"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Scholarly Adventures in Digital Humanities: Making the Modernist Archives Publishing Project

Vrijdag, 4 januari, 2019

Geschreven door: Claire Battershill
Artikel door: Peter Verhaar

Een versmelting van theorie en technologie

[Recensie] Virginia en Leonard Woolf kochten hun eerste handdrukpers in 1917 en installeerden deze machine op de keukentafel in hun eigen huis, Hogarth House, in Richmond. Deze aanschaf lag aan de basis van de Hogarth Press, een uitgeverij die in de eerste drie decennia van haar bestaan uitgroeide tot een invloedrijke commerciële onderneming. Naast de werken van Virginia Woolf zelf publiceerde de Hogarth Press vele andere belangrijke werken uit de modernistische periode, waaronder Prelude van Katherine Mansfield en The Waste Land van T.S. Eliot. Verschillende literatuurwetenschappers hebben erop gewezen dat de oprichting van de Hogarth Press een cruciale gebeurtenis vormde in de geschiedenis van het modernisme. (Southworth 2010: 12) Doordat de middelen waarmee boeken konden worden geproduceerd steeds beter betaalbaar werden, kon het echtpaar Woolf in de periode tussen de twee wereldoorlogen een platform ontwikkelen waarop vaak nog onbekende auteurs uitdrukking konden geven aan een nieuwe en experimentele esthetiek. Voor Virginia Woolf gold deze mogelijkheid als een bevrijding. Door een uitgeverij op te richten kon zij de werken die zij wilde schrijven zelf publiceren, zonder rekening te moeten houden met de meningen van redacteurs.

Een van de belangrijkste doelen van het Modernist Archives Publishing Project (MAPP), dat in 2014 van start ging, is om een digitaal archief te ontwikkelen dat toegang biedt tot scans van de boeken en de archiefstukken van uitgevers die actief waren tijdens de modernistische periode. Tijdens de eerste fase van het project is hoofdzakelijk aandacht besteed aan de historische bronnen omtrent de geschiedenis van de Hogarth Press. De uitgaven, drukproeven, contracten, brieven en financiële documenten die door deze uitgeverij zijn geproduceerd, zijn in de loop der jaren fysiek verspreid geraakt over instellingen zoals de Washington State University, de E.J. Pratt Library in Toronto, de University of Reading en de Bruce Peel Library in Alberta. Op de website van MAPP worden deze bronnen virtueel herenigd. Het boek Scholarly Adventures in Digital Humanities: Making The Modernist Archives Publishing Project, dat precies honderd jaar na de oprichting van de Hogarth Press verscheen, bespreekt de eerste ervaringen van het project. De tekst is het resultaat van een gezamenlijke inspanning van de zes onderzoekers die aan MAPP zijn verbonden. Met uitzondering van de biografieën in hoofdstuk 3 wordt geen van de hoofdstukken aan een specifieke auteur toegewezen.

Zoals ook wordt benadrukt in de titel van het boek positioneert het onderzoeksproject zich als verkenning op het gebied van de digital humanities, een interdisciplinair vakgebied waarin onderzoekers proberen om traditionele geesteswetenschappelijke vragen te beantwoorden via de toepassing van digitale en kwantitatieve onderzoeksmethoden. Voor de onderzoekers die verbonden zijn aan MAPP vormt deze affichering met de digital humanities zeker geen lege huls, aangezien er binnen het project zorgvuldig is nagedacht over de redenen om digitale technologieën in te zetten. Een centrale aanname binnen het project is dat onderzoek naar het modernisme als cultureel fenomeen zich niet uitsluitend kan concentreren op de literaire teksten uit deze periode. Bij de bestudering van literaire werken is het ook van belang om te weten hoe deze teksten aan hun lezers werden gepresenteerd, hoe boeken werden gepromoot en hoe boeken werden gelezen. Het theoretisch raamwerk dat voor MAPP is ontwikkeld leunt sterk op modellen en concepten van boekwetenschappers zoals Don McKenzie, Jerome McGann en Robert Darnton. McKenzie benadrukte bijvoorbeeld dat  onderzoek naar literaire werken zich rekenschap moet geven van de sociologie van deze teksten. Boeken worden in eerste instantie geschreven door auteurs, maar het materiële object dat op de markt verschijnt is uiteindelijk vervaardigd door een veelheid van actoren, zoals ontwerpers, uitgevers, typografen en redacteuren. Al deze personen kunnen bijdragen aan de vorm van de tekst en, als gevolg hiervan, aan de betekenis die aan de tekst wordt gegeven. Deze overwegingen volgend worden er binnen MAPP dan ook niet alleen boeken gedigitaliseerd, maar ook brieven, advertenties, boekbesprekingen en financiële overzichten. Binnen MAPP is er bovendien een datamodel ontwikkeld waarmee de uiteenlopende relaties tussen boeken, auteurs, illustratoren, boekverkopers en klanten op een systematische manier kunnen worden vastgelegd.1 De technische infrastructuur van MAPP weerspiegelt dus het idee dat boeken geen opzichzelfstaande eenheden zijn en dat deze bestudeerd moeten worden als onderdelen van een breder sociaal en cultureel netwerk.

Scholarly Adventures in Digital Humanities bespreekt op de eerste plaats de doelstellingen en de aanpak van MAPP, maar behandelt ook een veel breder onderwerp: de praktische gevolgen van het toenemende gebruik van digitale tools binnen de geesteswetenschappen. Heel interessant hierbij is dat er steeds opvallende parallellen worden benadrukt tussen deze methodologische gevolgen enerzijds en het onderwerp dat in MAPP wordt bestudeerd anderzijds. Nadat Virginia en Leonard Woolf een eigen uitgeverij hadden opgericht, werd het voor hen eenvoudiger om de literaire werken die zij zelf waardevol vonden op de markt te brengen. Op een vergelijkbare manier kunnen onderzoekers in de eenentwintigste eeuw gebruikmaken van samenwerkingstools en publicatieplatforms waarmee data en andere resultaten direct kunnen worden gedeeld met vakgenoten, ondanks de eventuele bedenkingen van kritische peers of van uitgevers. (Battershil et al. 2017: 96-108) Analoog aan de manier waarop het echtpaar Woolf contacten moest leggen met illustratoren, auteurs en boekverkopers, zijn onderzoekers op het gebied van de digital humanities ook vaak geneigd om samenwerking te zoeken. In het papieren tijdperk was samenwerking vaak lastig of zelfs verdacht, onder meer vanwege het grote belang dat aan monografieën van solitaire wetenschappers werd toegekend. De bouw van een digitaal archief vergt een verscheidenheid aan vaardigheden en hierom is het vaak noodzakelijk om een team te vormen. (Battershil et al. 2017: 54-62)

Boekenkrant

Het boek richt zich hoofdzakelijk op de verschillende gevolgen voor de methodologie en het onderzoeksproces. De vraag of de inzet van digitale methoden ook daadwerkelijk heeft geleid tot nieuwe inzichten over de Hogarth Press blijft grotendeels onbeantwoord. Het enige onderdeel van het boek dat zijdelings ingaat op het wetenschappelijke belang van MAPP is hoofdstuk 6, waarin de educatieve toepassingen van het digitale archief uiteen worden gezet. In het onderwijs dat door een aantal van de coauteurs is verzorgd, zijn studenten bijvoorbeeld gevraagd om de totstandkoming van specifieke titels te beschrijven aan de hand van de bronnen die via MAPP beschikbaar zijn gesteld. Via dit soort oefeningen konden er vaak nieuwe relaties worden blootgelegd tussen de personen in het netwerk. Het boek bespreekt echter nagenoeg geen nieuwe ontdekkingen van de onderzoekers zelf. Omdat de auteurs in hun introductie expliciet aangeven dat zij met het boek een indruk willen geven van de meerwaarde van digitale methoden, is het enigszins teleurstellend dat het boek niet dieper ingaat op verrassende resultaten of op nieuwe manieren van denken.

Aangezien de digital humanities momenteel een grote vlucht nemen, is het van groot belang om niet alleen de mogelijkheden en de voordelen te benadrukken, maar om ook op een meer fundamenteel niveau te reflecteren over de valkuilen en de beperkingen van het gebruik van digitale technologieën. De datamodellen waar computationele methoden mee werken, zijn onvermijdelijk gebaseerd op abstracties en op versimpelingen.2 Daarnaast is het op dit moment nog onduidelijk of kwantitatieve data over teksten ons daadwerkelijk kunnen helpen bij de interpretatie van historische en literaire bronnen.3 Verschillende onderzoekers hebben bovendien hun zorgen geuit over het feit dat digitale tools vaak een ingebouwde bias hebben, omdat ze gebaseerd zijn op specifieke aannames.4 Claire Battershill en haar coauteurs gaan echter niet in op dit soort principiële kwesties. De monografie concentreert zich hoofdzakelijk op een aantal praktische voordelen van computergestuurd onderzoek. De hoofdstukken die zich richten op de gunstige effecten van interdisciplinaire samenwerking en van nieuwe publicatievormen bevatten bovendien ook weinig vernieuwende inzichten. De voordelen die worden genoemd in het hoofdstuk over samenwerking komen grotendeels overeen met de verschillende positieve gevolgen die zijn uiteengezet in, bijvoorbeeld, de bundel Collaborative Research in the Digital Humanities uit 2012. (Deegan & McCarty 2012) Over het idee dat het digitale medium ook nieuwe mogelijkheden tot disseminatie met zich meebrengt, is eerder al uitvoerig geschreven in onder meer de monografie Planned Obsolescence van Kathleen Fitzpatrick. (Fitzpatrick 2011)

Bij de haalbaarheid van een aantal van de ver volgprojecten die in het boek worden besproken kunnen bovendien ook vraagtekens worden geplaatst. De onderzoekers van MAPP hebben de ambitie om het digitale archief na de eerste fase van het project uit te bouwen tot een internationaal platform waarop alle onderzoekers die zich bezighouden met uitgeversarchieven uit het begin van de twintigste eeuw hun data kunnen delen. De auteurs lijken hierbij voorbij te gaan aan het feit dat het in de praktijk vaak zeer lastig blijkt om de semantische en technische interoperabiliteit van verschillende onderzoeksinfrastructuren te garanderen. De coda van het boek, hoofdstuk 8, gaat vooral in op de vergankelijkheid van digitale informatie. Software-updates en technische vernieuwingen maken bronnen op het web erg kwetsbaar en het voortbestaan van digitale archieven hangt vaak af van eindige projectsubsidies. De auteurs lijken hiermee te anticiperen op de mogelijkheid dat de toekomstplannen die worden voorgesteld niet zullen worden gerealiseerd.

De waarde van Scholarly Adventures in Digital Humanities ligt vooral in het feit dat het boek op een overtuigende manier aantoont dat digitale tools een zinvolle functie kunnen vervullen binnen de methodologie van geesteswetenschappelijk onderzoek. De onderzoekers van MAPP hebben de verschillende technische mogelijkheden nadrukkelijk ingezet ter ondersteuning van specifieke theoretische concepten en modellen.

Juist dit soort productieve vervlechtingen van theorie en technologie kunnen helpen bij het temperen van de scepsis waarmee onderzoek in de digital humanities vaak nog wordt omgeven. Hoewel de auteurs in hun introductie aangeven dat het boek vooral zal ingaan op de conceptuele aspecten van MAPP, bevat Scholarly Adventures in Digital Humanities veel praktische aanwijzingen voor onderzoekers die in teamverband willen werken aan het digitaliseren van een thematische collectie. De twee bijlagen bij het boek bieden waardevolle overzichten van technische termen, relevante tools en vergelijkbare projecten. De auteurs bespreken hun experimenten met het digitale medium bovendien met een aanstekelijk enthousiasme. Het boek ademt hiermee dan ook de geest van de monografie waar het boek zijn wat frivole titel aan ontleent, namelijk The Scholar Adventurers van Richard Altick. (Altick 1987) In dit boek onderstreept Altick vooral het plezier dat onderzoekers kunnen beleven aan hun werk en aan het doen van nieuwe ontdekkingen. Scholarly Adventures in Digital Humanities geeft blijk van een vergelijkbare bezieling. Het is een enthousiasmerend en inspirerend boek waarin de auteurs met verve laten zien dat digitale onderzoeksmethoden effectief kunnen helpen bij het zichtbaar maken van onderzoeksresultaten, bij het smeden van vruchtbare samenwerkingsverbanden en bij het aanboren van nieuwe creativiteit.

Noten

1 Het theoretisch raamwerk van het onderzoeksproject wordt hoofdzakelijk uiteengezet in de hoofdstukken 1 en 2 op p. 8ff en op p. 26ff. Het datamodel dat voor het project is ontwikkeld, wordt besproken op p. 79ff.
2 John Unsworth benadrukt bijvoorbeeld dat datamodellen onvermijdelijk een beperkt beeld geven van het domein dat ze representeren. Zie Unsworth 2013.
3 Deze kwestie wordt uitgebreid besproken in Ramsay 2016.
4 Zie onder meer Ramsay & Rockwell 2012; Galey & Ruecker 2010.

Literatuur
– Altick, R.D., The Scholar Adventurers, Columbus 1987.
– Battershil, C., Southworth, H., Staveley, A., Widner, M., Willson, G. & N. Wilson, Scholarly Adventures in Digital Humanities: Making The Modernist Archives Publishing Project, Cham 2017.
– Deegan, M. & W. McCarty, Collaborative Research in the Digital Humanities, Farnham 2012.
– Fitzpatrick, K., Planned Obsolescence: Publishing, Technology, and the Future of the Academy, New York 2011.
– Galey A. & S. Ruecker, ‘How a Prototype Argues’. In: Literary and Linguistic Computing, 25 (2010) 4: 405-424.
– Ramsay, S., Reading Machines: Toward an Algorithmic Criticism, Urbana 2011. En in: Rockwell, G. & S.
– Sinclair, Hermeneutica: Computer-Assisted Interpretation in the Humanities, Cambridge (Massachusetts), London 2016.
– Ramsay, S. & G. Rockwell, ‘Developing Things: Notes Towards an Epistemology of Building in the Digital Humanities’. In: M.K. Gold (eds.), Debates in the Digital Humanities, Minneapolis, London 2012: 75-84.
Southworth, H. (red.), Leonard and Virginia Woolf, the Hogarth Press and the networks of modernism, Edinburgh 2010.
– Unsworth, J., ‘What is Humanities Computing and What is Not?’. In: M. Terras, M. Nyhan & E.
– Vanhoutte (eds.), Defining Digital Humanities: A Reader, Farnham 2013: 35-48.

Eerder verschenen in Vooys