"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Sovjetistan

Dinsdag, 6 juni, 2017

Geschreven door: Erika Fatland
Artikel door: Monique van Gaal

Kritische blik op de ‘stans’

[Recensie] Niemand zal kunnen ontkennen dat de jonge Noorse Erika Fatland (1983) met haar boek Sovjetistan een imponerend reisverslag heeft geschreven. Het is prijzenswaardig te noemen dat zij in haar dooie eentje die vijf vreemde landen – Turkmenistan, Kazachstan, Tadzjikistan, Kirgistan en Oezbekistan – heeft bereisd; ik denk dat maar weinigen haar dit na zullen doen. Fatland beschikt bovendien over vele talenten, spreekt zeven talen, is antropologe, en schreef eerder boeken over de trieste gebeurtenissen rond de gijzeling van de schoolkinderen in Beslan en de moorden op het Noorse eiland Utøya.

In Sovjetistan gaat Fatland op zoek naar de al dan niet unieke identiteit van de Centraal-Aziatische landen die tot voor kort tot de Sovjet-Unie behoorden. Wat is er nog over van de Russische invloed, na vijfentwintig jaar onafhankelijkheid? Ze bezoekt de hypermoderne hoofdsteden die met de torenhoge olieopbrengsten gebouwd konden worden, het nagenoeg opgedroogde Aralmeer, en ook plekken waar ooit nucleaire bommen werden getest mijdt zij niet. Ze beschrijft nog in zwang zijnde tradities als bruidroof en de adelaarsjacht, de ‘dictatoritis’ die in elk van de vijf landen heeft toegeslagen, de geschiedenis, politieke zaken, de corruptie, het machtsvertoon, de schendingen van mensenrechten. Ja, informatief is het boek zeker.

Maar dat neemt niet weg dat ik mij dikwijls enorm heb geërgerd. Want in Sovjetistan overheerst de negativiteit. Fatland neemt haar rol als journalist misschien ietsje te serieus, en lijkt te denken dat zij vooral misstanden moet benoemen. Zij reist niet simpelweg om dingen te weten te komen, nee, zij reist om de donkerste kanten van zowel de geschiedenis als het heden boven tafel te krijgen.

Ik kan mij levendig voorstellen dat het niet allemaal koek en ei is daar in die voormalige Sovjet staten. Maar de manier waarop zij van een ieder die zij ontmoet negatieve uitlatingen probeert te ontfutselen, vind ik stuitend. Zij lijkt totaal geen oog te hebben voor de – ongetwijfeld ook aanwezige – mooie kanten van het leven aldaar. Soms geeft zij dit ook wel toe: “Ik kon de blije gezichten om mij heen niet doorgronden. Kon het ze überhaupt iets schelen?” In reactie op de trotse woorden van een Turkmeen, die haar uitlegt hoe goed zijn president wel niet is, omdat dankzij hem veel dingen gratis zijn, is zij onverbiddelijk: “Als alles gratis is, waarom werken jullie dan zo hard?” Als een onhebbelijk kind probeert zij zijn – voor hem wellicht mooie – wereld aan diggelen te slaan. Goed, dacht ik, het leven in Noorwegen zal allicht stukken beter zijn, maar die mensen proberen het ook maar te doen met het enige leven dat zij kennen, waarin zij geboren en getogen zijn. Gun die mensen ook hun trots!

Boekenkrant

Nee, het is overduidelijk, Fatland houdt eindeloos veel meer van haar eigen Westerse wereld: “Het winkelcentrum in Aqtau [Kazachstan] was een verademing, een fata morgana, een westerse oase.” Meermaals probeert Fatland de lezer te tonen dat de Centraal-Aziaten niet uit willen of kunnen komen voor hun oprechte mening. Maar is die aanname wel juist? Vult zij niet veel te vaak hun antwoorden alvast in met haar eigen denkbeelden? Denkbeelden die menigmaal in botsing zijn met hetgeen de ondervraagde haar vertelt:

“’Is het niet moeilijk voor de vrouwen en kinderen die achterblijven?’ vroeg ik. De directrice was de meest positief ingestelde persoon die ik tijdens mijn hele reis ontmoet had, en ik betrapte mezelf erop dat ik er moeite mee had haar te geloven. […] Zó idyllisch kon het niet zijn, op drieduizend meter boven de zeespiegel, mijlenver van het dichtstbijzijnde dorp, in een landschap waar niets wilde groeien en met sneeuwrijke winters en temperaturen onder de min 50 graden Celsius.”

Op een gegeven moment krijgt zij een koekje van eigen deeg, wanneer een inwoner van Kirgistan met een Duitse achtergrond, haar de mond snoert: “Neemt u me niet kwalijk, maar we hebben slechte ervaringen met journalisten. Ze hebben leugens over ons verspreid, boeken vol.” En zo is het misschien maar net…

Aangekomen bij het dankwoord sla ik ten slotte echt steil achterover wanneer ik lees:

“De Centraal-Aziatische volkeren staan wijd en zijd bekend om hun gastvrijheid, en tijdens mijn lange reizen hier ervaarde ik die gastvrijheid dagelijks. Een warm dankwoord gaat uit naar iedereen die ik onderweg tegenkwam en die mij thee en maaltijden aanbood, die zijn gezichtspunten en verhalen met me deelde en die me met alle grote en kleine dingen hielp. Overal waar ik kwam werd ik genereus, open en behulpzaam tegemoet getreden. Dit boek is het resultaat van al die ontmoetingen.”

Wat had ik nou ontzettend graag een boek over díe ervaringen gelezen!

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles