"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Plattegrond van een jeugd

Woensdag, 21 juli, 2010

Geschreven door: Wanda Reisel
Artikel door: Johan Bordewijk

Wat een rivier zoal meesleurt

Als een huis het hoofdpersonage van een boek is, kun je, als je niet in de buurt woont, met Google Streetview even opzoeken hoe het eruit ziet en de verhalen zo van beeldende ondersteuning voorzien. Eenvoudig vindbaar via deze weg, is Van Eeghenstraat 100, een statig herenhuis tegen het Vondelpark aan, dat centraal staat in de verhalenbundel Plattegrond van mijn jeugd, van Wanda Reisel. Het is haar eerste autobiografische werk, zo vertelt ze in een interview met Boek magazine(januari/februari 2010). Het huis waar ze opgroeide fungeert als de steiger waar een twintigtal verhalen aan opgehangen worden, die een beeld geven van haar schrijverschap. Maar wel een onsamenhangend beeld.

‘Op de oever heb ik staan kijken wat de rivier meesleurt.’ Die woorden kiest Reisel voor het begin van haar epiloog, en dat gevoel bekruipt de lezer ook in deze verhalenbundel. In de stroom van het boek komt er van alles langsdrijven. De verhalen hebben een uiteenlopend, soms fantastisch karakter. In ‘Zo horen tuinen te zijn…’ vertelt ze over een ezel die bij hen in de straat woonde, bij een oude dame in huis. ‘Mijn leraar Nederlands’ gaat over een puberliefde voor – inderdaad – de leraar Nederlands. Maar net zo makkelijk kruipt ze in de huid van een escortdame.

Als motto geeft Reisel het boek een citaat van Mulisch mee: ‘Het beste is, het raadsel te vergroten.’ En dat is precies wat de auteur doet. Hoe divers de verhalen ook zijn in toon en onderwerp, ze hebben een gezamenlijk kenmerk: ze hebben een open einde. In ‘Tipsy cake’ lezen we over vijfentachtig jarige weduwnaar die zich ondanks het verdriet om zijn vrouw staande probeert te houden. De buurvrouw van zijn dochter Ester is een vriendelijke, maar ongelukkig vrouw van zijn leeftijd. Ester brengt de oudjes met elkaar in contact en terwijl die over het verleden babbelen, blijkt de vrouw de zus te zijn van een oude jeugdliefde.

‘Hij legde een arm om haar schouder en zij, zijn vlijde haar hoofd tegen zijn borst, op het gestreken overhemd. Ze hoorde zijn hart.
“Eindelijk,” verzuchte hij. En toen: “Wist je dat ik heel goed Tipsy Cake met Noilly Prat kan maken?”
“Nee,” zei hij zacht, “dat wist ik niet.”’

Schrijven Magazine

In ‘Water en Wijn’ zijn twee bevriende stelletjes het onderwerp: Willem en Roos, tegenover Simon en de ik-figuur. De ik-figuur betrapt Willem met een ander meisje en bij haar wordt ineens een paar keer gebeld voor Simon door ene Liesje. Vreemdgaan is vanaf dat moment het hoofdmotief. Zelf is de ik-figuur ook niet vies van een ander: Als ze op een terras een vriendelijke man ontmoet duikt ze prompt met hem het bed in. Alleen Roos koestert haar trouw, lijkt het Maar ook dit mag niet zo zijn, als de vier vrienden bij elkaar gaan eten blijkt Willem een brief te hebben ontvangen met de zin: ‘Je vrouw vrijdt [sic] met een ander.’ Hoe gaat dit aflopen? Nou, zo:

‘Simons telefoon piepte, een sms. Het was bij halftwee.
Hij hield zijn beide handen stevig aan het stuur.
“Moet je niet kijken?”
“Straks.”
Even later piepte er nog een.
De ruitenwissers schraapten over de voorruit. We waren bijna thuis.’

In beide verhalen kan de lezer de geboden ruimte gebruiken om verder te denken over een afloop. Een open eind geeft lucht. Maar als het keer op keer gebeurt, wordt het vermoeiend. Net als het verhaal naar een climax toewerkt, net als de lezer op het puntje van de stoel zit – ‘Nu komt het’ – breekt Reisel het steeds af.. Een open eind hebben verwordt dan tot ‘de verhalen worden niet afgemaakt’. Het is jammer dat Reisel niet een aantal verhalen een goede ontknoping meegeeft.

Merkwaardig blijft het autobiografische deel over het huis aan de van Eeghenstraat. Reisel vertelt in korte stukjes van een tot twee bladzijden verspreid over het boek, steeds meer over het huis. Ze begint op straat, gaat naar souterrain en bereikt via vier etages het dak. In alle ruimtes die ze tegenkomt, vertelt ze enkele herinneringen.
Door de aparte positie hiervan – ze omarmen als het ware de fictieve verhalen – en door de opzichtige manieren waarop aandacht voor ze wordt gewekt – hun aanduiding in de titel, de aparte, lichtgrijze kleur papier waarop ze zijn gedrukt –, wekken ze de verwachting sturend te zijn voor het hele boek, aanleiding zijn voor de andere verhalen. Dat blijkt niet het geval. Er is geen enkel verband, geen kast in een vertrek dat tot een verhaal leidt, geen stoel of bank die aanleiding geeft voor een verhaal..Dit laat een onbestemd gevoel achter. De jeugdherinnering lijken de ruggengraat van het boek te zijn, maar staan in de praktijk te veel los van datgene wat zij omarmen.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Adam

Auteur:
Wanda Reisel
Categorie(ën):
Literatuur

Liefde tussen 5 en 7

Plattegrond van een jeugd

Die zomer