"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Rijkdom – Hoeveel ongelijkheid is nog verantwoord?

Dinsdag, 2 april, 2019

Geschreven door: Ingrid Robeyns
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Te rijk deugt gewoon niet

[Recensie] In de VS zijn de superrijken altijd helden geweest, het zijn mensen die laten zien dat ze het echt kunnen, dat ze iets hebben bereikt. Ze zijn de vleesgeworden representanten van de Amerikaanse droom, van krantenjongen tot krantenmagnaat. Iedereen wil succes en de superrijken laten zien dat die droom waarheid kan worden. Sommigen Amerikanen lukt dat op eigen kracht, maar vaak wordt nogal eens vergeten dat de meeste superrijken gewoon in een rijk nest zijn geboren, welgesteld en geprivilegieerd, dat alle denkbare kruiwagens al voor hun geboorte klaarstonden. Ze konden studeren aan de beste universiteiten, daarna konden ze hun rijke vaders in hun enorme bedrijven opvolgen of konden ze met steun van het familiekapitaal zelf iets starten. De Amerikaanse president Trump doet wel voorkomen dat hij een selfmade man is, maar het was zijn vader, Fred Trump, die zich als eenvoudige timmerman richtte op vastgoeddeals en zo aan de wieg stond van het huidige Trump-imperium. Fred was de krantenjongen die eindigde als krantenmagnaat en zijn zoon had hierdoor zoveel geld dat hij president kon worden.

Ook in Europa zien we de belangstelling en waardering voor de superrijken toenemen. Een blad als Quote was in de jaren vijftig van de vorige eeuw in Nederland ondenkbaar geweest, toen was soberheid de norm. Nu is welvaart en het liefst grote welvaart de norm en is deze goedlopende ‘finance-glossy’ die het wel en wee van de rijken volgt razend populair. En wij smullen er allemaal van, terwijl er steeds meer mensen onder het bestaansminimum schieten. De Utrechtse hoogleraar Ethiek en Instituties, Ingrid Robeyns, van huis uit ook econoom, ziet het allemaal met lede ogen aan. Ze schreef recent het vijftiende deel van de succesvolle serie Nieuw Licht van de filosofen Coen Simon en Frank Meester die zij samen met uitgeverij Prometheus verzorgen. In deze essays vragen zij filosofen aan de hand van een klassieke denker hun ‘licht’ te laten schijnen over een actueel thema. Robeyns buigt zich in Rijkdom over het fenomeen extreme rijkdom en vraagt zich af hoeveel ongelijkheid nog verantwoord is. Sommige mensen kennen Robeyns misschien ook als een van de geëngageerde hoogleraren die recent het WOinActie startten, een platform dat zich keert tegen de te hoge werkdruk op de universiteiten en zich zorgen maakt over de kwaliteit en onafhankelijkheid van het academisch onderzoek. Ook in Rijkdom toont Robeyns zich een geëngageerd denker.

Ze schetst een wereld waarin de rijken steeds rijker worden. “In 2009 was het vermogen van de armste helft van de wereldbevolking even groot als het vermogen van de 380 rijksten. In 2017 was die ongelijkheid scherp toegenomen: alleen al de 42 rijksten hadden evenveel als de onderste helft van de wereldbevolking.” Ook binnen de rijken landen zijn er steeds grotere verschillen. In Nederland leeft inmiddels acht procent van de huishoudens in armoede, het gaat dan om bijna 300.000 minderjarigen. Waar economen en historici zoals Thomas Piketty (Kaptiaal in de 21ste eeuw) en Bas van Bavel (De onzichtbare hand) vooral de historische kant van ongelijkheid en rijkdom onderzoeken gaat Robeyns een stap verder. In haar korte studie verkent ze de normatieve kant, de ethische implicaties, van rijkdom en stelt ze de vraag of het wel deugdzaam is om rijk te zijn?

Let wel, Robeyns heeft niets tegen een lichte vorm van rijkdom. Rijkdom stelt je in staat om een goed leven te leiden, je kinderen redelijk zorgeloos te kunnen opvoeden. “Een zekere mate van rijkdom is op zich een moreel wenselijke situatie, omdat die rijkdom ons meer welzijn, autonomie en vrijheden geeft.” Haar boek is een aanklacht tegen extreme rijkdom, tegen mensen die miljoenen en miljoenen bezitten, die twintig keer of meer verdienen dan de laagst betaalde medewerkers in hun bedrijven. Robeyns grijpt terug naar Aristoteles (in de studies van Piketty en Van Bavel komt Aristoteles niet voor!). Volgens deze denker uit de Griekse Oudheid was economie onderdeel van de ethiek. Centraal in het ethische denken van Aristoteles staat het realiseren van doelen en deze doelen liggen al in de kern van een wezen besloten. “Een eikel heeft als doel om een eikenboom te worden. Een mens heeft als doel om een goed mens te worden.” Je zou volgens Robeyns van een deugdzaam leven kunnen spreken. Je kunt dus niet zomaar alles doen en je alles permitteren, niet alles is immers deugdzaam.

Boekenkrant

In het boekje laat ze vervolgens zien dat extreme rijkdom niet past in een deugdzaam leven. Ze heeft daar een groot aantal argumenten voor. Ik noem er een aantal. Op de eerste plaats tast rijkdom de democratie aan, mensen die extreem rijk zijn kunnen invloed uitoefenen op de politiek op zo’n manier dat het schadelijk is voor de democratie. Ze huren lobbyisten in, geven grote donaties aan hun favoriete kandidaten en verwachten in ruil hiervoor invloed. Eigenlijk is het een vorm van politieke corruptie aldus Robeyns: “De democratie vergt dat iedereen een gelijke kans heeft om een stempel te drukken om politieke processen van collectieve besluitvorming.”

Een tweede argument is dat extreme rijkdom niet past in een duurzame wereld. Rijken leiden vaak een leven van excessen, willen de grootste boot, het grootste huis, willen niet onderdoen voor de net zo rijke buurman: “…. de typische consumptiepatronen die met rijkdom gepaard gaan [zijn] niet te verenigingen met onze ecologische plichten.”

Een derde reden waarom extreme rijkdom niet past in een deugdzaam leven zijn de noden van anderen. Hoe kun je zelf in extreme welvaart leven als je medemens niet genoeg middelen heeft om een menswaardig bestaan te lijden? “Het geld dat rijken en extreem rijken vooral gebruiken voor luxegoederen en voor statusuitgaven, zou op verschillende manieren veel beter besteed kunnen worden, met een grotere welvaar en welzijn voor de mensheid tot gevolg.” Dit geldt natuurlijk niet voor alle superrijken, er zijn er ook die redelijk sober leven en hun vermogen inzetten voor een betere wereld, denk aan Bill Gates. Deze rijken noemt Robeyns niet in Rijkdom, zij richt haar pijlen op de superrijken die in hun hedonistische bubbel leven en daarmee hun medemens schade toebrengen en te kort doen.  Niet deugdzaam vindt Robeyns.

Hier is mogelijk vanuit ethische opzicht niets tegen in te brengen. Maar wat te doen, hoe krijgen we een systeem waar de grote welvaart op de wereld een grotere groep mensen ten goede komt?  Robeyns pleit voor een rechtvaardiger belastingsysteem om zaken recht te trekken. Hogere belastingen bij de hoogste inkomsten, belasting op vermogen bijvoorbeeld boven een bepaald bedrag. Goed bedacht, maar hier is het papier natuurlijk geduldig. Overal zien we in de westerse wereld een ruk naar rechts en de meeste rechtse partijen staan doorgaans niet te springen op hogere belastingen voor de rijken. Sterker nog, vaak zijn zij juist door de rijken in het zadel geholpen. Robeyns weet dit natuurlijk en daarom concludeert ze: “Misschien is dit wel het eerste wat we nodig hebben bewustzijn […] dat als we het over kwesties van rijkdom, ongelijkheid en het sociaal contract hebben niet alleen over economie gaat, maar ook over politiek, en al helemaal over moraliteit.” En hier heeft ze natuurlijk volkomen gelijk in. Studies van Piketty en Van Bavel helpen bij het in kaart brengen hoe rijkdom werkt, maar het is goed dat we nu ook de normatieve, ethische kant van rijkdom benoemen. Niet meer het verheerlijken van rijken als helden, maar hen aanspreken op hun moraal en het gesprek aangaan over het deugdzame leven. Het essay van Robeyns is daar een goede aanzet toe.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles