"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Tijl

Vrijdag, 30 maart, 2018

Geschreven door: Daniel Kehlmann
Artikel door: Tea van Lierop

Een eigenzinnige nar in het strijdgewoel van de dertigjarige oorlog

Het Europa van 1618-1648 is het decor van deze bijzondere schelmenroman. Tijl Uilenspiegel was een legendarisch personage uit de veertiende eeuw, bekend van zijn streken, grappen en grollen. Hij reisde zo vrij als een vogel door Europa en trok zich niets aan van God noch gebod. De auteur heeft deze legendarische beroemdheid geplaatst in de zeventiende eeuw. Te midden van het geweld, vooral door de spanningen tussen katholieke en gereformeerde staten, vindt hij zijn weg. De opbouw is niet chronologisch, het verhaal begint met een verslag van een dorpsbewoner. De bevolking is er zo arm als Job en dan is er plots vertier:

“De huif was van rood zeildoek. Ervoor hurkte een oude vrouw. Haar lichaam zag eruit als een buidel, haar gezicht als leer, haar ogen als twee piepkleine zwarte knoopjes. Een jongere vrouw met zomersproeten en donker haar stond achter haar. En op de bok zat een man die we herkenden, ook al was hij hier nog nooit geweest, en toen de eersten het weer wisten en zijn naam riepen, wisten ook de anderen het weer en zo klonk er algauw van alle kanten uit vele monden: ‘Tijl is hier!’”

Molenaar

We gaan terug in de tijd en maken kennis met de vader van Tijl. Claus Uilenspiegel is een man met een, bijna obsessieve, drang naar kennis. Voor hij trouwde met de molenaarsdochter leidde Claus een reizend bestaan. Af en toe was hij bij iemand in dienst, zoals Wolf Hüttner, een chiromant (handwaarzegger) en geestenbezweerder. Daar kwam hij in aanraking met magische formules, spreuken en krachtig werkende kruiden. Toen hij daar vertrok zat er zomaar een stel boeken in zijn rugzak.

Boekenkrant

Uiteindelijk werden die hem fataal, want toen hij terecht stond wegens hekserij waren verboden boeken aanvullend bewijs, ook al kon je ze niet lezen omdat ze in het Latijn geschreven waren. Twee jezuiëten, doctor Tesimund en doctor Kircher, kwamen hem thuis ophalen en Claus werd verhoord en schuldig bevonden. Saillant detail: tijdens het verhoor keek Tijl, die op een wagen geklommen recht in de ogen van Kircher, die daardoor ineens niet meer zo zeker van zijn zaak was.

Ook Tijl heeft wat magisch over zich, zijn uiterlijk is opmerkelijk: “We kenden zijn bonte wambuis, we kenden zijn met ezelsoren versierde kap en zijn jas van kalfshuid, we kenden zijn lange magere gezicht, zijn kleine ogen, zijn holle wangen en zijn konijnentanden. Zijn broek was van goede stof, zijn schoenen waren van mooi leer, maar zijn handen waren dieven- of klerkenhanden, die nooit gewerkt hadden; zijn rechterhand hield de teugels vast, zijn linker de zweep. Zijn ogen vlamden en hij groette naar links en naar rechts.”

Geen wonder dat hij de aandacht trekt, ook al doordat hij een echte entertainer is. Samen met het meisje en de oude vrouw speelt, danst en zingt hij de sterren van de hemel. In de toneelstukken die opgevoerd worden herken je zonder meer Romeo en Julia en De Storm van William Shakespeare. Het koordlopen waar hij zo op geoefend heeft doet hij alleen en oogst daarbij niets dan bewondering.

Winterkoning

Als voorafschaduwing van wat er nog te gebeuren staat tijdens de komende tijd in roerig Europa horen we Tijl een spotlied zingen over Winterkoning, de keurvorst van de Palts. Dit is koning Frederik* die maar één winter koning is geweest, daarna is hij verdreven door het leger van keizer Ferdinand II. Tijl zal een belangrijke rol spelen in het leven van Ferdinand en zijn vouw Elizabeth, Liz. Jacobus l van Engeland is haar vader, die steunt het jonge paar vooral in woord, niet in daad, dat komt hem politiek niet uit.

Elizabeth (kleindochter van Mary Stuart) heeft een groot gevoel voor drama, ze is gek op theater, eigenlijk speelt ze zelf ook toneel. Toen zij en haar man Frederik in Bohemen waren, die ene winter, droomde ze van en hoftheater met de beste acteurs van de wereld, helaas kwam er van deze grandeur niets terecht, maar de droom bleef. Steeds armer wordend trok het gezin van het ene protestantse hof naar het andere, de protestanten hadden het zwaar, want de katholieken wonnen terrein. Gustaaf Adolf van Zweden gaf tegengas en Frederik besloot de banden aan te halen met de man die niet had willen trouwen met Elizabeth.

Fictie of waarheid

De auteur speelt met de waarheid, net zoals Tijl de mensen voor de gek houdt, doet de auteur hetzelfde met zijn personages en de lezer. Er komen talloze namen voor in het boek van al dan niet fictieve beroemdheden. Dat maakt het spannend. In het hoofdstuk De grote kunst van licht en schaduw maakt Adam Olearius kennis met Athanasius Kircher. Olearius de geleerde en Kircher de jezuïet zijn bestaande personages en aan elkaar gewaagd. Samen besluiten ze werk te maken van het zoeken naar een geneesmiddel tegen de pest, hiervoor heb je drakenbloed nodig, er is misschien nog één draak….

De beschrijvingen van de natuur en de grote betrokkenheid van de bevolking bij natuurverschijnselen, wordt prachtig beschreven, niet teveel, niet te weinig, vaak betoverend: “Het wordt stil. Men hoort alleen de wind en het loeien van de koeien. Er is een wolk voor de zon geschoven, tot opluchting van doctor Kircher is het lichtspel in de boomkruin verdwenen. In plaats daarvan ritselen, ruisen en fluisteren de takken in de wind. Het is koud geworden. Waarschijnlijk gaat het dadelijk weer regenen.”

Deze roman is rijk aan historie en magisch realisme. Dit is een heel mooie combinatie, omdat het de harde oorlog in een bovennatuurlijk decor plaatst. De vrijbuiter Tijl doet dingen die niet kunnen, maar ze horen bij hem. Mensen kunnen hem niet zo goed doorgronden, hij heeft een speciale blik waarmee hij de ander in verwarring brengt, dat komt door zijn ogen. Eén van de toeschouwers die in het begin van het boek getuige is van het bezoek dat Tijl bracht zegt:

“Ze schraapte haar keel en vertelde het. In de twaalf jaar dat ze leefde had ze nog nooit ogen gezien als de zijne. Dat soort ogen had je misschien in de vrije steden in het Rijk of aan de hoven van de groten der aarde, maar bij ons was nog nooit iemand met zulke ogen geweest. Martha wist niet dat een mensengezicht zoveel kracht en geestelijke bezieling kon uitstralen. Later zou ze haar man vertellen, en nog veel later haar ongelovige kleinkinderen, voor wie Uilenspiegel een wezen uit oude sagen was, dat ze hem met eigen ogen had gezien.”

Dit boek leent zich zeker voor een herlezing, het is onmogelijk om de fantastische inhoud in één keer te bevatten. Hulde aan Daniel Kehlmann voor zijn schitterend proza, de spanning die hij in het verhaal brengt en zijn aandacht voor menselijke relaties.

Over de auteur

“Daniel Kehlmann (1975) woont doorgaans in Berlijn en Wenen, maar in 2017 was hij gastschrijver aan de New York University en fellow aan het Cullmann Center van de New York Public Library. Zijn werk is onder meer bekroond met de Candide-prijs, de WELT-literatuurprijs, de Kleist-prijs en de Thomas Mann-prijs. Zijn roman Het meten van de wereld verscheen in 46 landen in vertaling en er werden 8 miljoen exemplaren van verkocht.” [Querido]

Eerder verschenen op Met de neus in de boeken

Boeken van deze Auteur:

Het meten van de wereld

Der fernste Ort