"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Tegen de keer

Vrijdag, 31 december, 2021

Geschreven door: Joris-Karl Huysmans
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Franse Oblomov zonder zelfkennis

[Recensie] De Frans-Nederlandse schrijver Joris Karl Huysman staat te boek als de ‘profeet van de decadentie’. Met zijn roman À rebours uit 1884, die al snel ‘de Bijbel van de decadentie’ werd genoemd, inspireerde hij een heel leger van dandy’s waaronder niet de minste. Zo baseerde Oscar Wilde zijn enige roman The Picture of Dorian Gray op het boek van Huysmans. 

Huysmans zelf had helemaal niets met dit zogenaamde ‘godfatherschap’ van het dandydom. Dat valt te concluderen uit het voorwoord dat is afgedrukt in de Nederlandse vertaling van À rebours, Knielen op een bed violen. Huysmans schreef het artikel twintig jaar na de publicatie van zijn roman en uit het stuk komt een heel ander beeld naar voren over de auteur en zijn beweegredenen voor het schrijven van Tegen de keer, dan je bij lezing van het boek zou verwachten. De Huysmans van 1903 is dan al jaren eerder bekeerd tot het katholisme en heeft daarna menig religieuze geïnspireerde en volgens de kritieken brave romans afgescheiden. Van een ‘profeet van de decadentie’ (de benaming is van Siebelink) is dan in ieder geval niets meer over. In het voorwoord komt een zelfbeeld naar voren van een vermoeide schrijver die gaandeweg zijn leven spijt krijgt en zich na uitgebreide zelfstudie bekeert tot katholicisme. Huysmans doet het voorkomen alsof al in de spleen en het dandyisme van zijn hoofdpersoon Jean des Esseintes uit Tegen de keer, van meet af aan sporen van katholicisme zaten. Hij schrijft:

“Na dit korte onderzoek van alle specialiteiten die in de vitrines van Tegen de keer zijn gerangschikt, dringt zich de volgende conclusie op: dit boek was een aanzet tot mijn katholieke oeuvre dat er als geheel in de kiem in aanwezig is. Het onbegrip en de domheid van enkele kwezelaars en opgewonden priesters zijn voor mij nog steeds onverklaarbaar. Ze eisten jarenlang de vernietiging van dit werk […], zonder zich er zelfs rekenschap van te geven dat de latere mystieke boeken onbegrijpelijk zijn zonder Tegen de keer, want ik herhaal: dit boek is de stronk waar alle werken uit opschieten.”

Tegen de keer is het verhaal van Jean des Esseintes, een ziekelijke, zeer gevoelige, tegenwoordig zouden we zeggen hoog sensitieve, man van dertig. Hij is van adel, is rijk en heeft zich teruggetrokken op een landgoed buiten Parijs. Hij omringt zich met de prachtigste spullen en kunststukken. Uitgebreid lezen we over zijn fascinatie voor schilderijen en prenten, voor stenen en mineralen, voor bloemen, voor geuren. Eindeloos zijn de beschrijvingen van wat Des Esseintes mooi en goed vindt, en ook wat hij afwijst. Tegen de keer is het perfecte leerboek voor de estheet, waarin kunst om de kunst, schoonheid om de schoonheid centraal staat. Ook de literatuur komt uitgebreid aan bod. Eigenlijk kan alleen Baudelaire er mee door. Des Esseintes dweept met de dichter van Les Fleurs du mal en Le Spleen de Paris. Tegen de keer is doordrenkt met de thema’s van Baudelaire. Arnold Heumakers noemde Tegen de keer ”de roman die Baudelaire nooit geschreven heeft”. In de woorden van Huysmans in Tegen de Keer: “Zijn [van Des Esseintes] bewondering voor deze schrijver kende geen grenzen. Tot op dit moment had de literatuur volgens hem de mens slechts oppervlakkig ontleed; […]. Baudelaire was verder gegaan; hij was tot de bodem van de onuitputtelijke mijn afgedaald, had zich in verlaten en onbekende gangen gewaagd en was tenslotte uitgekomen in die gebieden van de ziel, waar de menselijke geest als een monsterlijke plant, welig tiert.”

In de roman gebeurt verder nauwelijks iets. We lezen dat Des Esseintes het moeilijk heeft met eten, niets binnen kan houden, hoe hij door een leven van niets doen steeds meer kracht verliest. Hij probeert een keer naar Londen op reis te gaan. Uitgebreid beschrijft Huysman wat Des Esseintes allemaal laat inpakken. Maar na een nacht onderweg is het al genoeg. Zoals zo vaak is het idee van een reis als voldoende, zelf reizen hoeft niet.

Boekenkrant

Tegen de keer is vooral een beschrijving van een leven zonder inhoud, verteld door de ogen van iemand die vol is van materiële dingen om zich heen. Hij gaat geen sociale relaties meer aan, aan mensen in het algemeen en vriendschappen – of nog erger, geliefden – heeft hij een broertje dood. Hij kan niemand om zich heen verdragen, hij leidt zijn leven in stilte, een Franse Oblomov, met dat verschil dat de hoofdpersoon uit de roman van Ivan Gontsjarov weet dat hij een waardeloze nietsnut is en dat Des Esseintes denkt dat hij een hele pief is.

Een ‘Bijbel voor het dandyisme’ is Tegen de keer daarom zeker niet. Het laat eerder zien dat “de vlucht in het esthetiseren”, zoals Siebelink het noemt, alleen te kaal is. Dat er een volgende stap gezet moet worden is duidelijk. Siebelink zegt wel Huysmans met zijn voorwoord na dat er veel katholieke elementen in de roman zitten, maar er zitten ook zoveel godslasterlijke elementen in de roman, dat je het ook een atheïstisch boek kunt noemen. En daarmee doet het voorwoord van de katholieke Huysmans afbreuk aan de schitterende roman die Tegen de keer is, inderdaad een boek van de nog niet katholieke schrijver die Huysmans ten tijde van het schrijven van zijn boek was. Het boek is een kritiek op een levensvisie waarin alleen schoonheid telt en niets anders. Dat leidt nog niet per se tot katholisme. Ontsnappen uit de leegheid van de kunsten hoeft niet te gaan volgens de wegen van de religie.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

De DLVAlive van 17 januari 2022 gaat over het leven en werk van J.K. Huysman. Roeland Dobbelaer praat dan met literatuurwetenschapper Marc Smeets, auteur van Een Parijse Hollander, over de relatie van Huysman en Nederland.