"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Samen met de CIA

Woensdag, 31 juli, 2019

Geschreven door: Cees Wiebes
Artikel door: Jan van den Berg

Spioneren met Amerika

[Recensie] Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten hebben tijdens de Koude Oorlog op veel grotere schaal samengewerkt, dan tot nu toe bekend was. Op grond van recent geopende archieven en gesprekken met medewerkers van deze diensten heeft Cees Wiebes het boek Samen met de CIA geschreven. Het laat zien dat Nederlandse diensten, agenten en bedrijven voor de CIA waardevolle partners waren in het geheime deel van de Koude Oorlog.

Wiebes schetst eerst de contouren van het verborgen slagveld. Hieruit blijkt dat de Tweede Wereldoorlog vrijwel naadloos overging in een strijd van het Westen tegen het Oosten. Het beste voorbeeld is hiervan is Reinhard Gehlen. Deze Wehrmacht officier was hoofd van de militaire inlichtingendienst aan het Oostfront. Direct na de Duitse capitulatie bood Gehlen zijn diensten en archief aan het U. S. Army Counter Intelligence Corps aan. Gehlen kreeg vervolgens een belangrijke rol bij geheime operaties achter het IJzeren Gordijn.

Geheime operaties hadden twee doeleinden. In de eerste plaats moest informatie verkregen worden over de situatie in de Sovjet-Unie en zijn bondgenoten. Het andere doel was anti-communistische partizanengroepen ondersteunen. Die waren zeer actief in het westen van de Sovjet-Unie, maar ook in bijvoorbeeld Roemenië. Hun oorlog was alles behalve ‘koud’. Zo zijn in de drie Baltische staten in de periode 1944 – 1954 zo’n 185.000 doden gevallen onder partizanen, burgers en Sovjet-troepen.

Wiebes beschrijft drie aspecten van de Nederlandse bijdrage aan geheime operaties. Het eerste betreft de betrokkenheid van Buitenlandse Inlichtingendienst bij infiltraties in Oost-Europese landen. Zo organiseerde deze dienst in 1951 de heimelijke reis van vijf Roemenen naar hun vaderland om inlichtingen te verzamelen en het verzet te ondersteunen. De CIA verleende logistieke steun en zorgde voor de dropping van het team in Roemenië.

De Roemeense veiligheidsdienst wist echter dat ze er aan kwamen. Vier van hen werden gepakt en geëxecuteerd. De vijfde pleegde zelfmoord voor hij gearresteerd kon worden. Wiebes vermoedt dat hun operatie verraden was door een Bulgaarse geheim agent die de vijf had helpen trainen.

Dat past in een patroon. Diensten als de CIA en de Britse MI6 gingen tot 1955 door met infiltraties, ook al werden deze vrijwel allemaal verraden. Het succes van hun pogingen is vrijwel nihil. Wiebes wijst er overigens op dat de Deense, Noorse en Zweedse geheime diensten wel successen boekten met hun infiltraties.

Het tweede aspect is de inzet van dubbelagenten door de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Hiervan zijn er zeker een stuk of tien geweest. Het doel was om Sovjet-diensten als de KGB en GROE (militaire inlichtingendienst) te laten denken dat ze een spion hadden gerecruteerd, terwijl deze in werkelijkheid werd gecontroleerd door de BVD. Daarmee hoopte de BVD Sovjet-spionnen te ontmaskeren, die in het Westen actief waren.

Daarnaast konden de dubbelagenten foutieve of onbelangrijke informatie doorspelen aan de Sovjets. Dergelijke informatie stond bekend als ‘chicken feed’. De hoop was dat dit hun wetenschappers, industrie of strijdkrachten op het verkeerde been zou zetten. Omgekeerd konden vragen van de GROE of KGB aan ‘hun’ agent om naar informatie over bepaalde onderwerpen te zoeken een idee geven van lacunes in de Russische kennis.

Wiebes beschrijft de operaties van één dubbelagent, met de codenaam Tom, uitvoerig. Tom werkte in de jaren vijftig en zestig onder andere bij de Noorse nucleaire onderzoeksreactor in Kjeller. De BVD voerde operatie Tom uit met de CIA, MI6 en de Noorse dienst NIS. Samenwerking was noodzakelijk, want de BVD kon niet op eigen kracht voldoende chicken feed produceren om de Sovjet-diensten jaren lang op een geloofwaardige manier om de tuin te leiden. Op een gegeven moment werd zelfs Philips benaderd om, relatief onbelangrijke, technische informatie te leveren.

Tot slot het Nederlands Radar Proefstation. Dit bedrijf in Noordwijk heeft van het midden van de jaren vijftig tot waarschijnlijk 1989 afluister- en zendapparatuur geleverd aan de CIA. Deze apparatuur werd in vele ambassades in Nederland en daarbuiten geplaatst door de BVD en de Amerikanen.

Samen met de CIA laat zien dat veel geheimen van geheime diensten uiteindelijk openbaar worden, ook al kan dat een halve eeuw of langer duren. Wiebes heeft dit even boeiend als degelijk beschreven; als een waar gebeurde thriller. Maar hij moet over veel zaken meedelen dat de archieven nog gesloten zijn. De werkelijkheid is dus nog spannender dan Wiebes kan weergeven.

Eerder verschenen in Armex

Boeken van deze Auteur: