"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

The unknown Wiener Werkstätte

Donderdag, 1 februari, 2018

Geschreven door: Christoph Thun-Hohenstein
Artikel door: Chris Reinewald

Excentrieke kussens en een leren olifant

Onbekend handwerkkunst van de Wiener Werkstätte (1906-1930)

[Recensie] Het merendeel van het luxe textielgoed dat de Wiener Werkstätte produceerde is vergaan. Net zo weinig achtergrondinformatie bleef bewaard van deze bloeiende tak aan de belangrijke vroeg 20ste-eeuwse vormgevingsstroming. Maar met goed zoeken groef het Weense MAK (museum voor toegepaste kunst) in de eigen Werkstätte-archieven toch interessante gegevens op over de succesvolle textieltak. Het resultaat is dit – ondanks het beperkte beeldmateriaal – mooi geïllustreerde Duits-Engelstalige boek. Meest wonderlijke ‘onthulling’: de passie waarmee Dagobert Peche excentriek gevormde kussens ontwierp.

Gehaakte tafelkleedjes en spreien, vitrages, bal-tasjes en maskertjes, speelgoed en onwaarschijnlijk veel kussens. Vergeleken met het geometrisch vormgegeven chique Wiener Werkstätte gebruiksgoed blijkt de textielkunst vooral illustratief-figuratief met mens- en dierfiguren en gestileerde bloemornamenten.

Door bewaard gebleven grootboekbladen te bestuderen kregen de onderzoekers ook een commerciële kijk in de keuken. Van Maria Likarz-Strauss’ grijs linnen kussen met een geborduurde panter werden bijvoorbeeld tot 21 juni 1921 slechts zeven exemplaren gemaakt. Verkoopprijs: 250 toenmalige Oostenrijkse kronen. Met inflatiecorrectie en enig omrekenen is dat € 196.
Het extern maken (veelal bij thuisnaaisters) kostte € 112 per stuk, € 84 winst dus. En hoeveel ontving Likarz in 1919 voor haar ontwerp? € 49.

Boekenkrant

Meer avantgardistisch dan de elegante figuurtjes in haar haakwerkontwerpen was Likarz’ asymmetrisch dessin ‘Irland’ voor zijde, wellicht een shawl: in 1911. Het oogt even dwars als een Memphis-ontwerp van zeventig jaar erna. In die periode werd de Wiener Werkstätte weer grootst gepresenteerd, op de Belgische Europalia in 1987 met name. Het dessin ‘Irland’ werd toen nog als ‘Irrland’ betiteld: Gekkenland, maar zo idioot blijkt Likarz niet. Ze kwam in vaste dienst bij het bedrijf, vanwege haar flexibiliteit en creatieve veelzijdigheid en omdat haar stoffen zo goed verkochten.

Bij het lezen van dit boek raak je steeds meer onder de indruk van de Werkstätte. Het was echt een gedroomde toegepaste kunststroming: artistiek maar ook zakelijk. Vrijwel alle disciplines zie je erin vertegenwoordigd: (binnenhuis)architectuur, mode, keramische, zilveren en glazen gebruiksvoorwerpen, meubels, sieraden, bestek en dus ook kant en haakwerk.

Door de investeringen van een bankier en het artistieke leiderschap van architect Josef Hoffmann ontwikkelde de Werkstätte zich tot een klein, ambitieus bedrijf dat zelfs vestigingen in Zürich en in New York opende – en die ook weer snel moest sluiten. De klantenkring behoorde tot de gefortuneerde Weense burgerij, zoals Stefan Zweig die in zijn Die Welt von Gestern beschrijft. Rijk geworden industriëlen als patronen der kunsten. Want, wie kan er bijna € 200 voor een kussen betalen? Maar als die op een nog kostbaarder Hoffmann-meubel komt te liggen…

Idealiter kon je je woning geheel Wiener Werkstätte inrichten, zoals het stadspaleis Stoclet in Brussel. Een landelijk tafereel met herten dat Carl Otto Czechka in 1910 voor de damesslaapkamer tekende keurde de opdrachtgeefster af. Waarschijnlijk vond ze het te folkloristisch voor de gesofisticeerde stadsvilla.

Op zijn zeventigste verjaardag ontmoette Hoffmann de jonge Dagobert Peche, zo talentvol dat hij hem binnenhaalde als zijn opvolger. Peche stuwde de Wiener Werkstätte naar nieuwe hoogten. Merkwaardig was wel dat hij nogal veel kussens ontwierp; in de meest excentrieke vormen en gebruikmakend van de eigen meubelstoffen. Met kosten hield hij amper rekening.  Bij de executieveiling van de Werkstätte verwierf het MAK Peche’s onverkochte bal masqué-maskertje van geborduurde tule. Het museum bezit ook de kleurpotloodschets ervan.

De alleen als donkere zwartwit foto en schets overgeleverde decoratieve, lederen olifant van Peche werd een steen-des-aanstoots. In 1922 klaagde de New Yorkse filiaalhouder over de $ 112 als verkoopprijs ($ 1600 nu!) voor dit luxe salon-speeltje: “De Peche-extravaganties kosten onze firma miljoenen.” Toch werden na Peche’s vroegtijdige dood zijn stofontwerpen door geproduceerd.

In 1930 ging het sukkelende bedrijf failliet. De Wiener Werkstätte is inmiddels een legende binnen de toegepaste kunst. Bauhaus, Memphis en zelfs het Nederlandse Droog lijken eigentijdse afspiegelingen van de modernistische ambities. In de voormalige winkel aan de Kärnterstrasse in Wenen is nu een quasi-Werkstätte designshop gevestigd. Echte topstukken vind je in antiekwinkels en in musea als het MAK. Duikt er nu nog meer kennis en inzicht uit hun Werkstätte archieven op?

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Een kortere, aangepaste versie van deze bespreking verschijnt in Textiel Plus