"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

The German trauma. Experiences and reflections 1938-2000

Woensdag, 15 januari, 2020

Geschreven door: Gitta Sereny
Artikel door: Arnold Heumakers

Essays over het nazisme

[Recensie] Elf jaar was Gitta Sereny in 1934, toen zij op haar Engelse kostschool een opstel schreef met als titel The happiest day of my holiday. Die vakantie was zoals gebruikelijk doorgebracht in Wenen, waar zij in 1923 was geboren als kind van anglofiele en van origine Hongaarse ouders. Na elke vakantie reisde zij terug naar Engeland. Zo ook in 1934, maar ditmaal bleef haar trein met pech staan in Neurenberg. Gelukkig was het Duitse Rode Kruis zo vriendelijk zich over haar te ontfermen en amper een uur later mocht zij, een Oostenrijks meisje in een Brits schooluniform, plaatsnemen op de toeschouwerstribune van het nazi-partijcongres dat juist op dat moment in de stad werd gehouden.

De marcherende massa’s, de blije gezichten, de kleurrijke vaandels en de spectaculaire lichteffecten maakten een overweldigende indruk. “Het ene moment zat ik in verrukking vastgekleefd aan mijn stoel”, zou zij jaren later schrijven, “het volgende moment stond ik met duizenden anderen vrolijk te juichen”. Eenmaal terug op school kon er geen twijfel over bestaan wat “de gelukkigste dag” van de vakantie was geweest. De juffrouw vond het opstel uitstekend, maar gaf haar enthousiaste leerling wel Mein Kampf te lezen, opdat ze tenminste zou leren begrijpen waarvan ze getuige was geweest.

Albert Speer

Het voorval wordt gememoreerd in The German trauma. Experiences and reflections 1938-2000, een ruime selectie uit de vele artikelen en profielen die Gitta Sereny sinds de jaren zestig in diverse Britse kranten heeft gepubliceerd. Tegenwoordig is Sereny vooral bekend door haar veelgeprezen boeken over Franz Stangl en Albert Speer (Into that darkness en Albert Speer: his battle with truth) uit respectievelijk 1974 en 1995. De eerste was de ex-commandant van het vernietigingskamp Treblinka, de tweede Hitlers lijfarchitect en minister van Bewapening, van wie de jonge Gitta in 1934 nog niet had geweten dat hij die betoverende lichteffecten op het Neurenbergse partijcongres had ontworpen. In The German trauma zijn de oorspronkelijke artikelen herdrukt, waaruit deze boeken zijn voortgekomen.

Boekenkrant

Zowel de boeken als de artikelen zijn opmerkelijk vanwege Sereny’s persoonlijke, om niet te zeggen emotionele aanpak. Als een gespecialiseerde Bibeb dringt zij in de levens van haar onderwerpen binnen, zich verdiepend in hun jeugd, hun vrienden, hun familie, hun omgeving, teneinde hun daden en motieven beter te kunnen begrijpen. Hoever zij daarin gaat, laat vooral het boek over Speer zien, waaruit Sereny bijna als een intieme huisvriendin te voorschijn komt. Met alle risico van dien, want in hoeverre zij zich door de charmante, opzichtig met zijn geweten worstelende Speer heeft laten inpakken, blijft een open vraag.

Veel minder groot was dat risico bij Stangl, die toen Sereny hem interviewde een levenslange gevangenisstraf uitzat. Stangl was een heel ander soort man dan Speer, een politieambtenaar met beperkte intellectuele vermogens en bovendien belast met een gruwelijk verleden dat nauwelijks ruimte liet voor welke vriendschappelijke gevoelens dan ook. Toch is Sereny bij beiden min of meer op hetzelfde uit: een schuldbekentenis.

Treblinka

Van Stangl krijgt zij tenslotte wat zij verlangt. In hun laatste gesprek verklaart de ex-kampcommandant (die in zijn “doodsfabriek” ruim een miljoen joden had laten vergassen) zichzelf schuldig, niet omdat hij persoonlijk iemand zou hebben gedood of zelfs maar mishandeld, maar omdat hij destijds in Treblinka was geweest en was blijven leven. De apotheose volgt prompt, alsof de schrijfster het zo heeft gearrangeerd; negentien uur na deze bekentenis overlijdt Stangl aan een hartstilstand. Minder bevredigend is de uitkomst bij Speer, die altijd heeft ontkend iets van de Endlösung te hebben geweten. Tegen het eind van zijn gesprekken met Sereny relativeert hij die ontkenning weliswaar, maar een ondubbelzinnige bekentenis krijgt hij niet over zijn lippen. Het blijft bij een worsteling met schuld en waarheid, die er vooral op neerkomt dat hij het verschrikkelijkste geheim van het Derde Rijk nooit had willen weten, ondanks het sterke vermoeden dát er iets te weten viel.

In beide gevallen gaat hieraan een even adembenemende als verbijsterende dieptepeiling vooraf in de mentale binnenwereld van twee van Hitlers medeplichtigen, die ieder jaren lang de macht over leven en dood in handen hebben gehad. Je kunt hoogstens vraagtekens plaatsen bij Sereny’s aandringen op een schuldbekentenis. In haar nieuwe boek schrijft zij vooral te worden gedreven door “a need, a drive to know”. Aan die : drang om te weten” komen het gedraai van Speer en de morele schizofrenie van Stangl eigenlijk beter tegemoet dan zo’n schuldbekentenis achteraf, die weinig onthult over hun innerlijke conditie van destijds.

Na-oorlogse Duitse jeugd

In The German trauma gaat het niet alleen over Stangl en Speer. Het leidmotief van de bundel is eerder de doorwerking van het nazi-verleden in Duitsland na 1945. Sereny voert eind jaren zestig gesprekken met West-Duitse jongeren, die zich het hoofd breken over de vraag wat hun sindsdien angstvallig zwijgende ouders in het Derde Rijk kunnen hebben uitgespookt, en met jongeren, zoals Bormanns oudste zoon en Heydrichs neefje, die zich deze vraag niet hoeven te stellen omdat hun ouders en naaste familieleden deel uitmaakten van de nazi-top. Sereny toont zich verheugd over hun morele bekommernis, zij hebben in elk geval iets geleerd van het verleden. Op grond hiervan roept zij de na-oorlogse Duitse jeugd zelfs uit tot de “hoop voor Europa’s toekomst”.

Enig retorisch pathos kan Gitta Sereny niet ontzegd worden, maar interessanter is wat zij over zichzelf schrijft. Waarom heeft zíj zich haar leven lang zo intensief met de ‘Duitse catastrofe’ (zoals de historicus Meinecke het in 1947 noemde) beziggehouden? Haar autobiografie, waarvan de recent geschreven voor- en nawoorden bij haar artikelen en portretten de nodige flarden bevatten, geeft in feite het antwoord. Haar toevallige aanwezigheid als elf-jarig meisje op de Reichsparteitag in Neurenberg was niet meer dan het nog tamelijk onschuldige voorspel. In 1938 volgden de Anschluss en de eerste confrontatie met de brute werkelijkheid van het nationaal-socialisme. Nog in datzelfde jaar vluchtte Sereny met haar moeder (haar vader was toen al gestorven) naar Zwitserland. In 1940 bevond zij zich in Frankrijk, waar zij het begin van de Duitse bezetting meemaakte, totdat zij – om te ontkomen aan arrestatie wegens hulp aan een Engelse piloot – gedwongen was via de Pyreneeën uit te wijken naar Spanje. De rest van de oorlog bracht zij door in de Verenigde Staten, waar zij lezingen hield en propagandateksten schreef voor het Office of War Information.

Zelf verklaart Sereny haar belangstelling voor juist de nazi-daders uit haar ervaringen in 1945, toen zij als ‘child welfare officer’ in de Amerikaanse zone van het verslagen Duitsland de zorg kreeg over de kinderen die in Dachau gevangen hadden gezeten. In een ander artikel schrijft zij over haar betrokkenheid bij het opsporen en terugsturen van door de nazi’s uit Oost-Europa geroofde kinderen – kinderen die vanwege hun ‘arische’ uiterlijk bij hun natuurlijke ouders waren weggehaald, om vervolgens bij Duitse pleegouders te worden ondergebracht. Wat waren dat voor lieden geweest die dit allemaal op hun geweten hadden?

Demjanjuk

Wanneer Sereny zich in 1966 full time op de onderzoeksjournalistiek stort, krijgt zij van geïnteresseerde krantenredacteuren alle gelegenheid om het uit te zoeken, al heeft de journalistiek ook een eigen agenda die bepaald wordt door de actualiteit. In The German trauma staan daarom ook fascinerende en vaak spannend geschreven artikelen over onder meer de vervalste dagboeken van Hitler, de rechtszaak tegen John (die er ten onrechte van verdacht werd een beruchte bewaker in Treblinka te zijn geweest), het lot van de SS-generaal Odilo Globocnik (de organisator van de vernietigingskampen in Polen), de affaire Waldheim, Leni Riefenstahl, de filmer Hans Jürgen Syberberg en de bestrijders van de zogenaamde Auschwitzlüge.

Bij haar naspeuringen raakt Sereny meer dan eens verzeild in een sinistere schemerwereld van handelaren in nazi-memorabilia, oud- en neonazi’s, geobsedeerde verzamelaars en bedriegers, die soms een – vergeefse – poging doen haar voor hun troebele karretje te spannen. De meest verbazingwekkende figuur die zij tegenkomt is ongetwijfeld François Genoud, een Zwitserse zakenman en bankier, die de ‘literaire’ erfenis van Bormann, Goebbels en Hitler beheert, hand- en spandiensten verleent aan Palestijnse terroristen, en in het verleden de verdediging van zowel Eichmann als Barbie met Arabisch geld zou hebben geregeld. Hoewel hij Hitlers vervolging van de joden zegt af te keuren, blijkt zijn affectie voor de Führer na 1945 geen moment te zijn bekoeld.

“The most mysterious man in Europe”, noemt Sereny hem niet zonder gevoel voor dramatiek. Terecht misschien, als alles wat zij over hem schrijft klopt. Het meest ‘verontrustend’ vindt zij nog dat deze Genoud altijd uit ‘liefde’ heeft gehandeld. Dat moet dan wel een volstrekt blinde liefde zijn geweest, die met behulp van forse oogkleppen in stand wordt gehouden. Wanneer Sereny hem haar boek over Stangl toestuurt, laat Genoud het ongelezen, en wanneer zij hem in een gesprek op andere gedachten probeert te brengen, legt hij vriendelijk zijn hand op haar knie en zegt: “On n’est pas d’accord: on ne sera jamais d’accord. Mais on s’aime bien, non?”

Typerend voor Sereny, voor haar emotionaliteit én voor haar eigenwijsheid, is dat zij het niet tegenspreekt. Nazi’s zijn mensen, verantwoordelijk voor hun daden, zo luidt haar standpunt, ze hadden ook nee kunnen zeggen. Vandaar dat zij bij Stangl en Speer zoveel belang hecht aan een schuldbekentenis. Deze moet als het ware hun morele identiteit herstellen, die door een fatale combinatie van idealisme, indoctrinatie en grenzeloze ambitie geperverteerd was geraakt.

Bij François Genoud valt er blijkbaar niets te bekennen, in weerwil van zijn dubieuze politieke sympathieën, en dan volgt uit de menselijkheid van de nazi’s – in elk geval voor Gitta Sereny, die zich wat dit betreft niet op inconsequenties laat betrappen – dat je ze soms ook aimabel kunt vinden.

Eerder verschenen in NRC Handelsblad en op Arnold Heumakers