"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Tegenwoordig heet iedereen Sorry

Vrijdag, 19 oktober, 2018

Geschreven door: Bart Moeyaert
Artikel door: Marnix Verplancke

Na Frankfurt

Zonder Antwerpen of Frankfurt was Bart Moeyaerts nieuwe boek er nooit gekomen, vertelt hij. Eerst had hij een paar flinke schoppen onder de kont nodig, schoppen waar hij niet goed van was, maar die hem deden verlangen naar een welgemeende sorry.

[Interview] “Het zal druk worden, hadden ze gezegd, terwijl ik niet wist wat druk was natuurlijk. Ik die altijd tussen mijn vier muren zat te schrijven. En het was druk, en fantastisch. Die overvolle agenda en het vele reizen deden het aanvoelen als het schrijven van een heel groot boek. Al was het dat natuurlijk niet. Af en toe werd ik geïnterviewd en de eindvraag was dan steevast: je schrijft waarschijnlijk niet meer? Als ze dat drie keer herhalen doet het pijn.”

Twee jaar geleden was Bart Moeyaert op de Frankfurter Buchmesse intendant van de gastlandpresentatie van Vlaanderen en Nederland. Vanaf 2014 was hij bezig met het uitdenken van het concept, het paviljoen en het programma. Geen moment vrije tijd had hij nog en hoe groter de ploeg werd die hij aanstuurde, hoe meer hij ging beseffen dat falen geen optie was. Dit moest goed zijn, en dat was het ook. Maar toen kwam de terugslag. “Ik was van plan om na de Buchmesse een maand op vakantie te gaan,” vertelt Moeyaert. “Gelukkig heb ik geluisterd naar iedereen rondom me die me dat afraadde omdat het de geijkte weg naar het zwarte gat zou zijn. Dus ben ik gewoon naar huis gegaan, ook al wist ik absoluut niet meer hoe ik me thuis weer thuis kon voelen. Toen ik een kast opentrok vielen er drie lijken uit. Ik diende opeens alles weer herop te bouwen, mijn eigen kop en mijn eigen werk. En dat vergde tijd. Gelukkig ben ik schrijver, een van de weinige beroepen waarin je echt schoonschip kunt maken. Wat ga ik nu doen, vroeg ik me af? Ik ga een boek schrijven, en het zal een totaal ander boek zijn dan de vorige.”

Dat boek is er nu. Tegenwoordig heet iedereen Sorry gaat over een twaalfjarig meisje dat nogal makkelijk als onhandelbaar wordt beschreven. Bianca woont samen met haar broertje Alan bij haar moeder. Vader is er niet lang daarvoor vanonder getrokken met ‘zijn Cruz’. Omdat Alan al een paar keer geopereerd is aan zijn hart krijgt hij meer aandacht van moeder, waardoor Bianca zich door beide ouders in de steek gelaten voelt. Tot Alan op een dag een speelvriendje uitnodigt en niemand minder dan soapactrice Billie King diens moeder blijkt te zijn, de vrouw waar Bianca al jaren naar opkijkt. Het wordt een dag vol inzicht voor het meisje, inzicht dat haar naar dat vaak gebruikte, maar weinig gemeende woordje sorry leidt. Maar zij meent het wel, uit het diepst van haar hart. “Billie en Bianca dateren nog van voor 2014,” vertelt Moeyaert, “Ze speelden  in een kortverhaal dat ooit in Duitsland is verschenen. Ze zaten tussen de lijken die uit de kast vielen, alleen bleken zij springlevend en lieten ze me niet meer los.”

Boekenkrant

Zonder de Buchmesse was Moeyaerts nieuwe jeugdroman er niet gekomen, zegt hij ook, want die ervaring heeft van hem een ander mens gemaakt. “Had je me twintig jaar geleden gesproken, dan had je een bange Bart Moeyaert voor je gehad. Een schrijver heeft geen betekenis. Hij werkt aan zijn schrijftafel en is totaal afhankelijk van wat anderen van zijn werk vinden. In Frankfurt leerde ik van me afbijten. Er was jaloezie en valse kritiek. Ze hebben mij gevraagd om intendant te worden en jullie niet, dacht ik dan. Maar het was niet mijn eerste schop richting realiteit. Die kreeg ik toen ik in 2006 en 2007 Antwerps stadsdichter was en de meest gepolariseerde verkiezingen in een eeuwigheid meemaakte. Het was toen bijna onmogelijk om een gedicht te schrijven omdat je zwart of wit moest zeggen. Ik werd uitgescholden voor lafaard omdat ik geen kleur bekende. Freek Braeckman daagde me in een live interview uit door te stellen dat stadsdichters hun engagement moeten tonen en ik niet geëngageerd was. Door daar toen over na te denken besefte ik dat ik juist hypergeëngageerd ben. Ik zeg niet kies voor zwart of kies voor wit. Ik zeg dat mensen over alle kleuren moeten nadenken. Dat is zoiets als de billen bloot en schop maar. Dat waren gezonde schoppen, zeg ik altijd, omdat het goed klinkt, maar in feite was ik er niet goed van. Ik vond dat mensen veel te snel oordeelden of kortzichtig waren. Er was geen discussie en geen poëzie; geen tinten grijs, om het met een foute zin te zeggen. Ik vond dat heftig en werd er sarcastisch en cynisch van, wat ik absoluut geen kwaliteiten vind, want dat is de deur dicht en je kan de boom in.”

Sarcastisch of cynisch is Tegenwoordig heet iedereen Sorry echter niet. Het is daarentegen een pleidooi voor goed en oprecht kijken, zonder meteen te veroordelen. “Het boek gaat over het goed inschatten van alles en iedereen. Ook van mezelf trouwens. Bianca is het tweede kind, naast Alan, die door zijn hartafwijking hyperactief is en heel veel aandacht naar zich toetrekt. Ik vrees dat ik als kind ook een Alan was, de jongste, die ook nog eens schreef en creatief was. Ik heb nooit beseft hoe dat moet geweest zijn voor mijn broers. En ook daar heeft Frankfurt verandering in gebracht. Een paar jaar lang heb ik van hot naar her gelopen, me afvragend waar anderen blij van zouden worden. Nu vraag ik me af waar ik zelf blij van word, zodat ik gelukkig ben en als deeltje van de samenleving net iets leuker in de omgang.”

Al gaat het boek over een 12-jarig meisje, dat meisje ben jij?

“Ik denk het. Al mijn boeken gaan uiteindelijk over mezelf, over de momenten waarop ik vastzat. Voor Frankfurt zat ik trouwens ook al vast. Wat ga ik doen? Een nieuw boek schrijven. En wat ga ik daarna doen? Weer een nieuw boek schrijven… Soms heb ik zo’n uitdaging als stadsdichter of intendant nodig, net zoals ik het nu nodig heb om mails te beantwoorden met: ‘Ik kan niet ingaan op uw aanbod omdat ik me een tijdlang op mijn eigen werk wil toeleggen.’”

En bevrijdt zo’n boek je dan weer?

“Niet op zich, pas wanneer een lezer me zegt waarover het gaat.”

Over sorry zeggen en hoe moeilijk we het daarmee hebben?

“Kijk naar Facebook. Daarop mag je alles zeggen. Ik mag gif spuien, tegen je kar rijden en ik hoef geen ‘sorry’ te zeggen. Dat zijn mijn regels en daar moet je je maar naar voegen. Ik vind die ontwikkeling hallucinant. Ik ben net terug van drie weken vakantie in Japan, samen met mijn vriend. We hebben opzettelijk standaardhotels vermeden en na een week zaten we in de cultuur. Ik was immens onder de indruk van de rust van de Japanners en de regels die ze in hun kop hebben en uitvoeren. Ik was nog geen drie minuten terug in Europa voor ik besefte hoe onbeschoft wij zijn en hoe weinig plaats we elkaar gunnen. Wanneer je een paar meter met je fiets over het trottoir rijdt krijg je ‘dit is geen fietspad hé,’ naar het hoofd geslingerd. Naar onszelf kijken en bekennen dat we ongelijk hebben, doen we niet zo snel. Wat een rare wereld, denk ik dan.”

Hoe moeilijk is het voor een 54-jarige man om in het hoofd van een 12-jarig meisje te kruipen?

“Dat is een kwestie van krimpen (lacht). Ik denk dat het afhangt van mijn vertelstem. Ik ben ongeveer 12 en ik vertel mijn verhaal aan een leeftijdsgenoot. Dat is iets anders dan ‘een boek schrijven voor lezers van 12’. Terwijl ik aan het vertellen ben merk ik dat de volwassen Moeyaert af en toe komt binnenglippen omdat hij een mooie zin gevonden heeft. Dan ga ik terug naar af, naar de stem van mijn 12-jarige. Dat is voor mij het genot van het schrijven, het ontdekken wat mijn personages bezighoudt. Wellicht valt mij dat niet moeilijk omdat ik me heel erg verbonden voel met wie ik op mijn zevende, twaalfde of zestiende was, alles wat voor mijn eenentwintigste valt. Ik heb zelf geen kinderen, maar ik heb altijd meteen een connectie wanneer ik met kinderen in contact kom. In Japan verbleven we in een B&B. De uitbaters hadden een geweldig dochtertje van twee. Ik heb haar voorgelezen, ook al spreek ik geen woord Japans, maar je kunt ook voorlezen door het geluid van honden, tractoren of treinen na te doen. Ik denk dat ik snap hoe zo’n kind naar de wereld kijkt.”

Je vertelt het niet voor een lezer van 12, zei je, maar voor welke lezer dan wel?

“Mensen houden van duidelijkheid en denken dat een jeugdboekenschrijver dus voor de jeugd schrijft. Maar zo makkelijk is het niet. Ik ben niet bezig met een leeftijd, maar wel met de vertelstem van Bianca die moet kloppen. Ik moet horen wat zij zegt. En daarom lees ik vaak hardop voor wat ik geschreven heb. Toen ik een jaar of tien was zag ik Cria cuervos van de Spaanse regisseur Carlos Saura. De film gaat over een meisje dat met heel veel vrouwen in een huis woont en zich een hele zomer lang verveelt. Zo zag ik het toen. Jaren later heb ik ontdekt dat de film speelt tijdens het Franco-regime en veel rauwer is dan ik toen zag. Voor mij ging die film over de herkenning van de verveling, over het meisje dat plaatjes draait, soms drie keer na elkaar hetzelfde. Waarmee ik maar wil zeggen dat we ons niet moeten afvragen wat een twaalfjarige wel of niet van mijn boek begrepen zal hebben. Misschien is zij zoals die 54-jarige die het ook niet helemaal begrijpt, maar het wel geweldig vindt.”

Je had het net over de noodzaak aan afwisseling in het werk. Is dat ook de reden waarom je je niet tot een genre beperkt, en bijvoorbeeld ook poëzie en toneel schrijft?

“Dat is geen keuze. Dat is afhankelijk van het moment van de dag en de periode waarin ik zit. Als ik slim was, kwam ik in januari met een dichtbundel. Mijn eerste twee bundels, Verzamel de liefde en Gedichten voor gelukkige mensen, zijn vormgegeven door Tessa van der Waals. Dus denk ik: de derde moet zij ook doen, met hetzelfde formaat, eenzelfde eenvoudige titel en weer wat glinster erop. Ik heb er dan drie in de kast staan van dezelfde grootte. Bullshit natuurlijk, want de nieuwe bundel vindt maar geen titel. Ik heb een aantal gedichten, maar waarover gaan ze? Op een bepaald moment komt er een mail van mijn uitgeefster over de bundel en halverwege begin ik te snotteren als een klein kind. Er stond niets in de mail om ontroerd of geëmotioneerd over te raken, en toch was ik het. Moeyaert, zei ik toen tegen mezelf, je doet weer wat je vroeger al deed. Wie weet is je bundel losbladig of langwerpig? Misschien werk je wel met een andere vormgever? Kijk toch even wat er komt. Ik besefte dat die bundel zijn tijd zal nodig hebben en er dus niet in januari zal zijn. Ik verlang nu onder andere naar een prentenboek. Er zijn twee buitenlandse illustratoren waar ik graag mee zou samenwerken. Op een bepaalde dag zal ik zeggen: het is tijd, we gaan dat doen. Zo werkt dat. En zo werkte dat ook met mijn verzameld toneelwerk dat vandaag verschijnt. Een tijd geleden vond ik de tijd rijp om dat uit te geven. Ik nodigde Paul Verrept, de man achter uitgeverij Bebuquin uit om daarover te praten en nu ligt dat boek daar.”

En hoe was het weerzien met die teksten?

“Door die bundel samen te stellen zag ik opeens dat ik in tegenstelling tot wat ik dacht in feite niet zoveel geëvolueerd ben. Alle honden van de wereld komen in die toneelstukken voor want dat is een beeld dat ik dikwijls gebruik, net als nachten, manen, moeilijk afscheid nemen en vertrekken en ergens aankomen. Al die thema’s zitten er al in sinds 1992. Dat is op een gezonde manier confronterend. Dat zijn blijkbaar mijn thema’s, en ik heb daar vrede mee.”

Het speelvriendje van Alan blijkt twee mama’s te hebben. Heel mooi is hoe je daarvan geen thema maakt, maar iedereen dit de normaalste zaak van de wereld laat vinden. Is dit jouw manier om het over diversiteit te hebben?

“Als je van iets een thema maakt, maakt je het bijzonder of anders. Twee mama’s hebben is niet anders. Wellicht heeft het ermee te maken dat ik zelf nooit negatieve reacties heb gekregen op mijn homoseksualiteit. Of misschien eentje. Aartsbisschop Léonard had net een venijnige opmerking gemaakt over homo’s die genezen moesten worden. Ik gaf de dag daarna een lezing in Wetteren,  voor honderd leerlingen houtbewerking, jongens van 16 of 17. Die lezing ging goed. Een jongen was me opgevallen van bij het begin. Hij was met een zak chips binnengekomen en was op zijn stoel gaan hangen tot de leraar daarover opmerkingen maakte. De hele lezing lang zat hij te zuchten en te puffen uit openlijke verveling. Toen de vragenronde begon was hij de eerste om zijn arm sloom de lucht in te steken. ‘Wat kom jij hier met al je janettenmanieren je janettenverhaal vertellen,’ was zijn vraag zo ongeveer. Ik schoot vol en hield een monoloog van zeven minuten waarin ik zei dat hij met zijn ene vraag een aantal van die jongens tien jaar achterstand had bezorgd. Ik heb dan mijn eigen verhaal verteld over mijn coming out, waarna een jongen is beginnen applaudisseren en de hele groep hem volgde. Waar is mijn zakdoek, was het eerste wat ik toen dacht, maar ik hield me sterk. Ik vind mijn homoseksualiteit geen thema in mijn leven en daarom zal ik er ook geen expliciet thema van maken in mijn werk.”

Wat komt er later van dat onhandelbare probleemkind Bianca, vroeg ik me tijdens het lezen wel eens af. Wat denk je zelf?

“Dat komt helemaal goed. Ik geef Schrijven aan de afdeling woordkunst van het conservatorium in Antwerpen. Op een auditiedag komen kandidaten onder anderen bij mij terecht. We voeren een gesprek van een kwartier over leesgewoonten en leefattitudes. Ik krijg studenten voor me waarvan ik denk dat er echte kunstenaars in zitten en ik ben gezond stikjaloers wanneer ik merk hoe zij op vier jaar tijd openbloeien. Een moeilijk levend meisje van 12 of een moeilijk levende jongen van 18 zijn op dit vlak niet zo verschillend. Het komt helemaal goed als zij de juiste mensen tegenkomen die hen begeleiden. Niet sturen, maar een tijdje naast ze meelopen. Ik doe dat nu al ruim vijftien jaar en het is mooi om te zien hoe al die jonge mensen hun plek vinden.”

Eerder verschenen in De Morgen

Vanaf 7 november toert Bart Moeyaert samen met Esmé Bos en Bart Voet door Vlaanderen met een nieuwe versie van Broere. Data op www.bartmoeyaert.com.