"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Pudlenka

Zaterdag, 20 november, 2021

Geschreven door: Karel Čapek, Josef Čapek
Artikel door: Chris Reinewald

Baas, denk niet dat ik niet om je geef

[Recensie] Logisch dat na het wereldberoemdste Tsjechische kinderboek, over het hondje Dasja ook het andere honden- en kattenboek Pudlenka van de Praagse broers Karel & Josef Čapek naar het Nederlands is vertaald. Karel schreef het in 1933 in een mild humoristische stijl zoals de huisdierenverhalen van Godfried Bomans, Simon Carmiggelt, Annie M.G. Schmidt, W.F. Hermans en Rudy Kousbroek.

Josef maakte de grappige lijntekeningen. Bij het lezen van Pudlenka viel mij een eigen beschamend hondenavontuur à la Čapek te binnen. Er kwam eens een schoonzus op bezoek die daarna even ergens anders heen moest. Ze had haar jonge Jack Russell mee genomen. Sam heette zij (dat hondje, bedoel ik). Of ik ondertussen niet even op Sam kon passen? Zeker, daar ben je een zwager voor. Een rondje in de buurt maken? Natuurlijk! Aldus gebeurde. Toen haar baasje weg was nam ik Sam uit wandelen. Aangelijnd – want als iedere Jack Russell was Sam nogal fel van aard. Een bal apporteerde ze bijvoorbeeld door die mors- en morsdood te bijten en een uur later aan je voeten te leggen. Dit keer maar geen bal mee. Bij een drukke weg stopte ik. Misschien toch iets te gevaarlijk om Sam, hoewel aangelijnd en al, naar de overkant mee te trekken. Dus tilde ik het gespannen hondenlijfje op en droeg haar naar de overkant, zoals ik onze huiskater Henk wel ‘ns droeg. Dat ging goed. Veilig aangekomen bij de overzijde liet ik Sam los door mijn armen uit te spreiden om haar zo op haar pootjes terecht te laten komen. Ai. Au. Het hondenbeestje smakte ongenadig hard op de trottoirtegels. Een passant zag het gebeuren en voegde mij toe: “Kèn je wel? Zo’n beest laten vallen?” De man had gelijk. Gelukkig krabbelde Sam weer op. Alle pootjes deden het nog. Ik vervolgde mijn weg naar een vriendin, iets verderop. Leuk, haar verrassen met mijn leenhondje. Ik belde aan. Ze opende de deur en keek verbaasd naar het viervoetertje en toen naar mij. ‘Dit is Sam,’ zei ik en vertelde met enige gêne wat voor onverkwikkelijks ons net ervoor was overkomen. Ze schudde haar hoofd en sprak: “Een hond is geen kat! Dat zou je toch moeten weten.” Gelijk had ze.

Uitgelaten door een hond

Kortom, er zijn hondenmensen zoals er ook kattenmensen zijn. Karel Čapek maakte echter geen onderscheid. De Pudlenka uit de titel is een aangelopen katje en gemakshalve ook de naam van haar (klein)dochters. Toch gaat het boekje het meest over honden. Schnauzers, pinschers, barzois (na de Jugendstil uit de mode geraakt), airedales, foxterriërs, pekinezen, boxers en een kwaaie Sint Bernardshond die Čapek bedreigt maar kalmeert wanneer deze hem amicaal toespreekt in het Tsjechisch en vervolgens het Boheems-Duits. Veilig achter een hek blijkt de dorpsbevolking een en ander met opperste verwondering te hebben gevolgd.

Omgekeerd meent Čapek honden in hun eigen taal te horen klagen over ‘die vervloekte vlooien’ of geërgerd ‘ópdonderen’ mopperen, zoals volgens Rudy Kousbroek Engelse honden duidelijk ‘hwaussages’ (worstjes) blaffen.    

Boekenkrant

Čapek vertelt aan zijn – blijkbaar jeugdige – krantenlezers van de ‘Lidové noviny’ (Volksnieuwsblad, het oudste Tsjechische dagblad) over de omgekeerde wereld waarin honden en katten zíjn leven bepalen. Hoe híj uitgelaten wordt door de hond. Hoe op een hondententoonstelling de rasdieren de rust zelve zijn en hun baasjes zenuwachtig naar elkaar grommen.

Čapek meent de denkwereld van zijn huisdier te doorgronden. De teefjesschaamte om een onverwachte zwangerschap. En daarom niet meer kunnen spelen. Maar ook is daar de wreedheid van een menselijke buurman tegen andermans huisdieren. (Ik bespaar de lezer de details).

Ronduit ontroerend is de verkapte liefdesbetuiging van de kat aan haar baasje:

“Denk maar niet dat ik om je geef. […] Soms verstomt het ritselen [van je poot]. De arme domkop weet niet hoe hij moet spelen, dat vind ik zielig [..] en dan miauw ik ontstemd en zachtjes, zoet en smartelijk. Dan tilt mijn Baas mij op en boort zijn warme gezicht in mijn vacht. Op dat moment voel ik in hem een flits van een hoger leven, en dus zucht hij van voldoening en spint iets wat bijna te verstaan is.”

In het nawoord van Pudlenka doet Olga Scheinplugová, Karels weduwe, nog een onthulling.

Nadat Karel op vakantie in Noorwegen met veel bloed en schrammen een veldmuisje ‘redde’ uit de muil van een verwilderde kat, verspreiden de katten het gerucht dat die Praagse schrijver uit de wijk Vinohrady niet meer aan hun kant stond. Daarna trokken de katachtigen niet meer zo snel naar hem toe. Zou het waar zijn? Ik geloof er niets van.

Anders dan Dasja dat meer een kinder(voor)leesboek is laat Čapek zich in – het uiterlijk ook al weer zo mooi uitgegeven – Pudlenka verleiden tot wat moeilijke woorden en best wel wrede scènes.

Voor 14 jaar en ouder dus. En daarna De Aaibaarheidsfactor van Rudy Kousbroek (her)lezen over de hond, die – zoals katten weten – eigenlijk een oerdomme man in een hondenpak is.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Lees ook de recensie van Alek Dabrowski