"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Traag licht

Maandag, 13 december, 2010

Geschreven door: Herman Franke
Artikel door: Johan Bordewijk

Ongeneselijke vertellust

Ongeneeslijk ziek. Niet lang meer te leven.’ Dit is het schrijnende begin van de laatste roman van Herman Franke, Traag Licht. Laatste ook echt letterlijk, de schrijver overleed op 14 augustus 2010. Dit boek is daarom onbedoeld het slot geworden van een romancyclus ‘Voorbij ik en waargebeurd’. Eind 2009 werd Franke gediagnosticeerd met terminale kanker. De tijd tot aan zijn overlijden heeft hij gebruikt om alle verhalen die hij nog te vertellen had samen te ballen in dit boek.

Centraal in het boek staat de zoektocht naar Mathilde. De ikpersoon vindt in een oud koekblik een stereofoto van rond 1900 van een blote dame. Hij raakt in de ban van de vrouw – ‘verliefd op een foto’ – en wil achterhalen wie zij was. Deze zoektocht brengt hem langs vele verhalen. Zo achterhaalt hij het dagboek van een jaloerse vrouw waarin de foto voorkomt, waardoor de lezer een blik in haar krampachtige wereld krijgt. Later bespreekt de ikfiguur zijn obsessie met een gokverslaafde vriend. Eerst doet die pagina’s lang uit de doeken hoe het is om gokverslaafd te zijn. Al speurend door deze en meer geschiedenissen vormt de verteller zich een beeld van de vrouw: prostituee, afkomstig uit Frankrijk, later teruggekeerd en moeder geworden.

Aangerand – door gêne
Maar het is niet altijd prettig. Franke weet het leven van de schaduwkant te portretteren en haarfijn de gebreken en hufterigheid van mensen bloot te leggen. Hij toont meesterlijk de menselijke zwakte, maar wel steeds met mededogen. Hij portretteert, hij veroordeelt niet. Neem het verhaal van Sanne, de vrouw van de gokverslaafde vriend. Zij krijgt te maken met ’s ochtends vroeg lawaai makende bouwvakkers. Wanneer zij vraagt de overlast te beperken wordt zij door hen vernederd, bijna aangerand. Uit op wraak achtervolgt ze een van de mannen om bij diens echtgenote te suggereren dat hij vreemdgaat.

‘“Dank u. Ik heb gehoord wat u zei en ik geloof u. Gaat u nu maar weer gauw, voordat mijn man u ziet.”
[…]
Ik draaide me om en liep verdwaasd de weg terug die ik gekomen was. Halverwege stond het meisje met haar fietsje me opnieuw aan te gapen. In een idiote reflex aaide ik over haar hoofd.
“Was mama boos op u?” vroeg ze.
[…]
Thuis heb ik uren liggen janken. Het is nu ruim vier weken geleden en het doet elke dag nog even pijn… ik wilde keihard wraak nemen maar ik werd opnieuw verkracht, nu door mezelf.
“Pff.” Iets anders wist ik [de verteller – AvL] niet uit te brengen.’

Boekenkrant

Hier zien we Franke op zijn best. Hij weet de lezer op het verkeerde been te zetten. Een wraakneming is terecht, denk je. Maar in een paar zinnen draait Franke het hele verhaal om. De reactie van ‘bedrogen’ echtgenote, versterkt door de reactie van het meisje, laat de woede vervliegen, Sanne schaamt zich kapot. Vervolgens is daar de onmacht van de verteller die niet in staat is ook maar een flinter troost te bieden. [

Baas schrijver en de opstandige verteller
Hoewel het op handen zijnde sterven van de schrijver als een schaduw over het boek hangt, wordt het nergens overheersend, nergens is er pijn om het komende afscheid. Het is meer een onhandige aangelegenheid. Juist de afstand die de verteller bewaart tot de eigen emoties van de schrijver geeft het boek een verstilde dramatiek.

De verteller stapt soms expliciet uit de achtergrond als hij vertelt over zijn baas, de schrijver, dat die het moet gaan opgeven en met steeds meer lichamelijk ongemak worstelt. De opstandige verteller is ontdaan dat hij zich de mond moet laten snoeren en ontplooit een enorme energie om de nog resterende tijd te benutten en zoveel mogelijk te vertellen. Vanaf het begin struikelt hij van vertellust over zijn benen. Hij neemt zijn eigen beslissingen en volgt niet altijd de aanwijzingen van de baas die wil dat hij het heeft over zijn zus, een geliefde, of zijn vader of moeder.

‘… maar dit is een uit zijn lijst gegroeid portret, een uitdijend proces-verbaal voor mijn part, een lied van schijn en wezen, een zwanenzang ook nog eens, maar dit is geen huishoudboekje…en ik wil haste haste NU vertellen over…’

Dit haste haste is een running gag die illustreert met welke spoed gewerkt is om het boek af te krijgen. Die haast is van het boek af te zien. Het is soms rommelig geschreven met veel uitweidingen, dialogen zijn af en toe erg slordig en de verhalen zijn soms met snelle bruggetjes aan elkaar geknoopt. Bij ontbrekende delen van het boek moet de lezer het doen met regieaanwijzingen over welke scène ontbreekt en wat de inhoud en bedoeling daarvan is ‘[hier een bewerking van …]’.

Wat overheerst na lezing van het boek is dat het niet zo erg is om te sterven,
maar dat het zo verdomd jammer is dat een heleboel verhalen niet meer verteld zullen worden. Franke werd niet de tijd gegund werd om zijn voornemen van een romancyclus tot uitvoering te brengen. Toch mogen we blij zijn dat hij deze verhalen nog heeft willen schrijven, eigenlijk de lezer de gelegenheid geeft deze zelf af te maken. Want wat er wel is geeft een indruk van wat had kunnen zijn, het materiaal is prachtig. Dat Franke zijn werk niet heeft kunnen voltooien is zonde.
Doodzonde.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De tuinman en de dood van Diana

Traag licht

Zoek op liefde