"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Piloot van goed en kwaad

Maandag, 12 november, 2012

Geschreven door: Joost Conijn
Artikel door: Annette Wierper

Adrenaline verdampt de angst

‘Het is een militair eigen om altijd op zijn hoede te blijven, merk ik. Vertrouwen doen ze me niet. Ik blijf een verdachte met een geheime opdracht. Ze vragen zich af hoe iemand met twee verschillende sokken over de jungle kan vliegen en hier komt landen in Nazra. Het kan geen gek zijn. Ze eisen een verklaring. “Not a fool can build and fly this airplane.”´

Maar het kan wel. Joost Conijn bouwde zelf een vliegtuig en vloog daarmee in 2010 dwars over donker Afrika naar de oostkust. Het was niet zijn eerste vehikel en niet zijn eerste reis; met al zijn projecten – zoals een houten auto, een achteruittrapfiets, vliegtuigen – maakte hij reizen die hij op film vastlegde. Nu is er dus ook een boek. Nu ja, boek, Piloot van goed en kwaad is eerder een gemodificeerd logboek. Maar wel een spannend logboek, waarin weliswaar veel gezegd wordt, maar vooral ook veel ongezegd blijft. Want van uitleggen houdt de auteur niet: een boek moet een avontuur zijn, laat hij in interviews weten.

[Zie ook de voorpublicatie op Athenaeum.nl.]

Zo de lezer lang in het ongewisse waar die titel op slaat. Waarom noemt Joost Conijn zich ‘piloot van goed en kwaad’? Pas als het zelfgebouwde vliegtuigje met de amateur-piloot geland is in het vijandige Soedan –we zitten dan al op pagina 162 –wordt de titel iets duidelijker. Want goed is Joost Conijn wel – misschien goed gek – maar enig kwaads heeft hij met zijn expeditie niet in de zin. En dat gelooft natuurlijk bijna niemand op al die plekken waar hij ineens met zijn vliegtuigje voor hun verbaasde voeten neerstrijkt. Pas als hij heeft uitgelegd dat goed en kwaad geen absolute begrippen zijn  -‘het is een afspraak die in elke tijd weer anders is’- begrijpen ze het: elkaars waarheden bestrijden leidt tot oorlog.  ‘Wij zullen ons jou herinneren als de piloot die ons kwam vertellen dat goed en kwaad niet bestaat.’

Piloot van goed en kwaad begint als de OK-NUL 43 van Lelystad opstijgt en de piloten Ward en Joost ‘ingeklemd tussen slaapzakken, kaarten, reserveonderdelen, zwemvesten en vuurpijlen’-  de eerste etappe richting Afrika afleggen. Waarom Conijn dit avontuur onderneemt, hoe hij ertoe kwam een vliegtuig te bouwen dat in zijn verschijning nog het meeste weg heeft van de papieren vliegtuigjes waarmee we vroeger in de klas onze leraren pestten, komen we niet te weten. Er zit dus niets anders op dan maar gewoon met hem mee te vliegen. Dat is geen enkel probleem. Dankzij zijn directe rechtoe-rechtaan-proza, geschreven in de tegenwoordige tijd, nemen we plaats tussen de slaapzakken en zwemvesten.

In soms fraaie zinnen – ‘ik moet de wind leren kennen om hem niet te vrezen’ –  wordt de voortdurend aanwezige angst om neer te storten ingenieus verpakt, zoetjes toegedekt haast. Uit de bijna zakelijke regels stijgt zonder meer een zeker fatalisme op,maar ook een grote onbevangenheid en nieuwsgierigheid. Het moet die onbevangenheid zijn die hem begeleidt en beschermt als hij zonder toestemming landt op afgelegen vliegveldjes. Waar, zoals in Mauretanië, weliswaar eerst de loop van een overjarig kanon op hem wordt gericht, maar waar hem, nadat de nodige stempels in zijn paspoort  zijn gezet, een warm welkom wacht. ‘Toerisme kennen ze niet. Het zijn aardige gastheren zonder bijbedoelingen.’

Even abrupt als het boek begonnen is, houdt het op. Als lezer blijf je achter met minstens een half dozijn vragen: hoeveel geld had hij bij zich en was dat genoeg om al die corrupte politiebazen, beambten, pensionhouders en ieder ander die dacht geld aan hem te kunnen verdienen koest te houden? En hoe zat dat nou met die prachtige Soedanese meisjes die hem werden aangeboden? Was hij verliefd op Alexandra, de mooie Vlaamse  die in de missie in Obo in Oost-Congo verbleef?

Maar Conijn is niet van de romantiek. Emotie neemt in zijn relaas een bescheiden plaats in. De angst om neer te storten is er altijd, maar het is de adrenaline, die de angst verdampt, schrijft hij. Zelfs een smerige cel in Arua (Oeganda) brengt hem niet uit zijn evenwicht. ‘Ik moet doen wat ik anders ook zou doen, en dat is slapen. En niet denken.’

Is een boek als een logboek wel een volwaardig boek te noemen? Misschien niet. Maar dat Joost Conijn meer kan dan een vliegtuigje in elkaar knutselen, is wel zeker.