"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Revolutionaire tijden

Woensdag, 28 oktober, 2020

Geschreven door: Onbekend
Artikel door: Isolde Kors

“Revoluties zijn nooit af”

[Interview] In de tweede helft van de achttiende eeuw vonden er wereldwijd verschillende revoluties plaats. Deze tijd wordt door historici ook wel aangeduid als het ‘revolutietijdvak’. De revoluties die plaatsvonden worden gezien als de eerste stappen naar de democratische rechtsstaat van vandaag de dag. In Revolutionaire tijden bespreekt René Koekkoek vier van deze revoluties. De bekendste hiervan is de Franse Revolutie van 1789–1799. Met deze revolutie werd de absolute machthebber Koning Lodewijk XVI afgezet, waarna Frankrijk een republiek werd. Hieraan voorafgaand was de Amerikaanse Revolutie van 1776-1783, waarin Amerikaanse koloniën voor onafhankelijkheid streden van Groot-Brittannië. De andere revoluties die René Koekkoek bespreekt zijn wat minder bekend. In de Haïtiaanse Revolutie van 1791-1804 maakte de toenmalige Franse kolonie Saint-Domingue zich onafhankelijk, waaruit de staat Haïti ontstond. De Bataafse Revolutie van 1795-1801 was de Nederlandse stap richting een meer egalitaire samenleving. In werd er tussen 1783 en 1787 door patriotten steeds meer weerstand geboden tegen het oligarchische regime onder stadhouder Willem V van Oranje. Velen vluchtten naar Frankrijk, waarna zij hulp kregen van de Fransen om ook in Nederland een revolutie te beginnen. Nederland was door de Bataafse Revolutie tot 1806 een republiek. Omdat de republiek maar van korte duur was, wordt ook deze revolutie vaak vergeten.

De revoluties uit dit tijdperk hebben niet alleen bepaalde idealen van vrijheid en gelijkheid gemeen, ze hebben elkaar ook beïnvloed. Dit is iets wat René Koekkoek bespreekt in zijn boek Revolutionaire tijden. Bazarow Magazine sprak hem over de democratische revoluties in zijn boek, de rol van de historicus en de maatschappelijke relevantie van deze geschiedenis.

Revoluties (en zeker de vroegmoderne revoluties) zijn al best breed besproken in de geschiedenisboeken. Waarom besloot u dit boek te schrijven? 
“Dat heeft een aantal redenen. Ten eerste denken mensen wanneer ze aan het revolutietijdvak denken vaak eerst aan de Franse revolutie. Wanneer ze zich iets meer verdiept hebben weten ze dat de Amerikaanse revolutie daaraan voorafging, maar dan houdt het meestal wel een beetje op. Ik wilde dit verhaal breder trekken en ook naar andere vroegmoderne revoluties kijken. In de eerste plaats wilde ik aandacht besteden aan de Haïtiaanse revolutie, omdat het een heel ander licht op de idealen uit het revolutietijdvak laat schijnen. De Bataafse revolutie vond ik belangrijk voor het Nederlandse publiek. Deze revolutie wordt vaak als een lullig intermezzo in de Nederlandse geschiedenis gezien terwijl ik denk dat deze revolutie juist beschouwd moet worden als onderdeel van de grotere revoluties. Ik zie de Bataafse revolutie als een keerpunt in de Nederlandse geschiedenis, en dit wilde ik ook duidelijk maken aan het bredere publiek. 
De tweede reden dat ik een boek over het revolutietijdvak wilde schrijven is dat er vaak een zwart/wit verhaal wordt verteld over het deze tijd. Veel mensen zijn lyrisch en enthousiast geweest over de idealen van deze revolutie, maar deze idealen worden dan vaak abstract gemaakt en losgezongen van de context waarin ze ontstonden. Een andere groep onderstreept juist de gewelddadige, chaotische kant, en het falen van de revoluties. Ik denk dat we met beide erfenissen leven, en dat er dus veel meer te zeggen valt over onze tijd als we de revoluties gaan begrijpen als een soort laboratorium, een experiment in democratie. Dat experiment was chaotisch, gewelddadig en misschien opportunistisch of soms naïef, maar als we kijken naar onze eigen tijd waarin de representatieve democratie met veel uitdagingen wordt geconfronteerd dan is het goed om te beseffen dat dit bij die idealen hoort. Dat de idealen waar we nu mee leven vanaf het allereerste begin eigenlijk al onaf en getroebleerd zijn.”

Revolutie is een best breed gebruikt begrip. Hoe omschrijft u een revolutie?  
“Het woord revolutie komt van het Latijnse woord ‘revolvere’ wat teruggaan betekent. Dat suggereert dus iets cyclisch. In de vroegmoderne tijd (de zestiende, zeventiende en een groot deel van de achttiende eeuw) betekende het woord ‘revolutie’ dan ook een regimewisseling, maar op een cyclische manier: om de zoveel tijd vindt er een wisseling van de macht plaats en dan beginnen we weer van voor af aan. 
Dit werd dus niet gezien als iets waar je als mens veel invloed op kon uitoefenen. Aan het einde van de achttiende eeuw kreeg de term revolutie een nieuwe betekenis. Er ontstond een idee van een open toekomst waar je als burgers collectief aan kon bijdragen. Het is niet meer iets wat een maatschappij overkomt, maar een collectieve politieke handeling. 
Ik zie revoluties ook op deze manier: als een andere visie op maatschappij en politiek, en niet alleen als een andere regimewisseling. Revoluties gaan over emancipatie van bepaalde groepen in de samenleving, en die ambitie ontstond in de late achttiende eeuw.”

Heaven

De minst bekende revolutie die u bespreekt is eigenlijk ook degene is die het dichtst bij huis ligt, namelijk de Bataafse revolutie. Wat maakte dat u deze revolutie ook wilde betrekken in het verhaal?
“De Bataafse revolutie werd lang gezien als iets wat door de Nederlanders was overgenomen van de Franse revolutie. In mijn boek probeer ik te laten zien dat dit geen correcte weergave is van wat er in die tijd gebeurde, omdat het geen recht doet aan de Nederlandse verlichting van de decennia daarvoor, en de ontwikkeling van natievorming en ideeën van gelijkheid in Nederland zelf. Aan de ene kant is de Nederlandse revolutie wel een laatkomer in de revoluties. Maar als je die patriottentijd van de jaren ’80 meeneemt kan je de Bataafse revolutie zien als een wederopstanding. Ik wil met mijn boek laten zien dat de Nederlandse revolutie eigenlijk heel goed past binnen de ontwikkelingen in dit tijdvak, en niet enkel een Frans exportproduct is.”

In hoeverre was de Bataafse Revolutie eigenlijk wel een revolutie te noemen? Er kwam in tegenstelling tot de andere vroegmoderne revoluties nauwelijks geweld en bloedvergieten aan te pas. 
“Ik denk dat je het zeker een revolutie moet noemen. In 1795 pleegden Nederlandse revolutionairen een staatsgreep waarbij de zittende macht (het stadhouderlijke regime van Willem V), meestal geweldloos, werd verwijderd in de provinciën, steden en de provinciale staten. Maar nadat dit regime verwijderd werd wilden de revolutionairen wel verder naar een centrale eenheidsstaat. Dit was een hele nieuwe gedachte, want hiervoor was Nederland opgedeeld in autonome provinciën. De revolutionairen wilden een nieuwe, gecentraliseerde staat stichtten met een nationale vergadering van democratisch gekozen volksvertegenwoordigers. Daar zie je dus echt een enorme breuk met het voorgaande. Dat dit niet zo is gebleven is een tweede vraag, maar de grondwet van 1798 was absoluut een revolutionair document.”

In uw boek beschrijft u dat de Haïtiaanse revolutie heel invloedrijk is geweest, maar tegelijkertijd heel lang onderbelicht is geweest. Kunt u hier iets over uitleggen?
“Dat heeft een dubbele laag. De Haïtiaanse revolutie is een heel belangrijk moment geweest, maar is heel lang verzwegen. De antropoloog Michel-Rolph Trouillot schreef ook wel dat de revolutie ‘silenced’ was, waarmee hij bedoelde dat de revolutie uit het productieproces van geschiedschrijving is weggehouden. Dat kon gebeuren omdat de Haïtiaanse revolutie door andere landen alleen als een ‘gemismanagede’ slavenopstand gezien werd, eigenlijk als een interne zaak van het Franse koloniale rijk. Het concept ‘Haïtiaanse revolutie’ is dus nog een heel nieuw concept, wat pas sinds enkele decennia breed gedeeld wordt.
Nu is duidelijk dat naast de slavenopstand nog meer dingen speelden op Saint-Domingue. Er waren slaven, plantage-eigenaren, maar ook vrije mensen van kleur, de zogenaamde ‘gens de couleur’. Deze drie groepen hadden allemaal eigen belangen. De Franse plantage-eigenaren wilden representatie in de nieuwe Staten-Generaal die in Frankrijk bijeengeroepen was. De gens de couleur hadden ook hun eigen belangen, omdat zij stelselmatig gediscrimineerd werden door de witte kolonisten. Hierdoor werden alle eilandbewoners eigenlijk het turbulente revolutietijdvak ingezogen.”

Welke van de vier revoluties die u bespreekt was volgens u het meest geslaagd?
“Het is best lastig om te zeggen of een revolutie geslaagd is of niet, er zitten enorm veel kanten aan. Neem de Haïtiaanse revolutie: in bepaalde opzichten is die heel erg geslaagd, want in 1804 werd het eiland onafhankelijk en werd de slavernij afgeschaft. Aan de andere kant had de burgeroorlog een grote puinhoop achtergelaten, en heeft de revolutie veel schade opgeleverd. Nu nog steeds staat het eiland heel laag op bijvoorbeeld de Human Development Index. Toch is deze revolutie een geslaagd praktijkvoorbeeld van een strijd voor koloniale onafhankelijkheid, en daarmee is het een grote inspiratiebron geweest voor latere antikoloniale vrijheidsstrijders die onafhankelijkheid nastreefden.”

In plaats van zwart/witte feitelijke aanpak bij het schrijven van deze geschiedenis focust u meer op de culturele achtergrond en ideeën die speelden. Kunt u hier wat over vertellen? Waarom wilde u deze insteek gebruiken?
“Historisch onderzoek naar revoluties heeft zich in de afgelopen decennia sterk ontwikkelt. In de afgelopen eeuw werd de geschiedwetenschap eigenlijk steeds sociaalwetenschappelijker. Hierdoor ging men gebruik maken van verklaringsmodellen uit de sociologie en de politicologie om revoluties te beschrijven. Dit leidt tot interessante vragen, maar het laat ook veel buiten beeld. Door deze sociaalwetenschappelijke aanpak ontstaat er een zwart/wit beeld van deze geschiedenis, omdat de focus bijvoorbeeld gelegd wordt op of een revolutie geslaagd is of niet. 
De ideeën en motivatie, maar ook twijfels en desillusies van revolutionairen zelf worden buiten beeld gehouden. Ik vind dit juist interessant. De idealen van revolutionairen botsten vaak met de weerbarstige werkelijkheid van revoluties. Revolutionairen gaven vorm aan de revolutie, maar werden er tegelijkertijd ook heel erg in meegesleurd. Als we vanuit dit perspectief naar deze geschiedenis kijken zien we dat de revolutionairen soms best opportunistisch of inconsequent in hun idealen waren, of zich enorm konden laten meeslepen in vijandbeelden. Hierdoor zien we dat veel van die revolutionairen ook eigenlijk heel menselijk zijn.”

Ik vond uw boek heel goed leesbaar. U vertelt een helder verhaal en neemt de lezer mee langs een stukje geschiedfilosofie waardoor uw aanpak in het boek goed duidelijk wordt. Is dat een bewuste keuze die u gemaakt hebt in het schrijfproces, afstand nemen van het strenge academische schrijfwerk? 
“Ja absoluut. Ik schrijf vaker voor kranten en tijdschriften, en haal hier veel plezier uit. Ik vind het steeds leuker om na te denken over de compositie van het boek, hoe je spanning op- en afbouwt en hoe je bepaalde gebeurtenissen kan ensceneren. Dat is overigens iets wat ook al lang tot de gereedschapskist van de historicus behoort.
Wat betreft de geschiedfilosofie wilde ik laten zien dat het revolutietijdperk door de tijd heen ook verschillend beoordeeld is, afhankelijk van de tijdsgeest of politieke kleur. Het revolutietijdvak wordt eigenlijk continu geclaimd door politieke groepen in het heden. Zo halen zowel de Tea-Party beweging in de VS als bewegingen die voor homorechten strijden de onafhankelijkheidsverklaring aan.
Ook door de tijd heen wordt er verschillend gekeken naar deze geschiedenis, en ik vond het wel zo eerlijk om te laten zien dat ik daar zelf ook niet aan ontsnap. Dat is namelijk onmogelijk. Met de woorden van Bernedetto Croce: “Alle ware geschiedenis is eigentijdse geschiedenis”. Je kan door zo’n uitspraak in een relativisme vervallen, maar je kan ook zeggen ‘iedere generatie historici licht weer andere dingen uit,’ waardoor je wel degelijk kan spreken van een vooruitgang in kennis, maar die is nooit los te zien van politieke overtuigingen.”

Ziet u een verschil tussen de generatie waar u toebehoort en eerdere generaties historici?
“Wat soms opvalt, is dat bij eerdere generaties periodes eigenlijk snel gescheiden worden van elkaar. Bijvoorbeeld dat met de opkomst van Napoleon de Franse Revolutie klaar zou zijn. Ik probeer dat meer samen te nemen om te laten zien dat dat één scenario is waarin revoluties kunnen uitmonden, en dat dat dat scenario eigenlijk heel veelzeggend is voor de tijd waarin we zelf leven. Nu wordt nog steeds door autoritaire politici een soort democratische retoriek gebruikt. Ze stellen dat zij de stem van het volk zijn, terwijl zij tegelijkertijd geen ruimte laten voor pluralisme of tegenspraak, wat eigenlijk heel ondemocratisch is. De mechanismen van toen, zie je nu dus terugkeren. Het is nooit precies hetzelfde, maar je kan bepaalde mechanismen wel herkennen.”

In de geschiedwetenschap is vaak discussie over in hoeverre je iets kan leren uit het verleden, en in hoeverre dit mag. Wat is uw mening hierover?
“Ik denk niet dat je een-op-een lessen kunt leren van het verleden. Je ziet nu in verschillende landen extreme vormen van politieke polarisatie waarbij de tegenstander echt als vijand gezien wordt. In de Franse Revolutie was dit ook al zo, maar het bloedvergieten tijdens de ‘terreur’ van toen zal zich nu niet snel weer voltrekken. Ik zal nooit zeggen dat alleen maar omdat in beide situaties sprake was van die polarisatie, we nu ook moeten waken voor dat geweld van toen.
Het idee dat het verleden radicaal anders is, en dat je de twee nooit kan vergelijken is echter een ander uiterste waar je niet in moet vervallen. Ik denk dat je als historicus continu duidelijk moet maken welke omstandigheden vergelijkbaar zijn en welke verschillend zijn. Hiervoor gebruik ik zelf de (nog steeds wat vage) term ‘het herkennen van mechanismen’. Ik denk dat als je dit genoeg invult, je door het bestuderen van het verleden wel degelijk een beter inzicht kan krijgen in wat er op dit moment speelt in de wereld. Bijvoorbeeld, als we terugkijken op die polarisatie, dat terminologie zoals ‘de vijand’ of ‘vijandschap’ de stap naar geweld richting de ander veel kleiner maken. Dus de les is: wees zeer op je hoede voor een retoriek van vijandschap.”

Een belangrijk punt uit uw boek is dat revoluties richting gelijkheid eigenlijk altijd twee kanten hebben. Enerzijds stelt u dat zij wel degelijk verandering teweegbrengen, maar anderzijds leert de geschiedenis dat uit de revoluties weer een nieuwe vorm van onderdrukking en uitsluiting ontstaat. Vindt u dit geen deprimerend idee?
“Ik denk dat de democratische rechtsstaat en de representatieve democratie nog weleens voor worden gesteld als een coherent en logisch bouwsel. De frictie en problemen die ontstaan zouden dan te maken hebben met de bevolking of tijdsomstandigheden. Ik wil juist betogen dat de representatieve democratie en de democratische rechtsstaat eigenlijk samenhangen van allerlei botsende machten en principes waar je nooit uit gaat komen. Als dat het uitgangspunt is kan je met een meer weloverwogen manier omgaan met de problemen die uit de democratie voortkomen. Als het nooit logisch-coherent te krijgen is, moet je er dus continu aan blijven bouwen. Daar bedoel ik niet mee dat we nu een nieuwe revolutie moeten beginnen, maar meer dat de het dus een onaf project is. Ik vind dat we meer moeten gaan experimenteren met democratische inspraak van burgers, bijvoorbeeld door het experimenteren met burgerraden. De revolutie is niet af, maar moet met eenzelfde openheid naar de toekomst met andere middelen voortgezet worden. Er is dus altijd ruimte voor ontwikkeling.”

Wat is de belangrijkste boodschap die u in de wereld hoopt te brengen met het schrijven van dit boek?
“Revoluties van de late achttiende eeuw hebben iets in werking gezet als het gaat om emancipatie: op basis van het veiligstellen van bepaalde rechten en vrijheden kunnen mensen een beter bestaan voor zichzelf opbouwen waardoor we naar een meer rechtvaardige samenleving toe kunnen werken. Toen zaten daar veel grenzen aan, die in de afgelopen twee eeuwen weer zijn verlegd. Tegelijk is er nu ook weer veel sprake van het opwerpen van nieuwe grenzen, en zo zie je dat de revoluties eigenlijk nooit af zijn. “

Eerder verschenen in Bazarow Magazine