"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Schiphol. Biografie van een luchthaven

Maandag, 7 september, 2020

Geschreven door: Stephan Steinmetz
Artikel door: Rijkert Knoppers

[Recensie] Wat een uitgelezen moment om een boek over Schiphol te publiceren! Want het centrale onderwerp van deze publicatie staat sinds het uitbreken van het corona virus nog veel meer dan anders volop in de belangstelling. Bijvoorbeeld omdat het luchtverkeer naar Amerika, Italië, Azië en diverse Europese landen enkele maanden vrijwel stil lag, waardoor het aantal passagiers van de luchthaven dramatisch daalde. Vervolgens haalde Schiphol voortdurend het nieuws, als het niet om het dragen van mondkapjes ging dan wel over de invoer van coronatesten of over het gebrek aan veiligheidsmaatregelen bij reizigers uit risicogebieden. En natuurlijk vanwege de slechte economische ontwikkeling van de luchthaven, waardoor enkele honderden mensen hun baan dreigen kwijt te raken.
Het valt sociaalhistorisch onderzoeker Stephan Steinmetz natuurlijk niet kwalijk te nemen dat in zijn boek over Schiphol, dat in januari 2020 verscheen, het begrip corona nergens voorkomt. Uit het nawoord valt op te maken dat de auteur al in 2019 zijn tekst afsloot.

Maar er blijven natuurlijk genoeg andere interessante verhalen te vertellen over de luchthaven, die in 2016 haar honderdjarig bestaan vierde. Alleen het ontstaan van het vliegveld is al bijzonder. In de zomer van 1914 beschikte Nederland over zegge en schrijve één vliegtuig: een tweedekker die bij Soesterberg in een schuur stond. Maar met het oog op de pas begonnen Eerste Wereldoorlog wilde de Luchtvaartafdeling van de Landmacht op alles voorbereid zijn, en moest er een veilige landingsplek komen. Na wat speurwerk viel de keuze op een stuk polderlandschap vlakbij de Stelling van Amsterdam. Twee jaar later landden de eerste drie vliegtuigen op Schiphol, een vliegweide van 200 meter breed en 600 meter lang. En zo is het begonnen.

Het is bijzonder om te lezen hoe het kleine vliegveld langzaam maar zeker in omvang groeide. Was het in begin jaren vijftig nog mogelijk dat het personeel verloren voorwerpen, zoals een doos chocola, een speelgoedvliegtuigje of een paraplu naar de rechtmatige eigenaren nastuurde, en dat Ulrich ‘Jan’ Dellaert, directeur van de Dienst Luchthaven Schiphol, hoogstpersoonlijk vluchtinformatie aan individuele passagiers of hun begeleiders doorgaf, later ging de aandacht naar veel belangrijker zaken, zoals de voortdurende schaalvergroting van het vliegveld, bijvoorbeeld.
Een interessante idee, in de jaren twintig ontwikkeld door Fokker, was de bouw van een centrale terminal, waarbij passagiers via een uitschuifbare overdekte vliegtuigslurf op wieltjes naar het vliegtuig konden lopen. Een plan dat overigens in die tijd nog te duur was, het zou tot 1961 duren voordat de eerste aviobrug ter wereld in gebruik ging. Een ander grensverleggend voorstel kwam van Dellaert, die ‘inzweefbanen’ wilde aanleggen: verharde stroken waarop de vliegtuigen zouden moeten landen, in plaats van ergens op het grasveld.

Wat het vlot geschreven boek vooral interessant maakt is dat de auteur, naast het verrichten van archiefonderzoek, met een groot aantal direct betrokkenen heeft gesproken, van oud-Schipholmedewerkers tot aan een amateurhistoricus en van een vertegenwoordiger van een milieuorganisatie tot aan diverse wetenschappers. Het is in dit verband jammer dat er een personen- en een zakenregister ontbreekt, terwijl ook een chronologisch overzicht niet zou misstaan. Het kaartmateriaal en de interessante foto’s zijn overigens een welkome aanvulling op de tekst. De auteur heeft trouwens de actuele ontwikkelingen over de gevolgen van de coronacrisis voor de luchtvaart aangegrepen om in juni 2020 in Trouw een essay over dit onderwerp te publiceren. Deze tekst is via de website van de uitgeverij te downloaden.

Boekenkrant

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles