"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

The Strangling of Persia

Woensdag, 13 maart, 2019

Geschreven door: Onbekend
Artikel door: Richard Kroes

Onze martelaren kijken met u mee

[Blog] Mijn laatste reis naar Iran was een beetje in haast gepland, waardoor ik totaal niet was voorbereid op de verkiezingen aldaar. Ik viel dus met mijn neus in de boter. Politiek lééft in Iran en leeft ook uitbundig in de publieke ruimte, meer dan hier durf ik wel te zeggen. Enthousiast flyerende jongeren op straat. In de taxi instappende passagiers die de chauffeur als eerste de vraag stellen: wat gaat u stemmen? Een oudere mevrouw in de bus die levendig en uitgebreid Rohani en Raisi – de beide kandidaten voor het presidentschap met de meeste kansen – met haar vrouwelijke medepassagiers zit te bediscussiëren.

Na het uitstappen werd me uitgelegd dat ze Rohani voor een Israëlische spion hield (ik ken het Perzische woord daarvoor niet, dus dat had ik even niet gevolgd), een opmerking die van bijzonder weinig realiteitszin getuigt, want als dat idee ook maar een schijn van juistheid had gehad, was Rohani al lang om dit of dat voorwendsel in de diepste krochten van de Evin-gevangenis beland.

Maar goed, dergelijke paranoia is in Iran heel gewoon en wie de geschiedenis van het land een beetje kent, begrijpt dat die achterdocht terecht is. Het land heeft al meer dan een eeuw eigenlijk alleen maar last van buitenlanden die op snode wijze proberen hun vinger tot aan de oksel in de Iraanse pap te duwen, en liefst nog dieper.

De constitutionele revolutie van 1906 werd door de Russen en de Britten om zeep geholpen. De Amerikaanse advocaat Shuster, die als adviseur van de shah de bankroete economie van het land daadwerkelijk gezond dreigde te maken, werd in 1911 onder Russische en Britse druk weggestuurd. Hij was daar zo boos over dat hij er een boek over schreef: The Stangling of Persia. De CIA organiseerde in 1953 een coup tegen de democratisch gekozen president Mossadeq, omdat hij probeerde de olie-inkomsten van het land ook daadwerkelijk aan het land zelf ten goede te laten komen. En dit zijn dan alleen nog maar de hoogtepunten.

Ons Amsterdam

Na de revolutie die de shah ten val en de geestelijkheid aan de macht bracht, viel Irak het land binnen met Amerikaanse steun. De acht jaar oorlog die daarop volgde, ontwrichtte het land maar maakte het ook tot een soort van eenheid: wij tegen de rest van de wereld. Om en nabij een miljoen doden wordt wel gezegd en een groot deel daarvan wordt in Iran herdacht als ‘martelaren’. En die martelaren kijken dus met u mee als u gaat stemmen, zoveel staat er op het affiche dat hierboven staat.

Die attitude is ons niet heel erg vreemd. Aan de mensen die bijvoorbeeld tijdens de Tweede Wereldoorlog gesneuveld zijn, refereren we niet direct tijdens onze verkiezingscampagnes. Maar op 4 mei staat de staatspropaganda wel bol van ‘democratie’ en ‘vrijheid’. In Iran is dat niet anders, ook al is het anders.

Op de dag zelf togen we naar het verkiezingslokaal, in de plaatselijke moskee. De dames maakten nog grappen over of ze niet beter in chador konden gaan, maar dat deed men uiteindelijk niet. Je stemt namelijk niet in de moskee, maar in een soort voorhal. Ik heb er geen foto’s gemaakt. In Nederland is dat verboden, in Iran weet ik het niet. Het zag er eigenlijk heel vergelijkbaar uit: kandidatenlijsten aan de muur, een lange tafel met een verkiezingscommissie er achter die papieren controleerde. In Iran stem je niet met een stempas, maar op je shenasname, je geboorteakte, die iedere burger in een soort paspoortvorm zelf in bezit heeft. Dat heeft het voordeel dat je overal kunt stemmen.

De enige twee verschillen die me opvielen: geen stemhokjes, maar een grote, open tafel en beveiliging in de vorm van twee tieners in uniform die hun kalashnikov nonchalant over de schouder hadden hangen. De stemmers zorgden er echt wel voor dat wat ze invulden op hun drie stembiljetten (de presidentsverkiezingen waren één van de drie verkiezingen) niet voor anderen te zien was.

Een oudere heer uit de verkiezingscommissie kwam me een hand geven en vroeg me hoe het met me ging. Ik zag het aan voor Iraanse ta’arof, de voor stomme buitenlanders zenuwslopende Iraanse beleefdheidscode, dus antwoordde ik beleefd dat het goed met me ging en informeerde naar zijn welbevinden. Toen hij me begon uit te leggen dat hij het afgelopen jaar zijn vrouw verloren had, begon me te dagen dat de man me kennen moest, maar ik heb de afgelopen jaren met zoveel Iraniërs kennis gemaakt, dat ik hem niet thuis kon brengen. Ik trachtte de man te condoleren, maar het juiste Perzische woord ontschoot me, waardoor mijn reactie vooral bestond uit een verrast ‘oh!’

Hij vroeg me of mijn vrouw het me niet verteld had en terwijl ik in mijn beste Perzisch trachtte een verklaring te formuleren voor mijn vergeetachtigheid begon het me te dagen: dit was de weduwnaar van dokhtar da’i, een ver familielid dat om de hoek woonde en waar ik wel eens op bezoek geweest was toen zijn vrouw nog leefde. Zij waren de ouders van de jongeman naar wie het straatje genoemd was waarin ze woonden: kuche shahed Hossein Akbari – de Martelaar Hossein Akbari-steeg.

De jongeman is niet gesneuveld in de Iran-Irak-oorlog, maar krijgsgevangen gemaakt. Tijdens zijn gevangenschap is hij zó slecht behandeld dat hij, toen hij enkele jaren na de oorlog terugkeerde naar zijn moederland, nog maar één ding kon: bezwijken.

Zijn jongere broer Hassan zit achter de lange tafel en controleert papieren. Ik heb geen idee of hij gelooft dat zijn overleden broer met hem meekijkt, maar op de één of andere manier kijkt Hossein Akbari wel mee met die stomme buitenlander die naar Iraanse verkiezingen kijkt.

Eerder verschenen op Apoftegma