"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Thomas Hobbes - De ik-gerichtheid van de politieke filosofie

Zondag, 9 februari, 2020

Geschreven door: Andreas Kinneging, Maarten Colette , Paul de Hert
Artikel door: Niklas Anderberg

Lading Overboord

[Recensie] Zou je de beslissing van een kapitein om bij zwaar weer de lading overboord te gooien vrijwillig noemen of niet? Thomas Hobbes keerde zich tegen de klassieke traditie van Aristoteles en Thomas van Aquino en vond van wel (Meulders, blz. 115). Hobbes ontkende een volledig vrije wil maar vond wél dat we bij het ontbreken van fysieke dwang verantwoordelijk zijn voor onze handelingen.

De discussie over de vrije wil – hoe belangrijk ook – kan gemakkelijk verzanden in een nieuwe scholastiek vergelijkbaar met de theologische haarkloverij over hoeveel engelen op de punt van een naald kunnen dansen. Alleen al over de contra intuïtieve positie van ‘compatibel determinisme’ is het mogelijk een kleine bibliotheek te vullen. Iemand heeft ooit berekend dat het probleem van de vrije wil het meest besproken onderwerp in de filosofie zou zijn.

Meningen verschillen; bij Xavier Meulders lezen we dat de legitimatie van slavernijcontracten (mijn cursivering) de basispremisse vormt voor de Hobbesiaane (sic) soevereiniteitsidee. In het nawoord van Leviathan (Boom 2010) schrijft de vertaler Wessel Krul daarentegen: “Het staatsburgerschap in Leviathan is dan ook allesbehalve veredelde slavernij” (blz 548). Volgens Krul visualiseert Hobbes een staat met ‘zeer beperkte middelen’ die zo veel mogelijk steun nodig heeft. De burger heeft “alle recht om voor zijn eigen belangen op te komen”. Volgens Meulders wordt “iedere burger geacht …blindelings de bevelen van de soeverein op te volgen.”   

De ogenschijnlijke tegenstellingen in het omvangrijke oeuvre van Hobbes en de stortvloed aan uiteenlopende commentaren, maken het haast onmogelijk voor de leek om een gegronde mening te vormen. Door het bij tijd en wijle ondoordringbare jargon in dit boek dreigt de gehele lading onderweg verloren te gaan.

Boekenkrant

Verlichting en Romantiek

Andreas Kinneging meent dat Thomas Hobbes (1588-1679) een “wat marginale figuur” is maar ondertussen neemt de literatuur over hem gestaag toe. Op internet krijgt Hobbes ongeveer net zo veel treffers als Spinoza of Machiavelli.

Hoe dan ook lopen de opvattingen over Thomas Hobbes uiteen. Sommigen beschouwen Hobbes als de eerste moderne denker en zien in hem een voorloper van onze liberale democratieën; voor anderen was hij een voorstander van een meedogenloze totalitaire staat. Hobbes stond nog met beide benen in de Engelse burgeroorlogen en de pre-Verlichting; zijn hoofdwerk Leviathan werd in 1651 uitgegeven, een jaar na de Restauratie van de monarchie en zijn terugkomst in Engeland .

In dit opzicht is zijn reputatie vergelijkbaar met die van Machiavelli. Waren zij woordvoerders van proto-democratische denkbeelden of juist van een despotisme dat het volk met harde hand in toom houdt? Tegenwoordig lijken welwillende, revisionistische vertolkingen de overhand te krijgen. Het tij kan keren…

Kinneging doet de opmerkelijke uitspraak dat de Romantiek ingezet is door Rousseau en Kant en dat deze stroming “soms ook anders, bijvoorbeeld postmodernisme” genoemd wordt (blz. 9). De Romantiek is ook een kind van Hobbes; al is het alleen maar omdat ze zich tegen hem keerde.   

Immanuel Kant heeft ontegenzeggelijk grote invloed gehad op latere denkers maar om hem in deze stroming te plaatsen is op zijn zachtst gezegd controversieel. Kant is geen filosoof van de Romantiek maar hij kan wel gezien worden als een bruggenbouwer tussen de twee tijdperken. Om Kant als grondlegger van het Postmodernisme te positioneren is mijns inziens één brug te ver.

Wel heeft Kinneging gelijk als hij zegt dat de moderniteit een complex fenomeen is, samengesteld uit het gedachtegoed van de Verlichting én de Romantiek.

Wat betreft de link tussen Verlichting en Romantiek beroept Kinneging zich op Charles Taylor en Isaiah Berlin zonder het verder te specificeren. In de essaybundel Varieties of Secularism (Michael Warner e.a. 2010) is een hoofdstuk gewijd aan Taylors Romantiek en daarin wordt Kant niet eens genoemd. De opvattingen van Berlin zijn tegenstrijdig en nog altijd betwist. Zijn boek The Roots of Romanticism werd tijdens zijn leven niet uitgebracht omdat hij hoopte ooit een gedegen versie te kunnen voltooien.

Maar misschien heeft het, zoals de Franse historicus Jacques Le Goff ooit suggereerde, weinig zin om de geschiedenis in periodes in te delen. Ambiguïteit is een kenmerk van veel denkers en de schotten van weleer zijn niet meer zo waterdicht.

Verder beweert Kinneging dat vóór Hobbes ‘geen mens’ in Europa materialist, determinist, empiricist (sic) en nominalist was. In een voetnoot kwalificeert hij deze uitspraak: “behalve sommige sofistische en epicurische opvattingen”; een nogal wazige stelling.

Voor Kinneging is Hobbes – hoewel in eigen land een nooit geëerde profeet – de “Mozes van het moderne denken” (blz.10) .

Hegel versus Hobbes

In zijn bijdrage over Hegels kritiek op Hobbes schrijft Bart Labuschagne hegeliaanse zinnen die hun inhoud niet makkelijk prijsgeven. Waar de co-redacteuren van de bundel, Paul de Hert en Maarten Colette in hun gezamenlijke bijdrage de humaniteit en democratische neigingen van Hobbes benadrukken, vindt Labuschagne dat de Leviathan een passieve gehoorzaamheid van zijn burgers eist “in de loutere wil van de monarch”. Dit ontaardt uiteindelijk in een ‘volkomen despotie’.

Volgens Labuschagne is Hegels kritiek grotendeels correct. Ook in Hegels opvatting over pedagogiek en opvoeding kan hij zich vinden. Hij citeert Spreuken 13:14 waarin gesproken wordt over het liefdevolle gebruik van de roede; in onze tijd is deze vorm van klassieke pedagogie in diskrediet geraakt – met alle gevolgen van dien, verzucht Labuschagne (blz. 299).

Er is niets mis met Bildung maar de grimmige tijd van “wie zijn zoon de stok onthoudt, haat hem, wie hem liefheeft, tuchtigt hem” (Nieuwe Bijbelvertaling) hebben we toch echt achter ons gelaten!

In zijn slotpleidooi concludeert Labuschagne dat Hobbes door het verwerpen van de klassieke en christelijke traditie “eigenlijk geen serieuze gesprekspartner meer kan zijn”. Helaas heeft het ‘kortzichtige materialisme’ van Hobbes blijkbaar toch zijn sporen nagelaten in het huidige liberalisme. De wijze les van Hegel is volgens Labuschagne dat we ons al te gemakkelijk hebben laten meeslepen in het cynisme van “de mens de mens een wolf”. Hobbes refereert weliswaar aan dit gezegde maar het is niet van hem afkomstig. Zijn mensbeeld was pessimistisch en zijn sociaal contract kan inderdaad gezien worden als een vrijbrief voor tirannie; maar het is evengoed mogelijk om Hobbes te lezen als een premoderne liberaal.

Het is net waar men de nadruk legt. Professor James R. Martel van het San Francisco State University noemt Hobbes zelfs een radicale democraat. Het is mijn indruk dat de bekende autoriteit Quentin Skinner vindt dat hij daarin niet helemaal ongelijk heeft. De democratische basis van Hobbes denken wordt ook benadrukt in Devin Stauffers Hobbes´s Kingdom of Light uit 2018 (blz. 246, noot 5).

A garden full of weeds

Thomas Hobbes – De ik-gerichtheid van de politieke filosofie kan zeker meer helderheid in de troebele wateren rond Hobbes verschaffen maar vergt basiskennis, inzet en uithoudingsvermogen. Het switchen tussen het Vlaams en het Nederlands (plus een essay in het Engels) kan taalkundig een verrijking zijn maar is soms ook een struikelblok.

Het is ondoenlijk  om alle bijdragen in een kort bestek recht te doen. Volstaat te constateren dat dit boek niet iedereen zal aanspreken. Door het hoge academische gehalte is het geschikt voor de specialist, met name op het gebied van politicologie en strafrecht, maar voor de gemiddelde lezer is dit zeker geen toegankelijke introductie tot het denken van Thomas Hobbes. Niet voor de wankelmoedige.

In het laatste essay behandelt Hakan Külcü de tegengestelde mensbeelden van Aristoteles en Hobbes. Tussen de Griekse citaten en een uitgebreid notenapparaat treffen we simpele spelfouten en vreemde zinsconstructies aan die het lezen bemoeilijken. Hier heeft Külcü het over iets dat mathematisch ‘voorspelt’ kan worden en daar lezen we over de rede dat die blijkt “een intrinsiek waardevol doel, maar ook het vehikel waarmee, alsmede het richtinggevende kompas van zelfwording”… 

Vervolgens heeft Hobbes met het scheermes van Occam (sic) “te veel weggesneden uit het meubilair van de kosmos”; een sisyfusarbeid van ongekende omvang!

Het woord ‘weergelaas’ geeft één treffer op internet; uit de Zeeuwse Courant van 25 september 1957 en hoe iets een ‘oprechte spiegel’ kan zijn is mij niet helemaal duidelijk (net zomin als de ‘volgeschreven’ boekenplanken elders in het boek).

Niet alleen dit stuk maar de gehele bundel schreeuwt om een strenge eindredacteur. Ik zie het boek in verschillende boekhandels liggen maar ik vraag me toch ernstig af hoe de geïnteresseerde lezer zich hier doorheen moet worstelen. De titel alleen al voorspelt weinig goeds.

Dat is jammer want intellectueel gezien zit het met de bijdragen in deze bundel ongetwijfeld goed, maar literair gezien is het één grote verkeerschaos; niemand komt er zonder kleerscheuren doorheen, niet eens als je in het bezit bent van een geldig rijbewijs. De schrijvers zijn zo hoogopgeleid dat ze verstrikt dreigen te  raken in het struikgewas van de Nederlandse taal.

Het geheel doet me denken aan het beroemde gedicht van Charles Perrault:

“A man of words and not of deeds
is like a garden full of weeds”.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Literatuur: