"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Sprakeloos

Zaterdag, 2 oktober, 2010

Geschreven door: Tom Lanoye
Artikel door: Rein Swart

Puur proza over een verbrokkelende moeder

Met Sprakeloos wordt aan de reeks biografieën van schrijvers over hun ouders, zoals Asbestemming van A.F.Th. van der Heijden uit 1994, een juweeltje toegevoegd. Lanoye zet in dit boek een overtuigend portret neer van zijn moeder Josée, die na een rijk en bewogen leven in en boven de slagerij in Sint-Niklaas, getroffen wordt door een herseninfarct en in een verpleeghuis in Beveren belandt. Behalve dat het boek een fraai beeld geeft van het slagersgezin en het buurtleven in het Belgische Sint-Niklaas, is het ook stilistisch een hoogstandje.

Het verhaal is afgebeeld op drie panelen: hij, zij en ik. Het eerste deel gaat, anders dan je zou verwachten, niet over de vader (de hij), maar over het verhaal zelf. De moeder dringt erop aan dat haar jongste zoon, die, zoals hij zelf zegt, als enige van zijn familie zijn dagen slijt met het wegen van woorden en het rangschikken van klanken, haar (toneel)leven vastlegt, maar hij treuzelt. Hij vindt dat schrijvers eigenlijk gieren zijn die alles in hun omgeving ge- en vooral misbruiken en dat wil hij in dit boek niet doen. Dit mag en zal geen belletrie worden, stelt hij, maar een relaas over het leven zoals het leven is, onvolkomen, verbrokkeld en chaotisch.

Desondanks levert het een verhaal op met veel spektakel en prachtige fragmenten, dat heen en weer springt in de tijd. Zo introduceert Lanoye een aantal gezichtsbepalende dorpsgenoten pas, als hij met zijn moeder naar de tandarts moet.

Lanoye schrijft breeduit omdat zoiets, zegt hij, in zijn streek en in zijn familie gewoon is, net zoals er altijd eerst werd gegeten en daarna gepraat. Hij keert zich tegen de literaire magerte, het idee van ‘meer is minder’, dat volgens hem de laatste tijd in de letteren zodanig veel opgang heeft gemaakt dat men gerust mag spreken van een literaire anorexia nervosa. Vaker dan eens maant hij zichzelf echter ook in het eerste de drie boekdelen, om te stoppen met poseren en onder het roepen van kreten als ‘Delete, delete, de Lethe,’ met het levensverhaal te beginnen. Voortgang werd echter verhinderd door scrupules over het giergedrag en door de dood van de vader in een bejaardenhuis, te midden van wat oude huisraad en vele foto’s van zijn vrouw.

Boekenkrant

De vader was de lankmoedige in het slagersgezin, de moeder een hysterische matrone, die zich met drank en pillen terugtrok in de slaapkamer na de dood van haar liefste Guy – de middelste van vijf kinderen – die ook wel De Knapste, de Sportiefste en vooral De Lastigste werd genoemd en die op tweeëndertig jarige leeftijd met zijn Honda tegen een boom knalde. De schrijver is de jongste, een ziekelijk kereltje dat door zijn moeder veel te warm wordt aangekleed, zich daardoor als een michelinmannetje voortbeweegt en als schoolkind samen met haar aan de ontbijttafel de toneelteksten oefent. Het verhaal krijgt psychologische diepgang door de dwingende behoefte van de puber om zijn ouders in te lichten over zijn homoseksuele aard. Dat verlangen wordt echter gedwarsboomd door de dood van Guy. Pas veel later licht hij zijn ouders in. Zijn moeder weet zijn bekentenis niet te waarderen.

Het verhaal van de aftakeling wordt omlijst met vele anekdotes die tussen haakjes staan, zelfs soms meerdere keren achter elkaar en die blijk geven van een enorme vertelkracht, zoals de prachtige typering van Dikke Liza, de huisbazin die op de zolder van de slagerij woont en hen uitzuigt.

Mooi ook is de kritiek op de Belgische achterbaksheid als het om wezenlijke zaken gaat:

‘Heel dit land acteert, dit schijtgat van Europa, en al het volk dat zich erin wentelt en keert: het is een kolonie vol komedianten, het schmiert dat het een aard heeft, niet in staat tot wezenlijk contact, het verstopt zich in het voetlicht van de schone schijn en de dure restaurantrekening en het dwangmatig gewauwel over het slechte weer en over de files en de hondendrollen van de buurman, het lijdt aan overacting in de politiek en in het wielerleven – maar voor zijn ware ik heeft het geen volledige tekst meegekregen, nog altijd niet, ook ik niet, we zijn nog altijd boerenpummels in een te prijzig kostuum en met geen andere replieken dan de boerse vloek of de geladen stilte of de rode kop van schaamte.’

Zoiets geldt misschien niet alleen voor Belgie, maar voor meer landen in Europa. Tegenover de cynische passages staat een ode aan de verpleging die toch maar elke dag weer alle noden van de dementerenden zoveel mogelijk weet te lenigen.

Het is smakelijk proza; door de toneeltermen die her en der in de tekst opduiken, maar ook door de dagelijkse praktijk in de slagerij, waarin de jongen zijn vader bezig ziet.
En dan heb ik heb nog niet eens de moeder geciteerd. Haar uitspraken worden vaak letterlijk weergegeven waarbij de toon, zoals in toneelteksten, er tussen haken aan wordt toegevoegd. Deze maken het volkse verhaal levensecht. Het is bruisend, beeldend, vitaal proza dat ons wordt voorgeschoteld. Hoewel de schrijver die zich aan het sterfbed van zijn reutelende moeder voorneemt om nooit meer sprakeloos te blijven, maar zich te blijven verzetten tegen de stilte laat hij mij sprakeloos achter.


Eerder verschenen op Recensieweb

Boeken van deze Auteur:

Wie is bang?

Zuivering

Auteur:
Tom Lanoye
Categorie(ën):
Literatuur

Revue Lanoye. Filippica (polemische replieken)

Gelukkige slaven

Alles moet weg

Sprakeloos