"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Redbad

Woensdag, 4 juli, 2018

Geschreven door: Erik Goosmann
Artikel door: Karin de Leeuw

Koning in de marge van de geschiedenis

[Recensie] Twee weken geleden kwam de film Redbad, een spektakelfilm met veel actie en aantrekkelijke beelden, in de Nederlandse bioscopen. Misschien is het niet toevallig dat juist een historicus werkzaam op de Radboud Universiteit Nijmegen, Sven Meeder, het idee kreeg om eens op een rijtje te zetten wat we eigenlijk weten over deze Redbad. Hij deed dat samen met een collega uit Utrecht, Erik Goosmann.

Redbad, of Radboud, wordt een Fries genoemd en leefde in een tijd nog voor Karel de Grote in ons land. Hij is ons alleen bekend uit de bronnen van zijn tegenstanders: de Franken en de Engelse missionarissen.

De historici hebben zich met dit boek nadrukkelijk gericht tot een groot publiek. Redbad leefde aan het einde van zevende en het begin van de achtste eeuw. We gaan er van uit dat hij is gestorven in 719. Twee belangrijke ‘feiten’ uit zijn leven zijn bekend: in 697 komt het tot een treffen tussen de Frankische Pepijn II en de Friezen onder leiding van Redbad bij Dorestad. Die strijd wordt verloren door de Friezen en Redbad vlucht met wat er over is van zijn troepen. Van deze strijd weten we uit drie bronnen. Het zijn alle drie Frankische kronieken en ze zijn geschreven dertig tot honderdtien jaar na het gevecht.

Een tweede voorval heeft een meer anekdotisch karakter. De ijverige missionaris Wulfram had de koppige heiden Redbad zo betoverd met zijn verhalen over het eeuwig leven in de hemel dat Redbad had besloten – hij zal tenslotte tegen die tijd, 718, al wat op leeftijd zijn geweest – om zich te laten dopen. Hij stond, ergens op het Friese platte land, al met zijn voeten in het doopwater toen hij dacht aan zijn voorvaderen. Hij vond het een aantrekkelijk idee zelf in de hemel te komen, maar hoe zat het nu met zijn voorvaderen? Zou hij daar nog wel mee verenigd worden? Nee, zei de missionaris. Mensen die niet gedoopt waren, zouden eeuwig lijden in de hel. Redbad dacht even na en besloot toen dat hij liever brandde in de hel met zijn voorvaderen dan dat hij eeuwig in de hemel ging zitten met god en zijn engelen; wat een vreselijke heiden met een hart van steen.

Kookboeken Nieuws

Of niet? Ook hier geldt weer: de bron die dit verhaal vertelt, is van na die tijd. Hij stamt uit de tijd van Willibrord, die campagne voerde met de stelling dat wie niet gedoopt was het eeuwig leven niet kon verwerven. In die strijd paste wel een verhaal dat ook een illustere voorganger, in zijn geval missionaris Wulfram, dit al had verkondigd.

De historici geven aan dat een probleem bij de interpretatie van deze verhalen is, dat we geen Friese bronnen hebben. We weten eigenlijk niet wie de Friezen toen waren. Ook niet vast staat welk gebied nu eigenlijk tot het land van de Friezen gerekend moet worden. Overdracht van verhalen over het verleden ging bij de Friezen nog via barden en vertellers. De beroemdste van hen is zonder meer Bernlef. Duidelijk is dat het rijk van de Friezen gelegen was aan de rand van het steeds groter en machtiger wordende Frankische Rijk. Het Friese rijk liep langs de hele Hollandse kust tot aan het Zwin in het huidige België.

Aan het begin van de achtste eeuw is het Frankische Rijk in een voortdurende strijd verwikkeld tussen koningen en hofmeiers, echte zonen en bastaards. Allemaal meenden ze aanspraken te kunnen maken op waardigheden en functies. In het zuiden aan de grens roerde Acquitanië zich, in het noordwesten de Friezen. Tegelijk waren er ook banden tussen de Friezen en Franken. De Friezen waren bijvoorbeeld jaarlijks aanwezig met koopwaren op de jaarmarkt van Parijs.

De Friezen hadden diverse leiders, die allemaal een eigen gebied bestuurden. De bezittingen van Redbad grensden op twee plaatsen aan het rijk van de Franken. Het is dus niet zo vreemd dat juist hij intensiever contact met ze had en dat daarbij ook botsingen optraden. De mondingen van de grote rivieren en de daarbij behorende rijke handelssteden als Dorestad waren uiteraard voor iedere vorst interessant.

De rol van geloof en zending in die tijd is voor ons, mensen van nu, altijd moeilijk te duiden. Duidelijk is wel dat politieke belangen daarbij minstens zo vaak een rol speelde als ideologische overtuiging. Ook maakt niet iedere missionaris de indruk orthodox, fanatiek of fundamentalistisch te zijn. Religie had een andere functie dan tegenwoordig in het openbaar leven én in het magisch denken. Daarnaast speelde zaken als het verwerven van land een belangrijke rol en was soms een regelrechte aanleiding voor bekeringsdrift.

De auteurs gaan op al deze zaken in en leggen in vier overzichtelijke hoofdstukken uit wat we nu wel en niet weten en hoe sommige verzinsels in de wereld gekomen zijn, met welk doel en door wie. Het is uiterst onderhoudend. Lastig is natuurlijk wel dat het om intriges met wijdvertakte ontwikkelingen gaat, waarbij een groot aantal personages betrokken is. In het boek is een stamboom en een tweetal landkaarten opgenomen, maar het blijft ingewikkeld en doet de lezer vrij snel de weg krijt raken.

In een vijfde hoofdstuk gaan Meeder en Goosmann in op de manier waarop in de loop van de eeuwen is omgegaan met het verhaal van Redbad. Prachtig is de anekdote uit de Historiae Frisiae uit het midden van de vijftiende eeuw. Daarin zouden de Frankische Karel Martel en Redbad in een duel hebben gevochten om de heerschappij van ‘Friesland’. Het duel bestond er uit dat beide vorsten zo lang mogelijk stil moesten blijven staan. Toen de handschoen van Karel van zijn hand gleed, bukte Redbad zich om zijn tegenstander diens handschoen terug te geven en moest hij zijn hoffelijkheid bezuren met het verlies van zijn land. Het zal duidelijk zijn dat dit een anekdote is die meer past in de hoofse traditie van de riddertijd dan in de tijd van Karel de Grote en Noormannen.

De auteurs wijzen er in hun laatste hoofdstuk op dat het belangrijk is op objectieve wijze geschiedenis te schrijven aan de hand van bronnen, waarvan ook de herkomst goed onderzocht is. Gebruik van de geschiedenis voor propaganda doelen, hoe verkapt ook, kan gevaarlijk zijn. In dat verband verwijzen de auteurs naar de nazi-tijd waarin heel vrij werd omgegaan met eigenschappen en feiten die werden toegeschreven aan Germanen, wie dat dan ook zijn geweest.

De film die nu recent in de bioscoop verschenen is, Redbad: 754 na Christus, is gemaakt door producent Klaas de Jong en regisseur Roel Reiné. Eerder maakten zij de film Michiel de Ruyter (2015) en volgens ingewijden is Willem van Oranje de volgende die zij op hun lijstje hebben staan. Reiné zei over de keuze voor deze onderwerpen in een interview: “We willen het publiek een leuke avond bezorgen met een entertainende film, maar ook laten zien: wat wij hier hebben, hoe wij hier leven, dat hebben we te danken aan deze mensen.” Dat in het geval van de film Redbad de historische werkelijkheid, grotendeels is losgelaten, lijkt er niet toe te doen voor de filmmaker. Het zal duidelijk zijn: Meeder en Goosmann zijn het daar niet meer eens.

Het boek vertoont zowel in zijn formaat als de keuze van de kaft en de prijszetting overeenkomst met een moderne fantasy roman. Dat lijkt me goed gekozen. Voor mensen die gemiddeld niet zo veel lezen, zullen echter zelfs deze kleine tweehonderd pagina’s nog een flinke kluif zijn. Wat dat betreft is het jammer dat zo’n boek waarschijnlijk vrij snel geschreven moet worden en dat slechts een beperkt budget beschikbaar is. Ik had bijvoorbeeld nog graag meer gelezen over archeologische vondsten uit die tijd. Ook mooie tekeningen of foto’s zouden de concurrentie met de aantrekkelijke beelden van de film hebben versterkt.

Naast deze twee historici heeft ook de Nestor van de vroeg middeleeuwse geschiedenis van Nederland, Luit van der Tuuk een boek geschreven, Radbod, koning in twee werelden is de titel. Ook Van der Tuuk wil de waarheid over het voetlicht brengen, teneinde valse vergelijkingen tussen toen en nu tegen te gaan. Hij doet dit lichtvoetig en met grote eruditie. Ik vind dat boek mooier, maar voor de doelgroep van filmgangers is de opzet van Meeder en Goosman zeker geslaagd te noemen.

–-

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur: