"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Schoonheidsdrift

Dinsdag, 11 mei, 2021

Geschreven door: Arie Storm
Artikel door: Annette Wierper

Veel Arie Storm in de nieuwe Arie Storm

[Recensie] Het nieuwste boek van Arie Storm omvat het hele spectrum ‘Arie Storm’: literatuur en lectuur, chaos en rumoer, ironie en sarcasme, luim en ernst, melige lolbroekerij, oppervlakkige kluchtigheid en schaamteloze clichés. En Arie Storm, veel Arie Storm.

Als recensent – voor het Parool – werd Arie Storm alom gevreesd om zijn soms meedogenloze kritieken; weinig auteurs konden rekenen op een welwillend oordeel, geregeld sloot hij recensies af met de vernietigende mantra: leuk boek, maar het is geen literatuur. Storm leeft voor de literatuur, de literatuur leeft in hem. Maar gehoorzaamt het nieuwste boek van Arie Storm wel aan hèt kenmerk van literatuur zoals ooit door W.F. Hermans omschreven als ‘doelgericht’? Dat er bij wijze van spreken in het plot geen mus van het dak kan vallen zonder dat dit een gevolg heeft?

In het eerste verhaal Schoonheidsdrift reist de schrijver, gedreven door zijn grote bewondering voor zijn geliefde poëet John Keats (“A thing of beauty is a joy forever”) naar Londen. Het is het verlangen naar schoonheid dat hem drijft, een “soort drift, iets wanhopigs waaraan je innerlijk zich probeert vast te klampen.” Hij hoopt dat de reis hem troost brengt in zijn verdriet om een overleden vriendin. Dat die vriendin al tien jaar dood is en de rouw dus wel wat laat komt, schuiven we maar op de literaire wetmatigheid dat je in de literatuur wel iets meer bewegingsvrijheid hebt dan in de werkelijkheid. Bovendien zou het reisje ook een goede gelegenheid zijn om eens in alle rust aan een komedie te werken. Hoewel die de schrijver nog niet helemaal voor ogen stond had hij voor de zekerheid zijn notities hierover maar meegenomen.

In London komt de schrijver terecht in een merkwaardig gezelschap, een gebeurtenis die je met enige fantasie ‘doelgericht’ kunt noemen: het zijn figuren die je kunt associëren met literatuur: schrijver, dichter, biograaf, boekhandelaar. Dat zij gekleed gaan naar negentiende-eeuwse maatstaven en enkelen van hen al jaren dood zijn, mag misschien bevreemdend werken, maar vooruit, is dit nu net niet wat literatuur met je doet: bevreemden? Naast dit ‘operettegezelschap’ duiken ook andere literaire figuren in de tekst op, de meesten ook allemaal al jaren dood. Hoe het ook zij, dankzij deze nieuwe vrienden ontmoet de schrijver zijn favoriete poëet John Keats – jong gestorven – een louterende gebeurtenis die de schrijver oplicht uit zijn verdriet en hem verzoent met de wereld om hem heen, hoe bizar die op dat moment ook lijkt.

Dans Magazine

Hoewel Arie Storm een verklaard tegenstander zegt te zijn van schrijvers die in hun eigen verhaal gaan rondlopen, doet hij het zelf ook. Geregeld voert hij zichzelf in zijn boeken op als handelend – en in het geval van Schoonheidsdrift ook vertellend – personage. In navolging van Keats, in zijn ogen de grootste romantische dichter, neemt hij afstand van het concept van het leven met alle daarbij behorende verplichtingen zoals een gezin, een toekomst – dingen waar je de rest van je leven last van zou kunnen hebben – en creëert hij zichzelf als personage in de alternatieve werkelijkheid van zijn roman. Dat resulteert in een verwarrend relaas waar de gebeurtenissen danig uit de hand lopen en zowel protagonist als lezer verstrik raken in het web dat feit en fictie om hem heen spannen en waarin Dichtung en Wahrheit dwars door elkaar lopen.

Zoals wel vaker in Storms oeuvre bestaat Schoonheidsdrift uit twee delen. Hoewel de schrijver als gevolg van de ondergane emoties aan het einde van het eerste deel “tegen de vlakte gaat” blijkt hij er gelukkig toch in geslaagd te zijn de komedie, waaraan hij de laatste hand legde in de Eurostar op weg naar huis, te voltooien. Ook in Blauwe Lucht lopen rare types rond met elk hun eigen agenda. De ik-figuur is in dezen de gebeten hond; geregeld ontsnapt hij aan verleiding, vernedering en mishandeling. Ontploffende gaskachels, geile minnaressen, persoonsverwisselingen, een jaloerse broer die met een hockeystick – of was het een dolk? – zwaait, auto-ongelukken, duistere complotten, weinig blijft Tom van Santen – hoofdpersoon, beginnend schrijver – bespaard. Denk nu niet dat Tom een verzonnen personage is, het is gewoon Storms alter ego. Want “mijn eigen leven, mijn persoonlijke decor, mijn verleden, mijn herinneringen, daar begon alles mee,” schrijft Storm immers. Het is zodoende ook in dit verhaal weer lastig de scheidslijn te ontdekken tussen het biografische en fictieve leven van Storms hoofdpersonage. In een soort epiloog probeert de schrijver ons dat nog een beetje uit te leggen – zonder veel resultaat. Deze trucs vertroebelen helaas een helder zicht op zijn stijl en staan een gefundeerd oordeel in de weg over zijn dramatische talent en zijn literatuuropvatting. En dat terwijl juist hij geen kans onbenut laat om ons, de lezer, ervan te overtuigen hoezeer hij, Arie Storm, de literatuur tot in zijn vingertoppen beheerst. Kortom, het boek houdt je wel bezig, maar of het literatuur is?

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur:

List en leed

Luisteren hoe huizen ademen