"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Rauw & alsof

Vrijdag, 10 april, 2020

Geschreven door: Valerie Tack
Artikel door: Marnix Verplancke

Verslavend en ingenieus debuut

De eerste zin :

“Hij ligt niet langer op de rijbaan, waar ik hem zowat tien minuten geleden achtergelaten heb, maar iets verderop, onderuitgezakt tegen de muur waar hij me eerder in de avond hardhandig tegenaan geduwd heeft.”

Een jonge vrouw vermoordt de man waar ze al een tijdje een relatie mee heeft. Een moord met voorbedachte rade ook, want het mes dat ze een paar keer in zijn buik ploft zat al lang klaar in haar handtas, te wachten tot zij en hij er klaar voor waren. In Rauw & alsof neemt Valerie Tack ons mee het verleden in, op zoek naar de reden voor deze moord. Hoofdstuk na hoofdstuk worden we dieper de duistere geest van de vrouw ingetrokken, naar het moment dat de man haar vereeuwigde op een schilderij bijvoorbeeld of dat hij haar voor het eerst Vogel noemde, tot haar initiële inzicht dat hij haar slachtoffer zou worden. “We keren de chronologie om,’ schrijft Tack, ‘Eerst roken. Dan vrijen.”

In een tweede verhaallijn, die rimpelloos doorheen de eerste is geweven, volgen we de vrouw van haar kindertijd tot het moment dat ze in de man het object van haar ultieme wraak ziet. We leren haar kennen als meisje, opgroeiend op een boerderij die met ijzeren hand geleid wordt door haar alcoholistische en gewelddadige vader. Onvoorspelbaar als een formatie spreeuwen is hij. “Wij zwenkten met hem mee. We verloren samen met hem hoogte en vielen samen naar beneden,” schrijft Tack. Maar de vrouw weet te ontsnappen uit het dorp en gaat in de stad studeren, waar ze de amoureuze avonturen aan elkaar rijgt en uit de keukenkast van iedere geliefde een koffiekopje ontvreemdt. Een heuse pronkkast vol serviesgoed wordt het, stille getuigen, al dan niet gebroken en nadien weer aan elkaar gelijmd, van een oefenparcours.

Yoga Magazine

Nog afgezien van de originele structuur valt Rauw & alsof ook op door de cynische stem van het vrouwelijke hoofdpersonage. Misschien heeft ze bij al die geliefden iets gevoeld, merkt ze bijvoorbeeld op, of heeft ze toch tenminste iets willen voelen, maar kwam het iedere keer toch weer neer op zelfbedrog. Haar maak je niets wijs, besef je. Zij redeneert je zo de vernieling in, of het maïsveld, waar je gegrepen wordt door een verhakselaar en er alleen een paar stukjes stof van je overblijven, als kleine vlagjes op een stoppelveld. Rauw & alsof is een opmerkelijk debuut, soms tragisch, vaak grappig, maar altijd verslavend ingenieus.

3 vragen aan Valerie Tack

Waarom gaat een van je twee verhaallijnen tegen de richting van de tijd in?

Tack: “Omdat ik een whydunit wou schrijven en geen whodunit. Ik wou geen klassieke opbouw waarbij op het einde van een verhaal iemand vermoord wordt. Dat zou al te makkelijk geweest zijn. Het leek me interessanter om met die moord te beginnen en de lezers geleidelijk aan te laten ontdekken hoe het zover is kunnen komen.”

Op de achterflap staat dat je iets met Stijn Streuvels hebt. Wat precies?

Tack: “Wat ik heel sterk vind aan hem is hoe hij een personage kan neerzetten door het alleen te beschrijven. Hij zegt niet wat mensen denken, want dat irriteert me vaak in boeken. En hij schrijft over mensen die voor het ongeluk geboren lijken te zijn. Mijn hoofdpersonage heeft hetzelfde gevoel, mar zij legt zich in tegenstelling tot Streuvels’ personages niet bij haar lot neer. Zij wil er iets aan doen, maar wat ze doet is niet bepaald constructief. En ook niet onbelangrijk, ik kom van het platteland en dat is waar Streuvels over schreef.”

En wou je net als je hoofdpersonage als meisje ook met een tractor leren rijden?

Tack: “Natuurlijk, en ik kan het ook. In het boek laat ik de vader zijn dochter beloven dat hij haar zal leren rijden, maar dat is eerder een smoes. Hij wil dat helemaal niet. Zijn dochter moet haar moeder helpen en zorgen voor de was en de plas. Ook al ben ik niet zelf op een boerderij opgegroeid, toch ken ik dat gevoel. Ik moest altijd helpen bij mijn tante, aardappelen schillen, terwijl ik ook wel eens met de tractor wilde rijden, maar dat mocht niet. Ik mocht alleen de ramen van de tractor wassen, en ze nadien opwrijven met krantenpapier zodat ze mooi zouden glanzen. Zo’n traditionele gezinsvorm had zijn voordelen. De man werkte op het land en de vrouw in het huis. Je wist waar je aan toe was. Het had iets moois en veiligs, waar je rustig van kon worden, maar ook iets beknellends natuurlijk. Niet toevallig wordt in mijn boek vaak koffie gedronken. Koffie is een manier om het veilig te houden en niet te hoeven spreken over moeilijke zaken. Koffie is gezelligheid en die wil je niet verpesten, maar zo blijft er ook heel veel verborgen en onbesproken.”

Eerder verschenen op Knack