"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Rijke mensen sterven niet

Dinsdag, 19 september, 2017

Geschreven door: Anneke Verbraeken
Artikel door: Jonas Vandroemme

 Aangrijpend relaas over Congo en Rwanda

[Recensie] Tussen 2009 en 2016 reisde de Nederlandse freelance journaliste Anneke Verbraeken verschillende keren naar Rwanda en Oost-Congo. Ze schreef stukken voor onder andere Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer, de Volkskrant, HP/De Tijd, Knack en MO*. In Rijke mensen sterven niet blikt Verbraeken terug op acht jaar in het Grote Merengebied. Het werd een verhaal met verschillende – maar even onthutsende – plotlijnen.

Kuifje in Afrika

In 2009 belandt Verbraeken voor het eerst in Rwanda en Oost-Congo, twee voormalige kolonies van België en twee van de meest turbulente landen ter wereld. Aanvankelijk voelt ze zich er naar eigen zeggen ‘Kuifje in Afrika’, op zoek naar verhalen over krijgsheren, illegale grondstoffen, kind slaven, rebellen en ‘bloedmobieltjes’.

Verbraeken ontdekt echter al snel dat journalistiek werk in de regio geen sinecure is. Om alle paperassen geregeld te krijgen, is niet alleen engelengeduld nodig: kennelijk doet ook een verfrommeld bankbiljet onder tafel wonderen. Tijdens dit eerste bezoek wekt de journaliste al snel de argwaan van de Rwandese inlichtingendiensten en krijgt ze het aan de stok met een groep comptoirs: zakenlui die onder meer handelen in tinerts en coltan, grondstoffen die erg gegeerd zijn door fabrikanten van smartphones en andere hightech-gadgets.

Schrijven Magazine

Dodelijke gordiaanse knoop

Tijdens deze eerste reis maakt Verbraeken kennis met Sylvestre Bwira, een Congolese mensenrechtenactivist die haar als fixer op sleeptouw neemt in Oost-Congo. Deze man verzet zich in Noord-Kivu als een soort moderne Don Quichot tegen de wetteloosheid en corruptie die zijn streek teistert.

De regio rondom Sylvestres geboortedorp Masisi is immers rijk aan mineralen, waardoor een complexe wirwar aan strijdende partijen – Chinese multinationals, Rwandese Hutu-rebellen, Mai-Mai-rebellen, Congolese soldaten en krijgsheren als Bosco ‘The Terminator’ Ntaganda – voor bloedvergieten blijven zorgen.

Bwira zag in 1997 met eigen ogen hoe zijn ouders en broers werden doodgeslagen door soldaten van de AFDL, een rebellenbeweging die destijds Mobutu Sese Seko van de macht verdreef. Later wordt hij zelf ontvoerd en gemarteld, waarna Verbraeken hem via Kinshasa helpt vluchten naar Nederland.

Om de dodelijke, gordiaanse knoop van strijdende groeperingen in het Grote Merengebied te begrijpen, moet je hoe dan ook terug naar de Rwandese genocide van 1994, waarbij naar schatting 500.000 tot 1 miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s vermoord werden. Sylvestre Bwira vertelt in Rijke mensen sterven niet hoe hij in 1994 honderden lijken in het Kivumeer zag drijven. Het boek ontleende er zijn titel aan:

“Het zijn natuurlijk altijd de zwakken die sterven. Kinderen, zieken, ouderen, armen. In 1994 stierven de rijken in Goma niet; die huurden een huis.”

De lange arm van Kagame

Een andere hoofdrolspeler in het boek is Rwandees oppositieleidster Victoire Ingabire Umuhoza. Verbraeken leert de politica kennen in Nederland, waar ze zestien jaar woonde als politiek vluchteling. Victoire is de voorzitter van de Verenigde Democratische Krachten (UDF), een coalitie van Rwandese oppositiepartijen die zich tegen president Paul Kagame kanten.

In 2010 keert Victoire Ingabire terug naar Rwanda om deel te nemen aan de presidentsverkiezingen. Het ooggetuigenverslag van Verbraeken toont dat deze verkiezingen levensgevaarlijk zijn voor oppositieleden. Victoire wordt beschuldigd van terroristische samenzwering en het ontkennen van de genocide. Tot op vandaag zit ze in een Rwandese cel.

Verbraeken vertelt hoe de ‘lange arm van Kagame’ ook tot in Nederland reikt. Zo wordt het huis van Victoire in Nederland doorzocht door Rwandezen en krijgt Verbraeken in Amsterdam, tijdens een bezoek van president Kagame aan het Nederlandse koningspaar, te maken met fysieke bedreigingen. Ze wordt door Rwanda zelfs uitgeroepen tot ‘vijand van het Rwandese volk’ en is er voortaan persona non grata. Deze hoofdstukken lezen bij momenten als een angstaanjagende spionagethriller.

Bureaucratische rompslomp

Rijke mensen sterven niet is een boek dat het label ‘meeslepende non-fictie’ met vlag en wimpel binnenhaalt. Het doorzettingsvermogen van Verbraeken is buitengewoon en haar moed in een van de gevaarlijkste gebieden ter wereld is ronduit bewonderenswaardig.

Het enige wat soms de vaart uit haar verhaal haalt, zijn de vele uitweidingen over reisperikelen, geldzorgen, douaneprocedures en andere bureaucratische rompslomp. Deze administratieve lijdensweg – die is doorspekt met de nodige humor – toont treffend hoe moeilijk het is om als journalist te werken in Afrika, maar ook voor de lezer is het soms doorbijten. De auteur schetst een helder beeld van de complexe situatie in het Grote Merengebied, maar de beknopte geschiedenis van Rwanda en Congo die achteraan het boek is opgenomen, blijft handig.

Sommige critici verwijten Verbraeken dat ze te nadrukkelijk kant kiest voor Victoire Ingabire en daarmee haar journalistieke onafhankelijkheid op het spel zet. Naar mijn gevoel is die kritiek niet terecht bij dit boek: Rijke mensen sterven niet is expliciet een persoonlijk relaas en een subjectieve terugblik. Verbraeken vertelt hoe zij de voorbije acht jaren in het Grote Merengebied heeft beleefd en ervaren, los van de journalistieke stukken die daaruit voortkwamen. Ze pretendeert ook niet de antwoorden te hebben:

“Na acht jaar in het gebied te hebben rondgewandeld, heb ik minder oplossingen dan ooit tevoren. Good governance ofwel eerlijk, competent en transparant bestuur? Een opleiding voor iedereen? Werk voor iedereen? Een degelijke financiële structuur zodat belastingen geïnd kunnen worden? Alle hulporganisaties de deur uit? Ik weet het niet. Wat ik wel weet is dat oplossingen van de Rwandezen en Congolezen zelf moeten komen en dat wij – Mzungus – moeten leren om niet maar altijd haastig oplossingen en analyses aan te dragen. Wij weten niet alles.”

Verwacht in dit boek dus geen haarfijne analyse van de vele problemen en conflicten die het Grote Merengebied verscheuren, maar wel een meeslepend en heftig ooggetuigenverslag van een geëngageerde – en ja, betrokken – journaliste.

Voor het eerst verschenen op vreemderdanfictie