"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Sluijters en de modernen

Ware schilderspassie

[Recensie] Niet alleen schonk Els Blokker-Verwer (1947) de Narinc-collectie moderne Nederlandse figuratieve kunst, die zij met wijlen haar man Jaap Blokker opbouwde. Ook een nieuwe vleugel aan het Singer Museum Laren voor de collectie en een hierbij verschenen catalogus financierde zij.

Zou het door hun familiebedrijf Blokker, dat in betaalbare huishoudproducten doet, komen dat het echtpaar schilderijen aankocht die vaak alledaagse onderwerpen voorstellen?

Eén pointillistisch schilderij van Toorop stelt een armoedig arbeidersechtpaar met kind voor, die in het zwaar geïndustrialiseerde Luik, de staking van de volgende dag afwachten. Het tafereel maakt zo somber dat het nooit door de Blokkers werd opgehangen.

Hoewel de collectie cirkelt rondom de vrolijke lumineuze schilderijen van Jan Sluijters zitten er de nodige persoonlijke afwijkingen in. Na de Toorop is daar een groot dubbelportret van Carel en Wilma Willink. Met het streng figuratieve doek uit 1947 liet de schilder zijn vakmanschap zien in een tijd dat het abstract expressionisme van Cobra de kop opstak.

Pf

Met genoegen zie je hoe Willink zich te buiten ging aan stofuitdrukking. De handen met knokkels en vingerkootjes, de hoornen bril, met armbanden behangen polsen van zijn vrouw Wilma en haar mohair-trui.

Techniek
In hun vlot leesbare catalogusteksten gaan gast-schrijvers en conservatoren per schilderij of beeld in op de kunsthistorische aspecten. Uiteraard wordt ook het persoonlijke verhaal van de zichtbaar bevlogen verzamelaars verteld. Het is bijzonder dat ze zowel de Willink als een tafereel met drie naakten van Sluijters verwierven. Beide doeken bevielen de makers namelijk dusdanig goed dat zij ze lange tijd voor zichzelf hielden en niet aan de handel gunden.

Iets meer over schildertechniek had overigens geen kwaad gekund. Zeker in het geval van Jan Sluijters die vaak van stijl wisselde en later zelfs een gewild, ietwat conservatiever portrettist werd. Die lucratieve positie nam Willink overigens na zijn dood over.

Sluijters koesterde graag het gewone. Aan zijn experimentele kubistische werken zie je dat hij er eigenlijk niet zo uitkwam. Veel meer op dreef is hij met twee Larense dorpsgezichten die toch duidelijk 20ste eeuws zijn. Drie fietsers die kalm door een van kleur zinderend (lumineus) zomerlandschap rijden. Op een ander schilderij duikt de stroomtram op, die vanwege de vele ongelukken Gooische Moordenaar werd genoemd. (Nu ligt daar een afslag van de snelweg.)

Topstuk en drager van de expositie en deze catalogus is een Sluijters portret van zijn vriendin waarop haar amper zichtbare neus overtuigend gesuggereerd is. Haar blik vanuit blauw oogwit boort door je heen.

Een ander gewone-mensen schilderij is de AJC-optocht van socialistische jongeren, droog geschilderd door Johan van Hell, dat de sfeer van de tijd mooi weergeeft.

Kees Maks, begeleid door de oudere Breitner (afwezig in de collectie) schilderde met juist vet breed penseel kunstlichtscènes in theater, circus, modezaken en een avondlijk stadsgezicht met galopperende paardentram in Parijs.

Extra fijn aan het boek is dat de reproducties van de veelal gerestaureerde doeken uitstekend zijn gereproduceerd. Daardoor zie je de heldere kleuren en verfstreken en begrijp je de ware schilderspassie; meer dan welke tekst ook zou kunnen vertellen.

In andere vorm verschenen op de site van Museumtijdschrift

Tentoonstelling t/m 28 augustus in Singer Laren