"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Spiegelzee

Maandag, 6 maart, 2017

Geschreven door: Salomon Kroonenberg
Artikel door: Marnix Verplancke

Op en neer gaat de zeespiegel

120.000 jaar geleden lag de zeespiegel 6 meter hoger dan vandaag. 18.000 jaar geleden lag hij 120 meter lager. Dat de mens die veranderingen overleefde, heeft hij te danken aan zijn dynamische natuur, en die natuur zal hij in de toekomst nog goed kunnen gebruiken.

[Recensie] De Vikingen wisten het al en iedere Zweedse kustbewoner na hen kon er verhalen over vertellen: “Vroeger kwam de zee nog tot aan die rots daar en nu maar tot hier meer.” Zweden werd groter zeiden de optimisten, maar er was een realist nodig om hen te zeggen hoeveel precies. Die realist was Anders Celsius, astronoom en bedenker van de onze temperatuurschaal. In 1743 ontdekte hij 175 kilometer ten noorden van Stockholm een rots waar volgens de overlevering ooit zeehonden op hadden liggen soezen en die zich nu in een bos bevond. Waar was die zee naartoe? Na heel veel reken- en meetwerk kwam hij tot de slotsom dat deze op 168 jaar 237 centimeter gedaald was, wat neerkwam op 1,4 centimeter per jaar. Die zee lag nu achter het bos, een stukje dichter bij Finland.

Knap van die Anders denkt u nu misschien, maar eh… heeft men ons niet altijd verteld dat het peil van de zee stijgt in plaats van te dalen? Dat doet het inderdaad. Tussen 6700 en 4200 jaar geleden steeg de zeespiegel van vier meter onder het huidige niveau tot een meter eronder. Daarna schommelde het wat en kwam er met komen en gaan een centimeter of tachtig bij en de voorbije eeuw nog eens twintig. Maar dalen, en wel zoveel als Celsius zei, dat niet. Het leek immers alleen maar zo. Tijdens de laatste ijstijd werd Scandinavië de aarde ingedrukt door een immense ijskap. Eens die gesmolten veerde het land weer op. De zee daalde dus niet, het land steeg. Midden-Zweden ligt vandaag een kilometer hoger dan tijdens de ijstijd en men schat dat er nog zeker honderd meter bijkomt. Over 4000 jaar zal het noorden van de tussen Zweden en Finland gelegen Botnische Zee een meer geworden zijn, van de rest van die Zee afgesloten door een landbrug.

De Nederlandse geoloog Salomon Kroonenberg vertelt dit verhaal in Spiegelzee, de zeespiegelgeschiedenis van de mens omdat hij ons erop wil wijzen hoe moeilijk klimaat- en zeewetenschap wel zijn, en dat we niet altijd mogen geloven wat we zien. We hebben het hier immers over systemen die door heel veel factoren worden beïnvloed en die heel traag veranderen, over perioden van duizenden of zelfs tienduizenden jaren. Het geeft geen pas dat wij dan conclusies trekken uit metingen die we twintig jaar uitvoeren. Tien jaar geleden schreef Kroonenberg daar De menselijke maat over, zijn succesboek waarin hij het internationaal klimaatpanel IPCC verweet al te veel te focussen op de invloed van CO2 op de klimaatopwarming. Het klimaat is een dynamisch systeem dat door heel veel zaken beïnvloed wordt, stelde hij, en hij kreeg er prompt de Eurekaprijs voor het beste non-fictieboek voor.

Hereditas Nexus

Zwaartekracht

In Spiegelzee bewandelt hij een gelijkaardige weg. Het boek begint met een beschrijving van de moeilijkheden die de wetenschap de voorbije eeuwen ondervonden heeft om het peil van de zeespiegel te meten. Celsius was immers niet de enige die daar last mee had. In Nederland daalt de bodem bijvoorbeeld, terwijl die in België stijgt, allebei rond een ‘scharnier’ die doorheen Zeeuws-Vlaanderen loopt. En dan is er nog de invloed van de zwaartekracht. Wij denken nogal makkelijk dat de aarde een bol is, maar zij heeft – mits enige overdrijving – meer weg van een aardappel. Zware gesteenten in de ondergrond, zoals basalt of peridotiet, trekken sterker aan het water. Daardoor staat het zeewater rond IJsland 180 meter hoger dan dat rond Sri Lanka. Geen enorm verschil wanneer je weet dat de aardstraal 6400 kilometer bedraagt, maar toch significant.

Kroonenberg is niet alleen bijzonder goed op de hoogte van zijn onderwerp, hij kan er ook nog eens prachtig over vertellen. Hoe weet je bijvoorbeeld welke temperatuur de oceanen vroeger hadden? Door in de diepzee te boren in de dikke laag kalkskeletjes op de bodem. De verhouding tussen de O-16 en de O-18 isotopen in die skeletjes weerspiegelen de verhouding toen ze nog leefden. Uit die verhouding kun je de temperatuur van het toenmalige water afleiden, en dus ook hoe het toen met de ijskappen was gesteld.

Kleine ijstijd

Want dat is natuurlijk de grote bepalende factor wat het peil van de zeespiegel betreft: de gemiddelde temperatuur op aarde. Wanneer we dus willen weten wat ons te wachten staat, moeten we deze bestuderen en daar zit volgens Kroonenberg de moeilijkheid. De klimaatwijziging wordt voor een groot stuk bepaald door astronomische factoren. Maar niet volledig. Welke andere factoren een rol spelen is grotendeels ongeweten. Wetenschappers hebben er een stuk of vijftig aangedragen, maar de mysteries blijven. Waarom werd het tussen 1000 en 1200 warmer? Waarom werden we tussen 1300 en 1850 getroffen door een kleine ijstijd? Waarom steeg de temperatuur op aarde tussen 1920 en 1940 heel snel, volgde er een afkoeling tussen 1943 en 1975, die plaats maakte voor een sterke opwarming tot 1996? En waarom bleef de temperatuur dan stabiel tot 2015? Geen enkele theorie kan er een verklaring voor geven. Bij het wegsmelten van de Alpijnse gletsjertongen komen regelmatig bossen bloot te liggen uit de tijd van de Romeinen. Hetzelfde gebeurt in Alaska. Dat wil dus zeggen dat die gletsjers toen kleiner waren dan vandaag. Op Groenland zijn de gletsjers tussen 1933 en 1943 sterk gesmolten. Daarna volgde een aangroei van bijna 30 jaar, waarna het smelten weer begon. We hebben geen verklaring.

Die Salomon Kroonenberg is een verdoken klimaatnegationist, denkt u nu misschien, maar dat is hij zeker niet. Ook hij wil dat er meteen gestopt wordt met het verbranden van onze fossiele grondstoffen. En wel omdat we er heel wat zaken mee maken die niet alleen handig, maar ook levensreddend kunnen zijn, zoals plastics en geneesmiddelen. Alleen een blinde zit die dus lekker op te stoken. Nee, Kroonenberg is een nuchtere wetenschapper, iemand die sluitend bewijs wil voor hij achter een vlag aan gaat lopen en een pleidooi houdt voor menselijke bescheidenheid. Toen hij in 2011 op het Tweede Nationale Deltacongres sprak over mogelijke toekomstige wijzigingen van de zeespiegel, raakte hij aan de praat met de voorzitter van de organiserende Deltacommissie. Waarom stellen jullie de meest extreme extrapolatie van het IPCC altijd voor als degene die het waarschijnlijkst is, vroeg hij de man. “Omdat we anders onze problematiek niet op de politieke agenda krijgen,” was het antwoord. Kroonenberg is nog altijd niet goed van dat antwoord. Met dat soort ideologische spelletjes moet je bij hem dus niet aankomen.

Zwarte mosselen

Maar wat stelt hij dan wel voor? Dat we uit onze doppen kijken en bereid zijn ons leven aan te passen aan de veranderende omstandigheden. De mens kan echt niet op tegen de klimaatcycli van de aarde, schrijft hij. Er komt een nieuwe ijstijd aan. Die houden we niet tegen. Daarom nemen we maar beter een voorbeeld aan de degenen die van 170.000 tot 90.000 jaar geleden in een Zuid-Afrikaanse kustgrot leefden. Toen het warm was en de zee tot aan de voet van de grot kwam, aten ze zwarte mosselen, blijkt uit resten in de grot. Toen het kouder werd en de zee zich over een tijdspanne van duizenden jaren terugtrok, aten ze de witte mosselen die op het strand groeiden. Tijdens de ijstijd, toen de zee wel tien kilometer ver weg lag, aten ze landdieren. Alleen een dynamische mens kan overleven op onze dynamische aarde.

Eerder verschenen in De Morgen

Boeken van deze Auteur: