"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Tegen interpretatie

Vrijdag, 8 oktober, 2021

Geschreven door: Susan Sontag
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Ethisch lezen

[Column[ Het bleef deze zomer niet bij die ene terechtwijzing, van de dichter die mij betrapte op lui lezen (zie het vorige nummer van Bazarow Magazine). Een paar weken later was het weer raak. Ik begon in Tegen interpretatie van Susan Sontag, gekregen van mijn oudste zoon Thomas. De essays in Tegen interpretatie schreef Sontag na haar studie Franse taal en filosofie en na enkele bezoeken aan Parijs. Het boek ademt het naoorlogse Frankrijk en is geïnspireerd door Franse schrijvers en denkers zoals Sartre, Genet en Camus, en Parijse beeldende kunstenaars uit die tijd. Toen ze de bundel publiceerde, was Sontag dertig, ik was net drie. En nu (her)lees ik haar stukken.

Sontag (1933-2004) is van een vorige generatie, maar nog steeds relevant. Ze was slechts twee jaar jonger dan mijn inmiddels negentigjarige moeder. Van mijn moeder krijg ik nog steeds regelmatig op mijn kop. Het is een soort ritueel waarbij ze telkens doet alsof ze vergeten is dat haar oprechte zorgen voor haar ooit wilde, maar inmiddels redelijk bedaarde zoon van bijna zestig, niet meer op zijn plaats zijn, maar waarvan ze het uitvergroot toch amusant vindt om ze te uiten. Afgelopen weken leek het alsof Sontag in de huid van mijn moeder was gekropen. Ik kreeg weer van een oude vrouw op mijn kop, maar de inhoud was wel diametraal aan de tirades van mijn moeder. Waar mijn moeder altijd pleit voor de veilige route, voor wat bekend is, risicoloos, kiest Sontag voor het tegenovergestelde. De felheid was hetzelfde. Het leek erop dat Sontag mij verweet veel te braaf te zijn geworden, alleen maar te gaan voor het zogenaamde ‘goede’ en dus veilige. Vooral met de twee eerste essays van haar bundel, Tegen interpretatie en Over stijl, gaf ze me een ongenadig pak slaag. Sontag vroeg zich af wat er met mij gebeurd was. Ja, ook ik was in Frankrijk geweest, dertig jaar later dan Sontag weliswaar, in de jaren tachtig, maar ik heb me toen net zo laten inspireren door het Franse denken: college gelopen bij Derrida, lezingen van Lyotard. Deleuze en Luce Irigaray gevolgd, afgestudeerd op Georges Bataille, de man die De Sade aan Nietzsche koppelde en liet zien dat er meer is dan alleen rationaliteit om de wereld te duiden. Ik ontdekte de kunsten én ik ontdekte de amoraliteit van de kunsten. Picasso werd een held en nog zo wat kunstenaars. Sontag ging tegen me te keer: Waar is je gevoel voor de schoonheid gebleven, waarom beoordeel je boeken voornamelijk nog op politieke en ethische gronden? Ben je alleen nog maar bezig met het idee van een betere wereld? Die komt er toch niet, sneerde ze.

In haar essays uit begin jaren zestig wijst ze elke annexatie van kunst door de ethiek af. Het gaat Sontag om de esthetica, om de schoonheid van een kunstwerk en niet om wat goed of slecht is. In Over vorm schrijft ze: “Want anders dan kunst wordt de moraal in laatste instantie gerechtvaardigd door haar bruikbaarheid: door het feit dat zij het leven menselijker en leefbaarder maakt voor ons allemaal, of althans verondersteld wordt dat te doen.” Het doel van kunst is radicaal anders: “Het doel van kunst is geen dienstverlening aan de waarheid, particulier, historisch dan wel eeuwig.” En: “De werking van een kunstwerk bestaat hierin dat het ons iets specifieks laat zien of begrijpen, zonder oordeel of generalisering.” Kunstwerken en romans brengen ons iets anders dan waar het in de ethiek om gaat. Ze brengen schoonheid, betovering, misschien wel inzichten, maar dan buiten de rede om…

Boekenkrant

Schoorvoetend moest ik Sontag gelijk geven; ik lees romans de laatste jaren te vaak alleen als filosoof, om de ideeën, minder om het verhaal, minder om de schoonheid: als ik vind dat de ideeën niet deugen, krom zijn, de waarheid geweld aandoen, ook al worden ze door een romanpersonage verwoord, stap ik weleens in de valkuil dat de schrijver te verwijten. Laatst nog bij de roman Het oog van de kraanvogel, van Peter Brouwer, een roman over de vriendschap en misschien wel liefde tussen twee mannen die elkaar na 20 jaar weer tegenkomen. Ik las het boek in eerste lezing vooral alsof het een politiek pamflet is, een pleidooi voor homoseksualiteit. Er zit de suggestie in het boek dat seksualiteit een keuze is. Dat ergerde me, niet de homo-erotiek in het boek, laat dat duidelijk zijn.

Niet doen, zegt Sontag, niet interpreteren, laat je rationaliteit varen. In Tegen interpretatiestelt ze: “Tegenwoordig komt interpretatie in de meeste gevallen neer op de botte weigering om het kunstwerk met rust te laten. Echte kunst bezit het vermogen om ons nerveus te maken. Door het kunstwerk terug te brengen tot zijn inhoud en die vervolgens te interpreteren temt men het. Interpretatie manipuleert en conformeert de kunst.”

Wat zegt dit over mijn manier van lezen, over mijn manier van over boeken en kunst praten, mijn recensies van boeken? Waarom niet genieten van de verbluffende stijl van Buwalda in DLVAlive. Ik ga het boek inderdaad herlezen, met een Susan Sontag in de buurt die als mijn strenge moeder meekijkt en me telkens waar nodig een tik op de vingers geeft.

Eerder verschenen in Bazarow Magazine

Boeken van deze Auteur: