"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Praten met vreemden - Interview

Dinsdag, 31 december, 2019

Geschreven door: Malcom Gladwell
Artikel door: Marnix Verplancke

De mensheid gaat ten onder aan krakkemikkige communicatie en een al te grote bereidwilligheid te oordelen over anderen, zegt poppsycholoog Malcolm Gladwell. Wat we daarentegen vaker moeten doen is Praten met vreemden, zoals de titel van zijn nieuwe boek luidt.

[Interview] Op 10 juli 2015 stapte de jonge Afro-Amerikaanse Sandra Bland in haar auto om boodschappen te doen. Ze reed de snelweg op, vergat daarbij haar richtingaanwijzer te gebruiken en kreeg meteen een politiewagen achter zich aan. Ze werd gemaand aan de kant van de weg te gaan staan, waarna de blanke agent Brian Encinia haar op haar fout wees. Tijdens het gesprek dat volgde stak Bland op een bepaald moment een sigaret op. Encinia vroeg haar die te doven, wat de vrouw weigerde. “Dan mag u nu uitstappen,” reageerde de agent, wat Bland opnieuw weigerde. Wat als een hoffelijk gesprek begonnen was, veranderde daardoor in een dreigende scheldpartij, waarbij Encinia Bland uit haar auto dreigde te sleuren, uiteindelijk versterking opriep en overging tot een arrestatie. Sandra Blands boodschappentripje eindigde in een gevangeniscel, waar ze zich drie dagen later gebruik makend van een plastic zak verhing.

De zaak Sandra Bland staat bekend als een schoolvoorbeeld van het racisme dat heel diep verankerd lijkt te zitten in de psyche van de Amerikaanse ordediensten. Volgens Malcolm Gladwell, succesauteur van boeken als Het beslissende moment en Uitblinkers, is er echter meer aan de hand. “Natuurlijk zal racisme een rol hebben gespeeld,” zegt Gladwell, “Stel dat Sandra Bland blank en 65 jaar was geweest en met een zilvergrijze opgepoetste Mercedes had gereden in plaats van met een oude Japanner, dan was dit nooit gebeurd. Maar er is meer aan de hand dan alleen maar dat. Hier is niet alleen sprake van racisme, maar ook van slechte communicatie en het veel te snel oordelen door de agent. In feite deed hij precies wat hem aangeleerd was tijdens zijn opleiding. Achter een kapot stoplicht of zwalpende rijgedrag zit wellicht iets anders, stipuleerde zijn handboek. Wanneer je dat ziet, moet je wantrouwig zijn, want in de koffer van die auto zouden wel eens drugs of wapens kunnen liggen. Toen Encinia Bland zonder verpinken de autosnelweg zag oprijden, vond hij dat dus verdacht en was hij op zijn hoede. Voor hem was iedereen een gevaarlijke crimineel en dus stelde hij zich bijzonder defensief en agressief op tegenover de vrouw in de auto. Wat ik dus beweer is dat je dit pijnlijke voorval niet moet reduceren tot racisme, want sla je het dood. Nee, wanneer je die zaak bekijkt vanuit mijn optiek, en vaststelt dat er veel te snel en verkeerd werd geoordeeld door de agent, kun je gelijkaardige zaken in de toekomst vermijden, en dat moet toch steeds de bedoeling zijn.”

Wat voor racisme geldt, geldt volgens Gladwell ook voor seksisme. Door discriminerend gedrag in een van deze vakjes te schuiven, maak je het onaantastbaar, terwijl je er juist iets moet aan proberen doen. “Natuurlijk is seksisme een wereldwijd probleem,” gaat Gladwell verontwaardigd verder. “Heel veel vrouwen krijgen de kans niet om professioneel promotie te maken omdat ze vrouw zijn. Seksisme dus, maar in plaats van dat vast te stellen en heel luid uit te schreeuwen, lijkt het me veel productiever om instituten en structuren op te zetten die dit seksisme tegengaan. Is het mogelijk om vrouwen betere promotiekansen te bieden zonder dat we daarvoor eerst de mannelijke psyche moeten omspitten? Ik denk het wel. Je moet het probleem alleen van een andere kant gaan bekijken. Als je echt wil wachten tot iedere man bevrijd zal zijn van seksistische ideeën zul je immers nog lang mogen wachten. Zoveel tijd hebben we niet.”

Pf

In Praten met vreemden gaat Malcolm Gladwell na waarom we het zo moeilijk hebben om anderen werkelijk te begrijpen, waarom we leugens niet herkennen en denken iemands bedoelingen af te kunnen lezen aan zijn gezichtsuitdrukking. Hij haalt er een Cubaanse spionne bij die tot de top van de Amerikaanse veiligheidsdienst was opgeklommen, haar sympathie voor Fidel Castro nooit onder stoelen of banken stak, maar toch een jaar of tien ongemerkt haar gang kon gaan. Hij schrijft over Bernie Madoff, de flamboyante beleggingsbeheerder die het grootste piramidespel aller tijden opzette en met de glimlach miljarden dollars in rook liet opgaan. En hij gaat dieper in op het bizarre gedrag van Amanda Knox dat haar voor de Italiaanse politie meteen verdachte nummer een maakte toen haar kamergenote werd vermoord. Nadat ze op de plaats delict de blauwe plastic overschoentjes had aangetrokken die een agente haar had toegestopt, maakte ze een luchtsprongetje, opende haar armen wijd en riep: “Tadaa!” Het kwam haar op zeven jaar onschuldig in de cel te staan.

Dat we het zo moeilijk hebben met het begrijpen van anderen heeft alles te maken met onze snelle evolutie, legt Gladwell uit: “We zijn gewoonweg niet gemaakt om sociaal contact met vreemden te hebben. We evolueerden in kleine familiale groepen, waar iedereen elkaar kent. Wanneer jij mijn broer bent, is het makkelijk voor mij om op je gezicht af te lezen wat je denkt of voelt. Ik ken je immers al veertig jaar. En het is ook nuttig natuurlijk, want het versterkt de band tussen ons. Daarom denken wij nog steeds dat dit lukt, ook met vreemden, maar dat is niet zo. Wij kunnen het gezicht van een ander niet lezen, want gezichtsuitdrukkingen zijn heel tijd- en cultuurbepaald. Wat hier een angstige gezichtsuitdrukking is, kan in een andere cultuur geïnterpreteerd worden als een verdrietige of een weerzinwekkende. Volgens de Britse classica Mary Beard gebruikten de Romeinen volstrekt andere gezichtsuitdrukkingen dan wij. De gelukkige glimlach die we opzetten wanneer we een bekende ontmoeten, was de Romeinen helemaal vreemd. Zij kusten elkaar op de wang, zonder te glimlachen. Beard vertelde me dat in een Zweedse tv-studio en ze voegde er nog een persoonlijke anekdote aan toe. Ze gaf een jaar les in Californië. Iedere keer ze over de campus liep, merkte ze dat iedereen naar haar glimlachte. Hoe komt het dat iedereen me hier kent, vroeg ze zich af, want in Engeland glimlach je alleen in dat geval, terwijl een glimlach in Amerika niets meer is dan een vriendelijk gebaar.”

Dat mensen zo slecht zijn in het lezen van gezichten zorgt er ook voor dat computers beter zijn in het voorspellen of een verdachte zal hervallen in de misdaad en dus maar beter niet op borgtocht vrijgelaten kan worden. Rechters die over het al dan niet toekennen van een borgtocht beslissen, lezen niet alleen het dossier van de verdachte, maar staan er ook op die man of vrouw te spreken. Hun beslissingen blijken net iets beter uit te draaien dan als ze gewoonweg met de natte vinger door de dossiers heen zouden gaan. Voer echter die dossiers in een computer en deze blijkt een veel zuiverder kijk op de zaak te hebben. De recidivecijfers liggen dan veel lager omdat ze alleen afgaan op de feiten en zich niet laten misleiden door het voorkomen van de verdachten. Toch niet handig, denk je dan, zo’n rechter die geen leugen van waarheid kan onderscheiden, maar zijn vertrouwen heeft ook een voordeel, aldus Gladwell: “We zijn niet geëvolueerd tot leugendetectors, maar wel tot waarheidsgelovers. Dat er zaken zijn in onze maatschappij die we mooi en waardevol vinden wordt juist bepaald door onze mogelijkheid om anderen te vertrouwen. Wanneer je altijd op je eentje blijft en niemand vertrouwt heb je een evolutionair nadeel ten opzichte van degenen die wel mensen vertrouwen, met hen samenwerken en zo iets groters op poten kunnen zetten. Vandaar dat er op vertrouwen geselecteerd is en niet op wantrouwen. Stel dat ik een hoteldetective ben en met een zekerheid van negentig procent kan bepalen welke mensen die het hotel binnenkomen gasten zijn en wie hier is met minder nobele bedoelingen. Niet slecht, denk je nu misschien, maar dat betekent wel dat ik tien procent van de gasten er valselijk van beschuldig iets kwaads van zin te zijn. Mensen vinden dat niet leuk en binnen het jaar is het hotel failliet. Het is dus veel beter om ervan uit te gaan dat iedereen die het hotel binnenwandelt een gast is en er ondertussen zeker van te zijn dat alle deuren op slot zijn en dat je de lift niet kunt gebruiken zonder kamersleutel. Op die manier doe je alleen aan veiligheidscontrole en spreek je geen oordeel uit over mensen. ”

Je zou toch denken dat degene die constant verwacht in een hinderlaag te lopen beter op zijn hoede zal zijn wanneer er werkelijk gevaar dreigt, en dus ook meer kans zal hebben om zijn genetisch materiaal door te geven?

“Dat zou inderdaad zo zijn als het menselijk bestaan vol hinderlagen en gevaren zat, maar dat is niet zo. De meeste mensen zijn eerlijk en aangenaam in de omgang. En wanneer je handelt in overeenstemming daarmee kun je veel meer van ze gedaan krijgen dan wanneer je hen duidelijk voor geen haar vertrouwt. Er bestaan Bernie Madoffs, dat is waar, maar die lopen echt niet dik gezaaid. Wie onophoudelijk achterdochtig is maakt fouten en beschuldigt mensen verkeerdelijk van misdaden. De sociale gevolgen daarvan zijn catastrofaal groot. Een samenleving die constant zulke beoordelingsfouten maakt, wordt met problemen geconfronteerd. Er ontstaan spanningen die als ze blijven duren tot confrontaties kunnen leiden. Wanneer je dus moet kiezen tussen het los laten lopen van de schuldigen en het valselijk beschuldigen van de onschuldigen, ga je voor het eerste. Het is beter om tien schuldigen vrij rond te laten lopen dan om een onschuldige op te sluiten, zoals de Engelse jurist William Blackstone in de achttiende eeuw al zei. Dat is absoluut zo, op die manier bewaar je het vertrouwen in onze instellingen. Achterdochtig zijn heeft dus geen enkel voordeel. Harry Markopolos, de man die Madoff doorhad lang voor iemand ook maar iets vermoedde, zag in iedereen een misdadiger. Zo kun je ons financieel systeem gewoon niet organiseren. Als we iedereen meteen van fraude verdenken, blokkeert het systeem gewoonweg.”

We zijn van nature geneigd mensen te geloven tot we genoeg vermoedens hebben dat ze liegen, zegt u, maar speelt het machtsargument hier ook niet. We zullen toch veel meer geneigd zijn een arts te geloven dan een zuipschuit uit de goot?

“Machtsverschillen vertekenen inderdaad de balans tussen geloof en ongeloof. Mensen in gerespecteerde beroepen of met een specifieke kennis zullen we makkelijker vertrouwen. Het is dus geen zwart-witkwestie maar een graduele. Wanneer een arts ervan beschuldigd wordt zijn patiënten te misbruiken, zal de lat hoger liggen. Het bewijsmateriaal zal sterk moeten zijn en gebaseerd op de getuigenissen van meerdere slachtoffers voor we het geloven.”

Maar het kan wellicht ook de andere kant op gaan? Een Britse conservatief in hart en nieren zal Jeremy Corbyn meer dan gemiddeld wantrouwen?

“Precies, en niet omdat hij dat per se wil, dat zit veel dieper. Hetzelfde geldt voor mensen met een andere huidskleur of uit een andere cultuur. Veel mensen zullen hen onmogelijk evenveel kunnen vertrouwen als mensen uit hun eigen cultuur. En zo zijn er eindeloos veel voorbeelden. Die neiging naar meer of minder vertrouwen is er altijd.”

Kun je dat veranderen? Kun je bijvoorbeeld maken dat mensen vluchtelingen niet langer als leugenachtige profiteurs gaan zien?

“Ik denk het wel. Als je de gemiddelde Amerikaan vraagt hoe groot de kans is dat een immigrant een misdaad pleegt, zal hij ‘heel groot’ zeggen, ‘veel groter dan dat een Amerikaan die pleegt’. Uit statistieken blijkt dat het tegengestelde waar is. Bij immigranten vind je de laagste misdaadcijfers. Wanneer je dat duidelijk communiceert zullen mensen minder intolerant worden tegenover immigranten. Lost dat alles op? Natuurlijk niet, maar het verandert iets, zeker op langere termijn. Iets gelijkaardigs zie je ook bij de werkloosheidscijfers van mensen die net uit de gevangenis komen. Iedereen denkt dat mensen die uit de gevangenis komen weinig kans maken op een job. In realiteit ligt de werkloosheid bij die categorie lager dan gemiddeld. Ze veroorzaken minder problemen en ze zijn minder afwezig. Dat lijkt raar, maar als je uitlegt dat mensen die uit de gevangenis komen weten wat het betekent om je niet aan de regels te houden en dus gedisciplineerder zijn, beseft iedereen hoe dat komt.”

Ook al zijn mensen irrationele wezens, toch denkt u dat u ze met rationele argumenten te overtuigen zijn?

“De waarheid ligt ergens in het midden denk ik. Mensen zijn niet volstrekt rationeel, maar ze zijn ook niet volledig irrationeel. Ik liep vandaag door Amsterdam en stond versteld van de efficiënte interactie tussen voetgangers, fietsers en bestuurders van gemotoriseerde voertuigen. Zij hebben allemaal buitengewoon veel aandacht en eerbied voor elkaar. Soms leek het wel op ballet, vond ik. Het is voor ieder van die drie groepen een kwestie van geven en nemen tot er een soort harmonie ontstaat. Voor mij is dat een voorbeeld van de mens op zijn best.”

Iets als gezond verstand dus?

“De cruciale vraag is altijd in welke mate onenigheid tussen mensen het gevolg is van foute of onvolledige informatie. Wanneer ik kijk waar mensen op Twitter ruzie over maken, merk ik dat zij zich daarbij vaak baseren op misverstanden. We denken dat we over hetzelfde praten, maar dat is in feite niet zo. We oordelen veel te snel, nog voor we de details van iets kennen of de context waarin iets gebeurt. Of de emotionele inhoud van iemands woorden ontgaan ons. En dus krijgen we polarisatie.”

Laat ons eens terugkeren naar Sandra Bland en agent Encinia. Berustte het misverstand tussen die twee niet op het feit dat de agent volkomen fout reageerde?

“De reactie van de agent was op een andere plaats en tijdstip misschien wel passend geweest, om twee uur ’s nachts in een problematische buurt bijvoorbeeld, maar niet in een slaperig forenzenstadje tijdens een zonnige namiddag. Welke communicatie gepast is tegenover wie hangt in grote mate af van de plaats en het tijdstip, en Encinia ging daar inderdaad in de fout. Je zou er trouwens versteld van staan hoe groot de band tussen wat we denken en doen en onze omgeving soms wel is. Het mooiste voorbeeld daarvan gaat over zelfmoorden door middel van gasintoxicatie. Tussen 1965 en 1977 werd het Britse gasnetwerk omgebouwd van kolengas naar aardgas. Waar dat eerste een grote hoeveelheid koolmonoxide bevatte en dus ideaal was om zelfmoord mee te plegen, gold dat niet voor aardgas. Dat gas bevat geen koolmonoxide. Vandaar dat Sylvia Plath in 1962 nog zelfmoord kon plegen door haar hoofd in de oven te steken en het gas open te draaien, waar haar dat vijftien jaar later wellicht alleen maar een stevige hoofdpijn opgeleverd zou hebben. Plath was trouwens niet alleen met haar zelfmoordmethode. In 1960 pleegden meer dan 2500 Britten zelfmoord door het gas open te draaien. Na 1977 kon dat dus niet meer. Je zou dan verwachten dat die mensen een andere manier zouden zoeken om uit het leven te stappen, maar dat blijkt dus niet zo te zijn. Het totale aantal zelfmoorden nam evenredig af met het aantal zelfmoorden door gas. Met andere woorden: mensen die anders het gas hadden opengedraaid pleegden geen zelfmoord meer. Zelfmoord blijkt dus geen zaak van depressieve mensen te zijn, maar wel van depressieve mensen op een bepaald moment waarop ze heel kwetsbaar zijn in combinatie met een specifieke beschikbare methode.”

Verander de omstandigheden en je krijgt een andere situatie?

“Precies, als je die agent aanleert dat hij niet zo snel moet oordelen, zullen er minder Sandra Blands zijn. Jaarlijks plegen er in de V.S. veertigduizend mensen zelfmoord. In vergelijking met Europese landen is dat enorm veel. De reden is niet dat Amerikanen depressiever zijn dan Europeanen, maar wel dat het voor hen gewoon veel makkelijker is. De helft doet dat immers met een handwapen.  Zowat iedere Amerikaan heeft er daar wel een paar van in huis, dus ver moet hij niet lopen als hij zelfmoord wil plegen. Voor mij is dat trouwens de voornaamste reden om strenge wapenwetten in te voeren. Traditioneel heeft men het altijd over het gevaar dat iemand met een wapen oplevert voor anderen. Daar worden dan altijd argumenten tegen ingebracht als zou iemand met een wapen een andere schutter ervan kunnen weerhouden onschuldigen neer te schieten. En dus verandert er niets. Het gevaar dat iemand met een wapen voor zichzelf betekent is echter onweerlegbaar. We zouden jaarlijks twintigduizend zelfmoorden kunnen voorkomen door die wapens te verbieden. En toch heeft niemand het daar ooit over.” 

Voor dit boek heeft u jaren onderzoek gedaan. Wat is uw conclusie? Hoe kunnen we een vreemde best benaderen?

“Door hem niet te beoordelen en ieder besluit over hem zo lang mogelijk uit te stellen tot we weten hoe en wie hij is. En door erop te vertrouwen dat hij eerlijk is tot het tegendeel is bewezen. Een goed mens zijn wil voor mij zeggen dat je respect hebt voor de ongrijpbaarheid en de complexiteit van de ander. En toch gaan we daar zo vaak in de fout. Enerzijds denken we zelf een mysterie te zijn voor anderen, maar tegelijkertijd zijn we er ook van overtuigd dat anderen een open boek zijn voor ons. Al te vaak gaan we al te vlug over tot het ongegrond oordelen over iemand, met haat, nijd en woede tot gevolg. Doe dat niet. Het lijkt een non-issue, maar het is erg belangrijk, en het gebeurt veel te weinig.”

Malcolm Gladwell (°1963, Fareham, UK)

Werkte als journalist o.m. voor The American Spectator en The Washington Post voor hij in 1996 toetrad tot de redactie van The New Yorker, waar hij nog steeds werkt.

Debuteerde in 2000 met The Tipping Point, waarin hij het had over het moment waarop iets mits een kleine duwtje de verkeerde of juiste kant op een heel andere weg op kan gaan, zoals een probleemwijk bijvoorbeeld. Het was ook het eerste boek dat de rol van influencers in onze samenleving belichtte. Het boek is nog steeds een bestseller.

In 2005 volgde Blink: The Power of Thinking Without Thinking, waarin Gladwell betoogde dat we soms betere oordelen vellen op basis van slechts enkele doorslaggevende feiten dan wanneer we er een uitputtende studie van maken. Onbewuste intuïtie is dus niet altijd een slechte gids.

Nadien volgden nog vier andere boeken over de verraderlijke en verlokkelijke dwaalwegen van de menselijke psyche, waarvan Praten met vreemden (vertaling van Talking to Strangers) het recentste is. Zijn werk wordt wel eens vergeleken met dat van Steven Pinker en Daniel Kahneman.

Eerder verschenen in De Morgen

Lees ook de recensie van dit boek van Tea van Lierop