"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Retour Parijs

Dinsdag, 25 mei, 2021

Geschreven door: Anne Teunis
Artikel door: Jan Stoel

Interview met Anne Teunis

“Gaan waar geen weg is”

Over de auteur

Anne Teunis is coach en trainer op het gebied van leiderschap en teamontwikkeling. Ze woont en werkt afwisselend in Nederland en Frankrijk. Retour Parijs is haar romandebuut. Eerder verscheen van haar hand Vier je leven (non-fictie)

Samenvatting

In de hoop haar inspiratie weer op gang te brengen, bezoekt kunstenares Christine van Heeteren haar galeriehouder in Parijs. De stad is een cruciale plek uit haar verleden. Ze maakt een afspraak waarmee ze zichzelf artistiek voor het blok zet. Dit en de onverwachte ontmoeting met haar ex-geliefde, kunstcriticus Jacques Lévy, dagen haar uit om haar leven en kunstenaarschap te herzien. Retour Parijs is een geschiedenis over liefde, inspiratie en de impact van het verleden. Hoe te leven als je vermeende bestaansgrond wegvalt? Op de plaats waar ze liever niet kijkt, opent zich potentieel en vrijheid.

Hereditas Nexus

[Interview] Je bent werkzaam als coach en trainer op het gebied van leiderschap en teamontwikkeling, communicatieadviseur. Ik las dat het jouw  missie is om mensen zich er weer bewust van te maken dat zijzelf aan de basis staan van een zinvol leven. Is dat ook niet het grote thema van Retour Parijs?

“In mijn leven en werk vind ik het interessant om juist als dat bewustzijn wat sleets wordt, te onderzoeken waar het dan vastloopt. Welke overtuigingen zorgen er voor dat je niet voluit kunt leven, binnen de mogelijkheden die je hebt. Dat vraagt om openheid, aandacht, en leven met wat er is en daarin het goud opdelven. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Die zoektocht, dat avontuur ook, beschrijf ik in Retour Parijs. Het is een avontuur omdat het je uitdaagt te gaan waar geen weg is, zoals Jacques zegt in de roman. Als schrijver kan ik niet anders dan schrijven over thema’s die mij na aan het hart liggen.”

Je hebt een non-fictie boek geschreven met als titel Vier je leven. Toont dit boek raakvlakken met je debuutroman?

In een flashback beschrijf ik dat Jacques, de geliefde van Christine, een talent had om het leven te vieren. Dat hij elke dag weer zin in had in de dag die voor hem lag. Hij viert het leven in zijn vriendschappen, de manier waarop hij zijn vrienden toelaat in zijn leven. Daarin verschilt hij van Christine, die alleen maar gericht is op werken, werken, en nog eens werken. Als haar inspiratie lijkt te verdwijnen daagt hij haar uit om haar kunstenaarschap niet zo serieus te nemen, te kijken waar ze nog nooit gekeken heeft. Dat vindt ze aantrekkelijk in hem, en heel spannend tegelijkertijd. Het liefst houdt ze de controle, en vervolgt ze haar leven zoals ze het altijd gedaan heeft. Steeds meer gaat ze begrijpen waar Jacques het over heeft. En begint ze haar leven te vieren: precies zoals het is. Los, open en vrij.”

Je hebt met Retour Parijs gekozen voor fictie. Waar ligt de kiem van het verhaal?

“In 2015 kwam een verloren gewaande jeugdvriendin terug in mijn leven. Haar levensopvatting strookte op een gegeven moment niet meer met mijn vrijzinnigheid. Dit is een verhaal, dacht ik. Een jaar later begon ik te schrijven. Het was niet goed. Ik zat er zelf veel te veel in. Al schrijvend ontdekte ik wel hoe fijn ik het vond om te verdwijnen in de wereld van beelden en taal. Ik printte het boek uit in tweevoud; een voor haar en een voor mij. Dat was het. Tijdens het schrijven deed het personage Christine van Heeteren haar intrede. Zij stond los van mij, van mijn vriendin. Een derde personage: een kunstenares, wonend in de pastorie van haar ouders in Drenthe, worstelend met het verlies van haar inspiratie. Ze liet me niet los: zij is het, wist ik meteen. Haar spoor, haar verhaal dat wil ik gaan volgen.”

Dan heb je een verhaal en moet je op zoek naar een uitgever. Niet zo eenvoudig lijkt me om in deze tijd een uitgever te overtuigen. Hoe is dat gegaan?

“Na ongeveer 3 jaar, met lange pauzes, kwam het moment dat ík klaar was. Ik had een uitgeverij nodig die zich kritisch met mij over dit manuscript zou buigen. Ik stuurde vijftien uitgevers mijn manuscript, per e-mail, per post, met of zonder synopsis. Elke uitgeverij had zijn eigen eisenlijst. Ik wist dat ik geen schijn van kans had: ik was boven de vijftig jaar en nog erger: een onbekende Nederlander. Even vroeg ik me af wat er zou gebeuren als ik me als 19-jarige auteur zou presenteren…

Het wachten begon en langzaamaan kwam het ene na het andere mailtje binnen: ‘Helaas moeten wij u mededelen gezien het grote aantal manuscripten dat ons wordt toegestuurd…’ etc.

Ik vond het ongelooflijk dat literaire uitgeverijen, notabene, zulke saaie en zielloze tekstjes terugsturen en wat nog erger is, alleen redenerend vanuit hun eigen standpunt. Eén uitgever- geleid door een vrouw! – had het begrepen en begon empathisch dat het een heel ding was om je manuscript, of te wel je ziel en zaligheid, naar een uitgever te sturen. Ik vinkte de afwijzingen aan op mijn uitgeverslijstjes en bleef onverklaarbaar opgewekt. Er komt een kaft omheen, wist ik heel zeker. En nee, dat ga ik niet zelf doen.  Ik wilde dat een uitgever met mij enthousiast zou zijn over dit boek. Dat vond ik zeker als debutant, een graadmeter.

Totdat ik een weer een saai mailtje kreeg van een grote uitgeverij dat ik bijna weg klikte omdat ik de strekking al begreep. Toen pas zag ik dat er nog een alinea onderstond. Ze hadden het met plezier gelezen, vonden het goed geschreven, maar het paste niet in hun fonds. Ik moest op zoek naar een meer literaire uitgeverij. Intens gelukkig was ik met dit mailtje. Er zat wel degelijk in potentie een boek in.”

Hoe kwam je bij Uitgeverij GiST terecht?

“Ik ontmoette Eus Wijnhoven en hij mij vertelde dat het zijn droom was om kwalitatief goed werk van schrijvers boven de vijftig uit te geven. Ik vertelde hem mijn verhaal. Inclusief de aanbeveling van de uitgeverij. Hij wilde wel eens kijken. Tot mijn verrassing liet hij me al vrij snel weten dat het de eerste roman zou zijn die hij uit zou geven. Daar begon ons gezamenlijk avontuur.”  

Maar dan is het boek er nog niet. Er komt een redacteur die kritisch gaat kijken naar het verhaal, opmerkingen gaat maken, dingen wil schrappen, wil dat je dingen herschrijft. Kun je iets over dat proces vertellen?

“Het eindeloze op en neer mailen met Eus begon. Bij een tweede lezing waarschuwde Eus me dat hij van nu af aan streng zou zijn. Ik kan alleen maar zeggen dat ik daar blij van werd. ‘Kom maar op,’ dacht ik, ‘ik hoor het graag’. Het leuke was dat als hij bijvoorbeeld aangaf ‘hier mag je wel wat uitgebreider zijn’, ik dat ook gemakkelijk op kon pakken en Eus tevreden was. Zijn: ‘Veel beter, Anne’, maakte me oprecht happy. Ik heb ook vaak hardop gelachen bij zijn commentaar. Ergens beschrijf ik dat een kind zand in de oogjes wrijft, waarop Eus’ droge commentaar was: ‘Niet doen, daar krijgen we hele dikke brillenglaasjes van.’ Samen hebben we de finesses van het boek afgemaakt, zoals het hier voor me ligt. Ik heb dat als een verrijkend proces ervaren, dat iemand van buitenaf met liefde voor het verhaal, zijn licht laat schijnen op mijn blinde vlekken. Die zelfs je darlings killt, met het doel voor ogen de optimale versie van deze roman uit te geven. Dat ging uiteindelijk zelfs zover dat het gehele laatste hoofdstuk geschrapt werd. Het deed even pijn, maar ik snapte het wel. In je euforie kan je als schrijver ook te lang door schrijven. Daarnaast las een vriendin die psychologe is in een vrij vroeg stadium mee. Evenals mijn man, begiftigd met een kritische en taalkundige blik.”

Er staat roman op de cover. Dan hebben we het over fictie. Maar… Christine, het hoofdpersonage, is net als jij ook 56 jaar, woont ook zowel in Frankrijk als in Nederland. Toeval? Maar jij bent geen schilder. Zit er nog meer van je in het verhaal?

“Vijf jaar geleden begon ik met dit verhaal. Ik ben in leeftijd naar Christine toegegroeid. Wat ik gemeen heb ik met haar is dat ik op mijn eigen manier ‘ga waar geen weg is’. Op avontuur in een gehucht in Zuid- Frankrijk, samen met mijn man in een eigen gebouwd huis. Een plek waar ik ongestoord kan schrijven.  Het beschrijven van haar persoonlijkheid was ook een ontdekkingsreis voor mijzelf; zo kan je ook zijn en handelen. Zij kwam ook voor mij tot leven door mijn woorden. Regelmatig heb ik het ervaren als een proces van aandachtig volgen. Soms moest ik echt tijd nemen om te overdenken wat haar overkwam. Bijvoorbeeld de rouw om het verlies van Jacques, en het effect op Jacques’ dochter Julie die weer een andere laag van verdriet in haar losmaakt.”

Je draagt je boek op aan Thera, je zus. Is daar een speciale reden voor?

“Op de dag dat ik de laatste redactionele rond deed overleed haar 18-jarige zoon. Het kon niet anders dan dat ik deze roman waarin het gaat over verlies, maar zeker ook over de liefde en het gaan waar geen weg is, aan haar op zou dragen.”

Je wijdt een heel deel van je roman aan hoe Julie en Christine zich tot elkaar verhouden. Het leidt er bijna toe dat ze Julie als echte dochter gaat beschouwen, misschien wel zoals Jacques gewild zou hebben. Waarom vond je dat zo belangrijk?

“Dat is een aspect van hun relatie. Julie toont haar ook een andere kant van haar rouw om Jacques. Ze merkt dat ze haar rouw vergelijkt met die Julie. Maar ook dat Julie haar rouw verstoort, ze is bang dat ze Jacques nog sneller kwijtraakt omdat het hier en nu van Julies aanwezigheid haar aandacht opeist. Door Julie moet ze zich verhouden tot haar nooit gerealiseerde moederschap. Tevens maakt ze Christine, door aan haar aanstormende talent, bewust van het feit dat ze, artistiek gezien, ruimte moet gaan maken voor een nieuwe generatie schilders die weer op zijn eigen manier, een andere wijze, het verhaal op doek zal gaan vertellen.  Dat feit heeft ze altijd weg kunnen duwen door heel hard te werken.”

Je weet je personages diepte te geven. Ze krijgen gaandeweg het verhaal steeds meer kleur doordat je de flashback gebruikt. Je verhaal bestaat uit drie grote delen en in ieder deel boor je een diepere laag van je personages aan. Dat geldt voor met name voor Christine, maar ook voor Julie. Het eerste deel vertrekt vanuit het zich alleen voelen van Christine en gaat over in de hernieuwde liefde met Jacques, de ontmoeting met Julie en wat dat met haar doet. In het tweede deel staat de relatie tussen Christine en Julie centraal en hoe zij zich tot elkaar verhouden. Jacques heeft in zijn testament laten opnemen dat hij graag ziet dat Julie door Christine artistiek begeleid wordt. Maar ieder heeft zijn eigen opvattingen. In het derde deel komt het inzicht, wordt het verleden letterlijk en figuurlijk opgeruimd, hervinden zowel Julie als Christine hun levenskracht en zijn ze vrij. Dat is een strakke compositie. Kun je iets vertellen over je schrijfproces, hoe je dat aangepakt hebt?

“Ik houd van een plan en een structuur. Op een flip-overvel zette ik de structuur uit. Negen maanden vond ik een mooie symbolische periode om een transitieproces te laten rijpen. Het gaf me ook de gelegenheid om de verschillende seizoenen te beschrijven. Het plot was me vanaf het begin af aan duidelijk. Daar heb ik naar toe gewerkt. Regelmatig ordende ik weer de verschillende scènes en woog ik de opbouw, de spanningslijn. Ik heb geen ervaring met scenarioschrijven, maar heb wel steeds gedacht: het moet een ervaring van afwisselende beelden en sferen zijn, als in een film. Daarom laat ik Julie ook naar Nederland, Drenthe komen; Nederland door de ogen van de Française, en Parijs door de ogen van een Nederlandse kunstenares. Die afwisseling vind ik zelf interessant.”

In het begin van je verhaal als Christine naar haar galeriehouder Thibaut Le Roy, met wie ze al dertig jaar werkt, reist om te vertellen wat voor thema haar tiende expositie heeft noemt ze ‘transitie.’ Voor mij is dat het hoofdthema van je roman en dan met name de transitie als mens, die uiteindelijk kiest voor de kernwaarden van het leven, niet voor de buitenkant van het succesvol zijn. Die transitie zie ik ook bij Julie, de dochter van Jacques, die zichzelf ontdekt. Klopt dit?

“Het verhaal gaat over transitie, op verschillende niveaus. Aan het begin flirt Christine nog met het idee en hoopt dat het een ingang is naar een succesvolle expositie. Gedurende opvolgende maanden blijkt dat dit voornemen niet meer dan een duikpoging is om dat wat ze echt onder ogen moet zien, te vermijden. Pas als ze zich overgeeft aan die naakte werkelijkheid is de transitie een gegeven. En lost daarmee ook weer op. Julie doet dat ook maar op haar manier, passend bij haar ontwikkeling.  De dood van haar vader is een hefboom naar nog meer verdieping van haar eigen waarden, ook naar verbinding en bewustwording.”

Menselijke verhoudingen spelen in heel je roman een rol. Je ziet zich dat ontwikkelen. Christine verandert. In het begin wil ze alleen zijn, moet alles kaal zijn in haar atelier is ze obsessief met haar kunst bezig, werkt als een bezetene, schildert als het ware het verleden van zich af, maar vergeet zichzelf. Langzamerhand ontdekt ze waar het in het leven echt om draait. Het lijkt wel of je je roman opbouwt als een schilderij: de grondlaag, meerdere verflagen en de vernislaag om het te laten schitteren?

“Dat is een mooi beeld. De gelaagdheid van een schilderij is zeker ook van toepassing op dit verhaal. Ik hoop dat het de lezer, net als je kan overkomen staand voor een schilderij, meevoert een andere wereld in.”

Christine  ontmoet na de dood van Jacques allemaal mensen die ‘leven’. Kun je daar iets over vertellen?

“Elke ontmoeting is voor Christine  een handreiking om daar te kijken waar ze liever niet is. Elke vriend/vriendin van Jacques doet dat op zijn of haar eigen manier. Lucia, een van mensen met wie Jacques bevriend was, schudt haar leven op en werpt er een nieuw licht op. Helder en onthecht werpt Lucia zich in dit leven zonder enig voorbehoud en ze kent het vermogen om mee te gaan met de stroom, en ze haalt daar voldoening en plezier uit. Ze is aanstekelijk, als een lucifer, deze Lucia. Aanvankelijk stoot het Christine zelfs af. Voor haar is het too much, maar ze kan niet anders dan naar haar kijken, en zich op den duur zich zelfs afvragen: wat zou Lucia hiervan vinden als ze steeds meer rigoureuze stappen durft te nemen om haar eigen weg te gaan, tijdens haar verblijf in Parijs.”

Wat ik prachtig vind zijn je observaties en metaforen. Zo dineert ze met Thibaut in een restaurant en op een gegeven moment beschrijf je de activiteiten van de obers: “Van alle kanten verzamelen zich de obers rond een witte taart als pinguïns tijdens het voedermoment in een dierentuin.” Als Christine verdriet heeft schrijf je: “Verdriet gruist door haar lichaam als stof tijdens een verbouwing, alles doordringend.” En als Christine in Parijs langs het kerkhof loopt waar Jacques begraven: “Zal ze langs de muur om het kerkhof lopen of kiest ze een langere route met een boog eromheen. (…) Hier is het leven, achter de muur is de dood. Deze wandeling is als een ommegang rondom haar verdriet; een route die bewust gelopen moet worden met aandacht. Om te zijn met dat wat onomkeerbaar is.”

“Ik zie het voor me en zoek daar beelden bij. Al schrijvend dienen die metaforen zich vanzelf aan.”

Is je roman ook geen vingerwijzing naar onze maatschappij waarin het gaat om steeds beter te presteren, de druk op te voeren, leven ten koste van jezelf en je vrijheid?

“Ja, dat ziet Christine ook opeens helder wanneer ze tegenover de journaliste zit. Het vernis van een beroemd kunstenares is niet meer dan een rol in haar leven, die op dat moment ver staat van dat wat haar nu echt bezig houdt.”

Wat wil je dat de lezer bijblijft van je verhaal?

“De opmerking die haar hervonden geliefde Jacques maakt is voor mij een leidend principe: ‘gaan waar geen weg is’. Dat vraagt om flexibiliteit en moed om je eigen wereldbeeld te herzien. Ga je dat doen en leven dan ontstaat je eigen verhaal.”

Voor het eerst gepubliceerd in Bazarow Magazine