"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Rede & Religiositeit

Zondag, 19 april, 2020

Geschreven door: Ton de Kok
Artikel door: Bart Deckx

Teleurstellend essay in het debat geloof-wetenschap

[Recensie] Voormalig Tweede Kamerlid Ton de Kok is nu leraar levensbeschouwing in Amsterdam. Religiositeit boeit hem al jaren, zo getuigen zijn drie voorgaande boeken waarin hij wetenschappers, filosofen, kunstenaars en schrijvers over het goddelijke aan het woord liet. Nu beschrijft hij zelf zijn “positie tegenover het bestaansmysterie”. Jammer genoeg sluipt minachting voor klassieke gelovigen al te vaak rond.

Elementair in de Koks godsbegrip is de tegenstelling God-de-Vader en God-Natuur. De eerste categorie is een verwoording voor de klassieke gelovigen – of ze nu joods, christelijk of islamitisch zijn. Zij zitten vast in “groteske vormen van bijgeloof”. De ratio-religioso hangt een religie binnen de ratio (de wetenschap) aan:

“Je kunt de kosmos, in zijn almacht en alwetendheid, eigenschappen die zijn natuurwetten karakteriseren, met reden de erenaam God geven. In tegenstelling tot God-de-Vader is God-Natuur zichtbaar, voelbaar en ervaarbaar. Zij bezit een allesbepalende kosmische intelligentie en een volmaakt creatief vermogen waarmee Zij in Haar eeuwige bestaan alles, alle dingen en al het denken, voor een relatief korte tijd voortbrengt.”

Wat is dan het leven? “We worden door de kracht van God-Natuur geboetseerd, we bestaan een korte tijd en vallen vervolgens als een oude kist in atomen uit elkaar.” Die boodschap is voor de Kok niet hard, maar net troostend. Dat is de kern van zijn levensbeschouwelijk handelen: berusting en aanvaarding, in navolging van Marcus Aurelius. Het is wat het is, je hebt geen keuze – dat is de leidraad voor niet-gelovigen. Daarom pleit hij ook voor het beschikbaar stellen van de Pil van Drion. God-Natuur leerde hij kennen in de ijskoude van Noorwegen, in schitterende natuur of in de CERN-deeltjesversneller. De achttiende-eeuwse filosoof Edmund Burke noemde dat het Sublieme: sterke emoties die de mens overweldigen. Ton de Kok definieert het goddelijke als het natuurlijke – een vaak nietszeggend, leeg Godsbegrip, ontdaan van transcendentie en betekenis. Als God alles is, is Hij niets.

Boekenkrant

In Rede & Religiositeit. Een leidraad voor niet-gelovigen duiken we mee het klaslokaal van het Fons Vitae Lyceum in Amsterdam in. Dat is in de eerste plaats een bevreemdende ervaring. De lezer wordt kinderlijk aangesproken en krijgt dan ook de nodige dedain tegenover gelovigen over zich. Als kind werd de Koks denken “belast met beelden uit de christelijke vroomheid”, gelovigen zijn “misleid door hun opvoeding” en leven in “naïviteit en angst”. Als verheven ratio-religioso staat Ton de Kok hier natuurlijk boven. Een groot tekort aan bescheidenheid ontsiert het werk. Geen meerwaarde in het debat geloof-wetenschap.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles


Laat hier je reactie achter:

1 reactie op “Rede & Religiositeit

  1. Waar m.i. juist een groot gebrek aan bescheidenheid in besloten ligt is het idee dat de mens de “Kroon der Schepping”, dus het middelpunt van ’t universum zou zijn. Het woord “geloofsovertuiging” zegt veel, als je bedenkt dat die overtuiging niet tot stand is gekomen doordat je overtuigd bent met goede redenen of zo. Het woord “geloofsconditionering” is meer op z’n plaats, omdat je altijd weer ziet dat het geloof waar de mensen zo van “overtuigd” zijn wel heel toevallig blijkt samen te vallen met de dingen waar ze in hun jeugd mee zijn ingepeperd. Het is een simpele vaststelling en het is dus geen dedain voor gelovige mensen, om te zien dat ’t geloof van mensen afhangt van waar hun wiegje stond. Saoedi-Arabië: Moslim, Italië: Katholiek, Nederlandse bible belt: Christen , India: hindoe enz. Als er met de “meerwaarde in het debat geloof-wetenschap” wordt bedoeld dat religie en wetenschap prima samengaan, dan zou ik daarover ’t volgende willen zeggen: In religie is ’t geloof een deugd, in wetenschap is geloof (iets aannemen zonder goede redenen) een ondeugd, want je wil jezelf niet voor de gek houden, toch? Er is een wetenschappelijk alternatief voor de Bijbeltekst in Hebr 11:1 die ’t geloof definieert. De Bijbel: “Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet” Het wetenschappelijk alternatief: “In wetenschap is er de zekerheid van de dingen die bestaan, of we er nou op hoopten of niet (want we willen onszelf niet voor de gek houden), en de overtuiging door de dingen die werkelijk gezien worden.” “Gezien” kan in wetenschappelijke bewijsvoering natuurlijk ook iets anders zijn dan iets letterlijk met je ogen zien. Vaak hoor je dan zeggen: “Maar er zijn vooraanstaande wetenschappers die tegelijkertijd gelovig zijn”, alsof dat een goed argument is voor de verenigbaarheid van wetenschap en religie. Ook wetenschappers zijn mensen en mensen zijn in staat om tegelijkertijd in onverenigbare dingen te geloven, en omdat die dingen gecompartimenteerd zijn in je brein kunne ze gewoon om en om tevoorschijn gehaald worden. Ook wetenschappers kunnen als kind zo met de religie zijn geconditioneerd dat ze die emotionele band met dat geloof, met dat “veilige nest” uit hun jeugd vast willen houden. En ze kunnen naar allerlei rationalisaties grijpen om die twee feitelijk onverenigbare dingen trachten te verenigen. Zo’n argument als deze, zo’n beroep doen op de autoriteit van een wetenschapper die gelovig is, zou je om de absurditeit ervan te te laten zien, bv. kunnen vergelijken met de bewering dat ’t (monogame) huwelijk en overspel ook prima samen kunnen gaan omdat het nu eenmaal zo is dat veel gehuwden overspel plegen.
    Of wat zou je zeggen van: ’t Katholisme en pedofilie gaan prima samen omdat veel Katholieke priesters ook pedofielen zijn. En als dit als een belediging voor religieuze mensen wordt opgevat wordt dan weet je dat religie niets met overtuiging heeft te maken (die met goede argumenten zijn onderbouwd) maar dat religieuze mensen zich snel persoonlijk voelen aangevallen, omdat religie er in is geslaagd om zichzelf, door conditionering in de jeugdjaren, tot ’n belangrijk deel van hun identiteit te maken, en dus kan rekenen op de in die tijd tot stand gebrachte emotionele gehechtheid. Kan de heer Deckx mij trouwens uitleggen wat verschil is tussen geloof en bijgeloof, en als we de Bijbel als voorbeeld nemen, waarin het begrip als hekserij heel serieus wordt genomen, waar dan het geloof ophoudt en bijgeloof begint?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Rede & religiositeit

God voor niet-gelovigen