"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Spotvogel

Dinsdag, 7 april, 2009

Geschreven door: Hafid Bouazza
Artikel door: Karlijn de Winter

De illusie van onschuldig vogelgekwetter

Geurige schalen couscous met yoghurt, knapperig filodeeg gevuld met fijne bosuitjes, gestoofde kip bestrooid met koriander, glazen kruizenmuntthee en zelfgeperste wijn – maaltijden met de weelderigste aroma’s krijgt hij voorgezet. Deze verwennerij van zijn buren, die alles doen om het hem gemakkelijk te maken, staat hem toe zich volledig aan het schrijven te wijden. ‘Hij’ is de naamloze – weliswaar wordt hij ergens Hafid genoemd, maar dat hij werkelijk zo heet ontkent hij – verteller en hoofdpersoon van Spotvogel. Na een aantal jaren van lethargie en depressie reist hij af naar het land van zijn ouders, Marokko, om zich terug te trekken in hun verlaten huis en daar aan een liefdesverhaal te werken.

Hij schrijft in weldadige omstandigheden, verzadigd van voedsel en begeleid door de exotische melodieën van krekels en vooral de ‘myriaden vermengde noten’ van vogels. Kwikstaarten, klapeksters, woestijnvinken en kanaries produceren de achtergrondmuziek waar de schrijver bij werkt. Het is een decor vol zintuiglijke genoeglijkheden zoals alleen Bouazza, net als in zijn eerdere boeken en misschien wel bij uitstek in ­­_Paravion_ , die zo prikkelend en sensueel op kan roepen. Deze omgeving doet de schrijver weer opleven, doet hem de woorden hervinden om zijn verhaal eindelijk te kunnen vertellen.

Hierdoor heb je snel de neiging om de schrijver-hoofdpersoon, ook al beweert hij niet Hafid te heten, te identificeren met Bouazza zelf. Heeft hij ook geen zware, lamlendige periode achter de rug? Moesten wij ook geen zes jaar wachten voor er weer een nieuw origineel prozawerk van hem verscheen? Bovendien presenteert deze novelle zich heel expliciet als een nieuwe stap in het schrijverschap van de hoofdpersoon:

‘Het is tijd voor mijn geest om te ruien. Er valt veel te zeggen voor het schrijven met een veerpen, hoe geaffecteerd ook: met dode veren brengt men woorden tot leven. Hopelijk zichzelf ook. Het is tijd voor mij om hier, in dit berglandschap, vlak bij een rivier en de zee, te schrijven. Ik denk woorden te hebben gevonden, waaronder gedachten schuilen en niet enkel de wind die mijn geest zo lang heeft doorblazen.’

Boekenkrant

Dit zijn de openingswoorden van het boek, die 69 pagina’s verder met paar kleine variaties herhaald worden en, juist vanwege die herhaling, grote nadruk krijgen, het verhaal als het ware dragen. Toch zou het onterecht zijn dit boek al te autobiografisch te lezen, want daarmee verlies je de ironie ervan uit het oog.

De titel Spotvogel alleen al zou als een waarschuwingssignaal moeten gelden. Denk je bij dat woord niet in eerste instantie aan iemand die de spot drijft met alles? Inderdaad gaat die typering ook op voor de verteller van het gelijknamige boek. Hoeveel ernst de thematiek van lijden en schrijven ook behelst, en hoe bloedserieus hij die laatste taak ook oppakt, hij neemt de lezer wel mooi beet.

De clou zit in het liefdesverhaal dat de hoofdpersoon, weer helemaal opgekwikt door de weldaad van de Marokkaanse geuren, kleuren en klanken, op papier neerzet, en dat in de novelle integraal is opgenomen. Het is een treurig verhaal dat zich afspeelt in het stadje Gorthoem (‘een naam die “bergtop” betekent in het Arabisch’), over een ongelukkig geëindigde liefde tussen twee jonge mensen, Marfisa en Noral. Ze beminden elkaar in het geheim, want de vader van het ‘minnelonkende’ meisje Marfisa had het huwelijksaanzoek van de jongen Noral niet willen inwilligen. Maar de twee bleven elkaar ontmoeten, op stille momenten in de moskee:

‘En als de avond als een bonte griffioen de manen liet neerhangen en op een bloederige ruïneuze horizon de zon verslond en nadat de donkerten als de hengsten van Yamm, de god van de oceaan, kwamen aangalopperen, de sterren als schuim opwierpen, wist Marfisa uit huis te sluipen en dicht tegen de muur gedrukt naar de ingang van de moskee te rennen, haar hart zo snel en luid kloppend dat het leek alsof de rossen van de nacht weer waren gewekt.’

Toen haar vader dat ontdekte, begon hij haar af te ranselen met een karwats, en wel zodanig dat ze ten slotte aan haar verwondingen overleed.

Hoe droevig ook, deze geschiedenis lees je in eerste instantie met de onschuldige, wegdromerige houding waarmee je verre, exotische vertellingen als uit Duizend-en-een-nachttot je neemt. Dat verandert wanneer je de tekenen in het oog krijgt die lijken te suggereren dat Noral wel eens dezelfde persoon als de schrijver zou kunnen zijn, en dat dit liefdesverhaal dus niet zomaar een verhaal maar werkelijk zijn verhaal is dat hij nu van zich afschrijft – iets waarover je overigens nooit uitsluitsel krijgt. Maar iets anders brengt een heftigere schok teweeg:

‘Hoe ver in de tijd dit ook heeft afgespeeld, hoe miskleurig het geheugen mijn verhaal ook moge hebben opgepronkt met geleende kleuren: dit gebeurde in het land waar ik geboren werd en waar ik het liefst vertoefde, en dat land, mijn enige en lieve lezeres, is niet Marokko, maar een land in het Noorden, waar, zoals Plinius zei, de bomen onder de rivieren groeien – een Moerasland, een Houtland, een Neder Land.’

En daar krijgt ook gelijk de tweede betekenis van ‘spotvogel’ inhoud. De Hippolais icterina, de spotvogel bootst namelijk de klanken na van andere vogels. De schrijver-hoofdpersoon van het liefdesverhaal, die tijdens het schrijven omringd werd door een bonte verzameling andersoortige vogels, begon zich zelf als zo’n spotvogel te gedragen. Hij nam de klanken en beelden van Marokko in zich op, en paste die toe om een Hollands verhaal tot leven te wekken. Dat zet te denken over het werk van Bouazza en van ‘migrantenauteurs’ in het algemeen, over hoe sterk de ‘couleur locale’ van hun achtergrond en moederstaal doordringt in hun schrijven en hoe sterk dat veel lezers tot de verbeelding spreekt.

Gorthoem, en de zinnelijke liefde die Noral en Marfisa daar doormaken, het klonk allemaal even bedwelmend en sprookjesachtig, puur door de woorden die gekozen waren om erover te vertellen. Dat er evengoed een keihard, levensecht polderdrama (niet in Gorthoem, maar in Gorkum?) onder schuil zou kunnen gaan was je als lezer daardoor, besef je plots, helemaal ontgaan. Het zijn ook voor alles de lezers van Spotvogel, of hun vooroordelen, met wie in dit boek de spot wordt gedreven: de lezer die zich laat verleiden en meevoeren door de zinnenprikkelende, aantrekkelijke taal van Bouazza, de lezer die geneigd is het aangename exotische tintje ervan te prijzen, maar ook de lezer die vergeet dat dit werk meer is dan een verlekkerend Arabisch klankenspel.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De voeten van Abdullah

Paravion

Auteur:
Hafid Bouazza
Categorie(ën):
Literatuur