"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Republiek van licht

Zaterdag, 18 juli, 2020

Geschreven door: Andrés Barba
Artikel door: Elisabeth Francet

De kindertijd: machtiger dan fictie

[Recensie] “Het was drukkend warm de dag dat ze in San Cristóbal aankwamen.” Alles leek te veranderen toen een ambtenaar Sociale Zaken met zijn gezin het provinciestadje binnenreed. Armoede kwam in al haar rauwheid op hen af. Bedelende kinderen op straat. Het subtropische stadje lag ingesloten tussen een ondoordringbaar regenwoud en een bruine kolkende rivier, de Eré. De effen kleuren deden alle tussentinten verbleken: het intense groen van de wildernis, het felle blauw van de lucht, het diepe bruin van de rivier, schitterend wit licht. De ambtenaar meent dat ook de gelaatstrekken van zijn vrouw en ‘de kleine’ veranderden. De voortekenen waren er.

In Republiek van licht laat de Spaanse schrijver Andrés Barba (1975) een gemeentebeambte aan het woord. Twee decennia na de feiten poogt die de gebeurtenissen te reconstrueren die destijds een hele gemeenschap ontwrichtten. Iedereen was het er over eens: het begon met de gewelddadige overval van een groep kinderen, tussen negen en dertien jaar oud, op de Dakota- supermarkt. De bewijzen waren er. Camerabeelden toonden de gruwel waartoe de kinderen in staat bleken. Daags nadien verdwenen ze spoorloos. De 32 smerige, bedelende kinderen met warrig haar en zonverbrande gezichten zwierven al geruime tijd door de stad. Niemand wist waar ze vandaan kwamen.

Allerlei theorieën deden de ronde. Hoewel de kinderen de uiterlijke kenmerken hadden van de inheemse Ñeê-gemeenschap, ging het volgens experts om ontvoerde, verdwenen kinderen van elders. De 32 spraken een onbegrijpelijke taal en leken geen onderlinge hiërarchie te kennen. In tegenstelling tot de lokale kinderen bedelden ze met opgeheven hoofd. Ze hadden aristocratische trekken en een intens kille blik. Een stoorzender in het georkestreerde decor van het stadje.

Waren de kinderen na hun plotse verdwijning onzichtbaar geworden door de groene muur van het oerwoud? Toch leken ze dichterbij dan ooit: “omsloten door hun blik, bevonden we ons in de kern van hun angst”. De ambtenaar weifelt. Zal hij de onverbiddelijke waarheid vertellen of een eenvoudigere, handzame, minder waarachtige versie van de feiten? Hem was verweten niet op tijd te hebben gehandeld. Wat had hij moeten doen? Al die kinderen preventief in een weeshuis opsluiten? De ontluikende volkswoede moest met alle mogelijke middelen – censuur, chantage, repressie – de kop worden ingedrukt.

Foodlog

De inwoners van San Cristóbal werden met een bijkomend probleem geconfronteerd: hun eigen kinderen begonnen zich vreemd te gedragen. Angst en achterdocht drongen binnen in de gezinnen. Gefrustreerd door het verlies van controle over de kinderen, organiseerden de inwoners een klopjacht, met steun van de populistische burgemeester, het ambtenarenapparaat en het politiekorps. Toen begon de werkelijke horror. Barba beschrijft huiveringwekkend gedetailleerd hoe menselijke eigenschappen tot in het absurde kunnen worden geprojecteerd op wat volwassenen niet begrijpen. Angst moest een gezicht krijgen, woede een uitweg vinden.

Bij het reconstrueren vraagt de ambtenaar zich af of ze zich misschien collectief iets verbeeld hadden. Zoals het begrip ‘zee’ in de verbeelding – een blauwgroen, met schuim bedekt wateroppervlak – verschilt van wat de zee in werkelijkheid is: een onpeilbare diepte vol verborgen stromingen en – vooral – duisternis.

“Probeerden wij verwoed patronen te zien die er in werkelijkheid niet waren? (…) Hoe en waar begon het moreel deficit en zagen wij een complot waar de anarchistische manier van bewegen van de kinderen eerder aan een spel deed denken? (…) Waren we überhaupt in staat om ons, met het brein van een volwassene, voor te stellen wat kinderen zouden kunnen doen na de gruwel die had plaatsgevonden?”

Barba beschrijft stap voor stap wat er gebeurt in een gemeenschap waar de logica van volwassenen niet meer voldoet en uit de kinderwereld een dissonant geluid opklinkt. Wat als een samenleving het geloof in de kinderlijke onschuld kwijtraakt? Voor volwassenen dienen kinderen immers de oorspronkelijke onschuld – van voor de zondeval – te belichamen. Barba vertelt het verhaal vanuit het oogpunt van een volwassene die aan de hand van uiterlijke tekens de innerlijke wereld van kinderen tracht te doorgronden. Maar hoe welwillend ook, hij blijft redeneren volgens de maatstaven en de logica van een volwassene. De ambtenaar is ‘onherroepelijk volwassen’. Niet de kinderen zijn de werkelijke dreiging in Barba’s roman, wel de angst van volwassenen om de controle over kinderen te verliezen. Wanneer die angst ontaardt in massapsychose, sluiten de gelederen zich en volgt er een repressief en gewelddadig opgetreden. Een onomkeerbaar destructief proces wordt op gang gebracht.

Decennia nadat de verwoestende golf door het stadje trok, blikt de ambtenaar vertwijfeld terug. Nog steeds weet hij niet hoe ze het hadden kunnen voorkomen. Misschien hadden ze, om de waarheid te kunnen zien, moeten afdalen naar het werkelijke hart der duisternis, in zichzelf. Veel levens gingen verloren maar niemand praat er nog over. Het is een taboe gebleven. Toch is er iets achtergebleven, een soort muziek, een melodie, “alsof het gefluister van de 32 nog altijd onder ons gonst”. En de Eré, die kleurt voortaan bloedrood.

Eerder verschenen op Geen dag zonder boek

Boeken van deze Auteur: