"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Rode kornoeljes

Zondag, 15 februari, 2015

Geschreven door: Kerim Gocmen
Artikel door: Monique van Gaal

Conventies onder vuur op Turkse platteland

In 2013 debuteerde Kerim Göçmen met een verhalenbundel, Het geheim van de kromme neuzen. Ook Rode kornoeljes, zijn eerste roman, voelt als een lang kort verhaal. Grote, maar ook kleine, ontwikkelingen zorgen voor nogal wat deining op het platteland van het Turkije in de jaren vijftig. Göçmen laat zien en voelen wat het doet met een provinciaals stadje, wanneer de grote, contemporaine buitenwereld plots met alle macht binnentreedt. Komt het tot een botsing, een onalledaagse verstandhouding, of misschien beide? 

Het verhaal in Rode kornoeljes probeert op indringende wijze het spanningsveld te duiden tussen modern en traditioneel, tussen stads en provinciaals, opgeleid en ongeletterd. Maar ook – Göçmen benoemt het nog even gauw op de allerlaatste bladzijde – gaat het boek over ‘de oneindige strijd tussen het individu en de samenleving’. Je conformeren aan de heersende mores of de vrijheid hebben, desnoods nemen, om er tegenin te gaan. In Rode kornoeljes maakt de schrijver zichtbaar hoe regels en conventies immer onderhevig zijn aan veranderingen, en dat zulks vrijwel nooit zonder slag of stoot gaat.

Historische omwenteling

Het is 1950. Turkije staat aan de vooravond van een historische omwenteling: voor het eerst in de geschiedenis zullen er vrije verkiezingen worden gehouden. Naar verwachting zal de tot dan toe oppermachtige Republikeinse Volkspartij het gaan verliezen van de democraten. Symbool voor deze ontwikkeling staat een veel kleiner, maar ook zeer ingrijpend gebeuren: voor het eerst in zijn leven is de vijftienjarige Caner – de verteller van dit verhaal – tot over zijn oren verliefd:

‘Zou dit de eerste stap naar volwassenheid zijn? Verliep de overgang naar dat magische, ongrijpbare fenomeen van volwassenheid altijd zo problematisch?’

Boekenkrant

Een verboden liefde, want de dame in kwestie – Caners buurvrouw – is niemand minder dan de jonge, beeldschone vrouw van de nieuwe officier van justitie. De vrijgevochten Gülbahar is een ‘volmaakte pop, gemaakt om bewonderd en geliefkoosd te worden’ en bovendien nog hoogopgeleid ook. Zij houdt er stadse ideeën en gewoonten op na, laat zich door niemand de wet voorschrijven en choqueert graag.

Caner is niet de enige die omver wordt geblazen door ‘dit betoverende wezen’ met lippen als de rode kornoeljes die in overvloed in de tuin van de buurman groeien; zij brengt heimelijke gevoelens teweeg bij vrijwel alle dorpelingen. Terwijl de brave meisjes die naailes van haar krijgen, in de ban raken van haar kritische vragen over de liefde en haar tangomuziek, betichten de ambtenaarsvrouwen – tot wie Gülbahar behoort en bij wie zij eigenlijk aansluiting zou moeten zoeken – haar van het aan de laars lappen van de geldende conventies.

Rasverteller

Göçmen is een rasverteller. Het hele boek lang blijft Rode kornoeljes voor mijn gevoel een kort verhaal. Geen dubbelzinnigheid en geen heen en weer gereis in de tijd. De eenvoudige zinnen deden me denken aan sprookjes, geschreven om door iedereen begrepen te worden. Elk personage heeft een vastomlijnd karakter meegekregen, met zijn of haar unieke functie om de boodschap van het verhaal kracht bij te zetten. Dit maakt de personages, en daardoor tevens het verloop van het boek, soms voorspelbaar, hetgeen echter gelukkig niet veel af doet aan het verhaal:

‘Mijn moeder vond voldoening in koken, waarvoor ze door mijn vader oprecht werd gewaardeerd, en in het dagelijkse contact met de andere ambtenaarsvrouwen. Ze las bijna nooit, hoewel ze kon lezen en schrijven. In haar leven was geen plaats voor passie.’

Dan zijn daar nog Caners vader, de immer onpartijdige rechter en tevens voorzitter van de kiescommissie; de liberaal denkende ‘dandyachtige’ echtgenoot van Gülbahar; de rebelse en door elke vrouw aanbeden Cemal, die net als Gülbahar alle geldende conventies in de wind slaat; Caners klasgenootje Hasan die ondanks zijn spraakgebrek toch de meest wijze zinnen voortbrengt. Ook zij worden vrij stereotiep neergezet. Alleen Caner zelf heeft geen scherp afgebakende persoonlijkheid, hij is eerder de observerende verteller.

Diplomatiek

De schrijver zet de politieke verwikkelingen in Rode kornoeljes op diplomatieke wijze neer, waardoor ze tot nadenken stemmen. Met name de gesprekken tussen Caners vader en Gülbahars vrijzinnige man Seyfi zijn boeiend. De stadse Seyfi is van mening dat het volk, dat voor het merendeel uit boeren en analfabeten bestaat, moet kunnen kiezen, ook al kan dit de ondergang van het individu en andersdenkenden betekenen. De democratische partij wordt immers ‘geleid door maatschappelijke krachten die de afschaffing van de boerka, het Arabisch schrift en de invoering van kiesrecht voor vrouwen nooit ofte nimmer hadden en zouden kunnen aanvaarden.’ Wat is dan de definitie van democratie precies, als uitsluiting er deel van uitmaakt, vraagt de lezer zich af.

Het zit de vriendschap tussen Caner en Hasan niet mee. Terwijl Hasan vreest voor zijn vaders toekomst – hem wacht als vermeend communist verbanning door de democraten – wil Caner het alleen nog maar over de liefde hebben. Caners vader, zelf overtuigd republikein, zou zijn macht kunnen gebruiken om Hasans vader te helpen, maar kan onmogelijk de heersende regels negeren. Het zou immers ‘actieve deelname aan de politiek betekenen.’

In heldere bewoordingen heeft Kerim Göçmen een toegankelijk en boeiend boek geschreven, waarin hij tegen de achtergrond van een grote historische gebeurtenis en een kleine persoonlijke ontwikkeling, op knappe wijze een ernstig met de conventies worstelende samenleving typeert.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.