"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Roem van het recht

Zondag, 28 maart, 2021

Geschreven door: Agnes Schreiner
Artikel door: Roeland Dobbelaer

[Recensie] Als Agnes Schreiner op bladzijde 67 van haar proefschrift Roem van het recht verklapt dat haar leermeester de Franse socioloog-filosoof Jean Baudrillard is, wordt er een heleboel duidelijk. Tot dan zal de lezer zich vertwijfeld hebben afgevraagd in wat voor boek hij of zij nu weer terecht gekomen is. Schreiners proefschrift is namelijk verre van een gewone dissertatie. Het is een gedachtenexperiment en voor een gedachtenexperiment geldt dat het geen begin of einde hoeft te kennen. Baudrillard had het, kortom, niet beter gekund.

Maar waar gaat het Schreiner in haar boek nu om en wat betekent de titel Roem van het recht? Het boek behandelt het recht, de rechtspraak en rechten. In het voorwoord vertelt Schreiner dat ze de stelling onderuit wil halen dat aan het recht geen eer te behalen valt omdat het saai zou zijn. Niemand en zeker de pers niet zou geïnteresseerd zijn in die langdurige discussies over punten en komma’s in bijvoorbeeld het wetboek van strafrecht. Maar het recht is meer dan alleen dit soort discussies, aldus Schreiner. Vandaar dat ze een aantal andere aspecten van het recht wil bespreken, “de glansrijke en eclatante momenten van het recht”, die wel bij ‘massa’s’ interesse wekken en waaraan wel roem te behalen valt. Twaalf van dit soort fenomenen in evenzoveel opstellen (waarvan er acht eerder gepubliceerd zijn onder de titel De ambiance van het recht) passeren de revue, zoals computercriminaliteit, voorrechten, het recht op informatie en de georganiseerde misdaad. De enige overeenkomst tussen deze verschijnselen is dat ze een opvallende plaats innemen in de wereld van het recht; onderlinge samenhang tussen de twaalf opstellen ontbreekt verder. Bij elk onderwerp heeft Schreiner wel een interessant of in ieder geval opmerkelijk gezichtspunt.

Een voorbeeld. In het derde opstel Crimewars-starlaws stelt ze de kritiek op de hypertrofie van het rechtswezen, de abnormale groei van wetten, ter discussie. Deze kritiek komt onder andere voort uit de overtuiging dat overregulering en invoering van nog meer wetten en regels een praktische uitvoering onmogelijk maken en zelfs misdaad en fraude in de hand werkt. Schreiner beaamt dat een verdere groei van het recht deze gevolgen kan oproepen, maar bestrijdt de gedachte dat deze groei in te dammen is. Een overvloed aan centralisatie mag dan wel een decentralisatie oproepen, na een overvloed aan juridisering is er volgens Schreiner geen dejuridisering mogelijk. Want het recht is, aldus Schreiner, per definitie hypertrofisch. Het heeft de neiging in alle gebieden gezag te doen gelden en dat betekent dat op het moment dat er zich iets nieuws voordoet, er onmiddellijk rechten worden geclaimd en wetten worden ingevoerd. Dit werkt zo sterk dat zodra er sprake was van activiteiten in de ruimte, er direct ‘star laws’ (‘nieuwe grondrechten zonder grond’) werden opgesteld.

Wat we met deze wetenschap aan moeten? Schreiner geeft er geen uitsluitsel over. Het gedachtenexperiment is, zoals gezegd, nog volop gaande. Hierdoor is Roem van het recht een aardig boek voor mensen die intellectueel geprikkeld willen worden, het is daarentegen uitermate vervelend voor hen die kennis willen nemen van afgeronde en uitgewerkte ideeën. De lezer is gewaarschuwd.

Yoga Magazine

Eerder verschenen in NRC.