"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Post voor mevrouw Bromley

Donderdag, 3 november, 2011

Geschreven door: Stefan Brijs
Artikel door: Bob Hopman

Het tweede deel is beter

Zie ook de voorpublicatie op Athenaeum.nl.
Zeven jaar na het bijzonder succesvolle De engelenmaker, komt de Vlaamse Stefan Brijs met een nieuwe roman, Post voor mevrouw Bromley. Het omvangrijke boek bestaat uit twee delen, ‘het thuisfront’ en ‘het westfront’, die samen het verhaal bevatten van de Engelse jongeman John Patterson, eerst literatuurstudent en later soldaat in de Eerste Wereldoorlog. Het is vooral dankzij de omvang, de rust en de ruimte die worden genomen voor een weinig complex verhaal, dat Brijs – in mijn ogen meer een verteller, een plotschrijver, dan een echte rasstilist – het tot een aangrijpend oorlogsboek weet te maken.

Het thuisfront

Het eerste deel begint in 1914, wanneer Engeland de oorlog aan Duitsland verklaart. De oorlog wordt beschreven uit Brits perspectief en een groot deel van de jonge mannen uit dat land meldt zich als vrijwilliger aan om mee te vechten. Onder hen is ook Martin, Johns beste vriend zo lang hij zich heugen kan, broer van zijn heimelijke liefde Mary en zoon van de door hem zeer gewaardeerde mevrouw Bromley. Martin is te jong om te vechten, maar hij probeert zich via allerlei – al dan niet legale – omwegen in te schrijven. Hij tracht John met zich mee te krijgen, maar die keurt het machogedrag en de vechtlust af. Niet uit idealisme of pacifisme, noch uit angst of lafheid: gewoon vanwege een gebrek aan behoefte in oorlog te zijn, en een gebrek aan patriottisme en haat jegens de Duitsers.

Bovendien wil John Engelse literatuur studeren. De liefde voor dat vak is ontstaan dankzij zijn vaders verzameldrift van oude boeken en zijn – zeker voor een postbode – grote bibliotheek. Hij schrijft zich in aan de universiteit, terwijl de sociale druk om het leger in te gaan toeneemt. Eerst alleen op straat, waar hij wordt uitgejoeld vanwege zijn vermeende lafheid, maar vervolgens keert ook Martin zich tegen hem en met hem Mary, die naar haar grote broer opkijkt.

De antipathie die Mary ontwikkelt is schrijnend, maar zelfs wanneer de bommen op Londen beginnen te vallen en Johns vader meer doodsberichten thuisbrengt dan gewone post (wat overigens wél een mooi motief is), krijg ik nergens de indruk dat de juistheid van Johns keuze kan worden betwijfeld. Ten eerste behoudt John zijn medestanders, en niet de minste: zijn sympathieke vader steunt hem, evenals mevrouw Bromley en zijn nieuwe vriend William (een – ietwat afgezaagd – student Duitse letterkunde), die wél uit idealisme uit de oorlog wegblijft, Goethe in de rondte citeert en de Duitse cultuur looft. John raakt dus niet volledig geïsoleerd, wat het effect van Mary’s afstandelijkheid grotendeels teniet doet.

Klungelig ouderwets

Een belangrijkere reden dat Johns twijfel maar niet overtuigend wordt, is te vinden in de moeite die Brijs lijkt te hebben een personage als Martin, Mary, of John zelf te laten leven. Zijn stijl is houterig, de dialogen bijna klungelig ouderwets. In de woorden waarmee William rekruterende meisjes van zich af houdt bijvoorbeeld:

‘“En wat doen jullie hier nog?” wendde hij zich nu op een autoritaire toon tot de drie meisjes. “Wuthering Heights lezen? Nou, dáár red je levens mee! Ons land heeft verpleegsters nodig. En vrouwen die met hun handen werken. Geen bakvissen die van een prins op ’n wit paard dromen. Hup, ga zelf iets nuttigs doen en laat mij met rust!”’

De effectiviteit van deze eigenlijk helemaal niet zo grootse woorden (niemand gebruikt het woord ‘bakvissen’, niemand zegt ‘hup’) is groot: de meisjes druipen af, John wordt Williams bewonderaar. ‘Ik stond versteld,’ zo reageert hij. Het boek krijgt een kinderlijk, naïef karakter door dit soort scènes.

Het westfront

Maar dan slaat het verhaal om en begint ‘het westfront’. Enkele tragische sterfgevallen, waaronder die van zijn vader en William in Engeland, maken dat John niets meer heeft om voor te blijven: hij vertrekt alsnog naar het vasteland. In tegenstelling tot bijna elke handeling in het eerste deel, is deze stap wel geloofwaardig en het lijkt net of hier een heel nieuw boek begint. Een boek vol gruwelijkheden, bloederigheid, stank, en claustrofobische leefomstandigheden. Maar het mooiste aspect blijft de post uit de titel: het is aan John om nieuws over een verdwenen Martin naar huis te sturen, en de familie Bromley hoop te blijven geven terwijl hij meer over het front weet dan ze in Engeland mogen weten. Met alle morele bezwaren van dien.

Dit tweede deel maakt veel goed. Hoewel de stijl stroef blijft en het taalgebruik in de loopgraven kinderlijk, – ‘Heb jij een foto van je meissie?’ – hou ik uiteindelijk een positief gevoel over aan het boek. Williams Wertheranalogieën, Johns leugens om bestwil en ‘zijn Mary’ thuis in Engeland, ze hadden misschien iets sterker uitgewerkt mogen worden, maar spelen als motieven voortdurend op de achtergrond. En in combinatie met de slepende uitzichtloosheid in de loopgraven laten ze een sterke indruk achter.

Boeken van deze Auteur:

Maan en zon

Andalusisch logboek

De engelenmaker