"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Tussen de ruïnes

Woensdag, 11 mei, 2022

Geschreven door: Mark Blaisse
Artikel door: Jona Lendering

Meer over Ibn Khaldun

[Recensie] Toen ik in mijn boek Muqaddima (‘inleiding’) het begin had kunnen zijn van een vorm van sociale wetenschap, maar dat het werk geen navolging kreeg. Ik attendeerde er verder op dat de man zijn werk kon doen dankzij het vorstelijk mecenaat van allerlei vorsten.

Dat mecenaat, dat was zowel de reden waarom de wetenschap kon bloeien als de reden waarom het niet méér werd. Terwijl de wetenschapsbeoefening zich in het Europa van de Nieuwe Tijd ontwikkelde tot een zelfstandige “bedrijfstak” met een financiering die los stond van de wensen van deze of gene vorst, was de middeleeuwse wetenschapper in veel gevallen een hoveling die bedreven was in de kunst der stroopsmeerderij. Wetenschap was geen collectieve en daardoor duurzame activiteit, maar de kwetsbare hobby van enkelingen. Zoals Ibn Khaldun. Dat hij geen navolgers had, zal ermee te maken hebben gehad dat er daartoe ergens een vorst moest zijn die belang stelde in de ontluikende sociale wetenschap. Omdat die ontbrak kreeg Ibn Khaldun pas aandacht in de negentiende eeuw.

Proteus
Historicus Mark Blaisse wijdde een leuk boek aan Ibn Khaldun, Weber. Proteus had er ook wel bij gekund.

Blaisse spreekt bijna alle typeringen tegen. Ibn Khaldun was geen seculier geleerde à la Comte, Toynbee had te weinig begrip voor de rol die de Arabier gaf aan het platteland en in de Muqaddima gaat geloof niet boven de rede. Blaisse laat alleen de vergelijking met Weber onweersproken. Zelf munt hij voor Ibn Khaldun het woord ‘beschavingsanalist’ en plaatst hij hem stevig in zijn eigen wereld. Daarover hebben de arabiste Maaike van Berkel en de historicus Rudi Künzel, die Blaisse adviseerden, al eerder gepubliceerd.

Boekenkrant

Saamhorigheid
De Muqaddima vormt de inleiding tot het lijvige Boek der voorbeelden, maar is te lezen als zelfstandig boek. Ibn Khaldun probeert hierin de principes aan te geven waarlangs de menselijke geschiedenis zich beweegt. Tot dan toe was geschiedschrijving vaak vooral de opsomming van vorsten en hun daden. Slechts zo nu en dan zocht iemand naar diepere oorzaken. Het gebeurde overigens wél. De Babyloniërs hadden al door gehad dat geen dynastie eeuwig regeerde. Aan het begin stond een energieke heerser en aan het eind een roi fainéant. De Grieken ontwaarden een cyclische opvolging van staatsvormen. Ibn Khaldun groef dieper. Hij wilde weten waardoor die cycli bestonden.

Het cruciale begrip is ʿasabiyyah, wat je zou kunnen vertalen als groepssolidariteit, saamhorigheid of groepsgevoel. Is die groot, dan bloeit een samenleving op, maar bloeit zo’n samenleving eenmaal, dan ligt decadentie op de loer. Geen dynastie houdt het daardoor langer uit dan een generatie of vier. (De ironie dat uitgerekend de eeuwenlang regerende Ottomanen Ibn Khalduns werk hebben gered, is Blaisse niet ontgaan.) Terwijl er dus een algemeen patroon is van afnemende ʿasabiyyah, waarop de wijze staatsman zich richt, zijn er ook meer toevallige gebeurtenissen, die op de termijn misschien relevant zijn maar waar we verder niet al teveel op hoeven letten. Hongersnoden en epidemieën boeien Ibn Khaldun niet.

De opkomst van de Mongoolse horde van Timoer Lenk zal hem meer hebben geïnteresseerd. Hij ontmoette de despoot in Damascus en typeerde hem als een vrij gewoon man, wat natuurlijk past bij zijn opvatting dat het vrij gewoon is dat dynastieën energiek beginnen. Om verzet te bieden tegen de Mongool ijverde Ibn Khaldun voor Arabische eenheid – maar ja, die kwam er niet. De diverse vorstenhuizen waren al op weg richting laatste generatie.

Portret
Ik had gehoopt dat Blaisse wat meer informatie over de Muqaddima zou geven. De biografie had wat mij betreft zakelijker gemogen. Dat is vanzelfsprekend ook alleen maar mijn mening; ik ben niet de lezer voor wie Blaisse schrijft. Hij wil in Tussen de ruïnes Ibn Khaldun ontsluiten voor het Nederlandse taalgebied en daarin slaagt hij uitstekend.

Ik denk dat het belangrijk is. Geschiedenis wordt immers gemaakt door mensen, maar niet onder de omstandigheden die ze zouden kiezen. Wij leggen de nadruk sterk op economische factoren, maar de ideologische component verdient minimaal overweging, al is het maar om te zien dat de westerse visie op het verleden ook maar één visie onder meerdere is. Het is niet per se een slechte visie – maar je begrijpt haar beter als je alternatieven kent als die van Ibn Khaldun.

Eerder verschenen op Mainzer beobachter