng heeft zich volgens mij mede laten inspireren door Lovecraftiaanse creaturen, met teksten die je gek maken als je ze kunt lezen en vergane beschavingen die ver boven ons verheven waren en niet in hun rust (zie ‘R’lyeh’) verstoord moeten worden. En natuurlijk is er een cultus die dat wel probeert. Het begint met sympathieke hoofdpersonen, waaronder levendig geschetste heldinnen, die zich op een nieuwe planeet moeten vestigen en zich de cultuur daar eigen moeten maken. Die cultuur staat in het teken van de galjoenen die de wereld omvattende rivier afzeilen en soms bizarre effecten kunnen hebben op degenen die proberen er aan boord te gaan. Omdat hij tiener is, lijkt Gunnar weinig moeite te hebben met risicovolle ondernemingen en raakt hij betrokken bij de activiteiten van Lavoine. Wat zij beoogt heeft grote consequenties. Het verhaal verandert daarna in een tocht langs verschillende planeten, de een nog bijzonderder dan de ander, waaronder een waar mensen wonen in lettertekens, uitgegraven in de korst van de planeet. Het einde van het boek was ook bevredigend, al bleef het voor mij wat makkelijk voelen, alsof er uiteindelijk weinig op het spel had gestaan voor de karakters, een gevoel dat ik ook wel eens heb bij de werken van Vance. Het voelt soms meer aan als spel dan als werkelijk gevaar en blijft, althans bij mij, niet werkelijk hangen. Ik kan bijvoorbeeld het einde van ‘De grote planeet’ of ‘Spelevaren op de grote planeet’ niet navertellen. Vraag me over een half jaar hoe dit boek afloopt en ik weet het denk ik ook niet meer. Maar mijn reactie op dit fenomeen is natuurlijk puur mijn persoonlijke voorkeur. Ik geloof dat liefhebbers van Vance, maar ook liefhebbers van fantasievolle SF gevuld met kleurrijke werelden en intrigerende beschavingen, met dit boek echt wel aan hun trekken zullen komen en alleen maar hongeriger zullen worden naar meer. Mijn hoop is vooral dat dit type rijk gevulde, van ideeën overstromende SF-romans ook in het Nederlands meer en meer zullen verschijnen.

Eerder verschenen op Hebban

Foodlog