"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Rozenrood

Zondag, 7 september, 2008

Geschreven door: Marleen Schefferlie
Artikel door: Henk Bergman

Altijd ziek, zwak en misselijk

We zijn nog maar luttele bladzijden gevorderd in Rozenrood of we hebben de hoofdpersoon al menstruerend, kotsend en diarreeïserend aan ons voorbij zien gaan. Ze bevindt zich op een vliegveld, preciezer gezegd op de plee van een vliegveld, alwaar ze op haar knieën uitvoerig de daar aanwezige pot omhelst. Lijdt Rozenrood – titel en hoofdpersoon zijn dezelfde – aan een ernstige vorm van Reisefieber? Ach nee, als we het boek uit hebben – wat best enige moeite kost – weten we dat ze permanent ziek, zwak en misselijk is.

Het verhaaltje is net zo dun als de poep van Rozenrood. Ze reist haar geliefde Beer na, een duidelijk foute man. Hij is artdirector op het reclamebureau waar Rozenrood een baantje als receptioniste heeft en neemt een commercial op in Zuid-Afrika. Als ze eindelijk in Kaapstad arriveert blijken alle reisperikelen voor niets te zijn geweest: Beer is niet geïnteresseerd. Terug in Nederland rijdt hij zichzelf te pletter tegen een boom.

Tussen Rozenroods vertrek van het vliegveld en de laatste daad van Beer worden we vergast op de nodige flash backs.
Rozenrood in discussie met haar vreselijke moeder, die mannen mee naar huis neemt die ze in de notenbar of in de fysiotherapiepraktijk ontmoet en die het zelfs met Beer aanlegt.
Rozenrood in een eindeloze klachtentoer langs dokters en paranormaal genezers; niemand die iets alarmerends bij haar kan vinden.

‘Zolang ik me kan herinneren heb ik al hoofdpijnen, ook als kind al, ik ben snel moe en als ik ’s ochtends wakker word voel ik me gebroken, ook als ik goed geslapen heb, omdat ik vaak slaapwandel maar meestal slaap ik slecht en dan lig ik wakker, zo tussen twee en vijf, zes ben ik de volgende dag een wrak, en zo heb ik iedere veertien dagen wel een soort migraineaanval, en moet ik een dag lang ieder halfuur overgeven en dan nog twee dagen afbouwen.’

Geschiedenis Magazine

Rozenrood die een paar vluggertjes afwerkt.
Rozenrood als miskend kunstenaar, mijmerend over haar megaproject waarin ze bomen met elkaar verbindt.

‘Ik span een netwerk van touwen, dat ik ingraaf in geulen. Uiteindelijk wil ik cement of beton in de geulen storten en ze dan uitgraven. Maar zover ben ik nog niet. Ik zie het als mijn levenswerk.’

Weinig dingen irriteren meer dan iemand die het voordurend over zichzelf heeft. Rozenrood scoort hoog in deze categorie. Schefferlie kan geen moment loskomen van haar hoofdpersoon. Dat zou nog tot daaraan toe zijn als Rozenrood iets te melden had. Helaas, haar hoofd produceert uitsluitend alledaagse gedachten. Ik heb niets tegen small talk, maar een roman moet je er niet vol mee stoppen. Eén originele observatie, één verrassende wending in het verhaal, één personage dat niet is opgetrokken uit clichés – is dat nu te veel gevraagd? Ja, van Marleen Schefferlie is dat te veel gevraagd.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.