"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Twee tranen

Zaterdag, 1 maart, 2008

Geschreven door: Derwent Christmas
Artikel door: Bob Hopman

Verdieping of verlenging

Didier Dominique heeft een lieve vrouw, Sarah genaamd, is eigenaar van een goedlopend reclamebureau en een vakantiehuis in de bergen, rijdt een Porsche en geeft voor de uitdaging les aan een hogeschool. Hij heeft alles wat een mens hebben wil. Waar het verhaal van Twee tranen verteld wordt, is hij dit echter allemaal kwijtgeraakt en verkeert hij op Death Row, een week voor zijn executie. Vanuit hier schrijft Didier zijn levensverhaal en daarmee de raamvertelling die antwoord moet geven op de vraag hoe hij in de dodencel terecht is gekomen, en wat zijn twee ‘tranen’ zijn. Symbolische tranen, die bij andere gevangenen op de wang zijn getatoeëerd en staan voor de moorden die zij op hun geweten hebben.

Didier maakt grote tijdsprongen in het vertellen van zijn verhaal. Hij gaat een jaar of drie terug, waar hij nog gelukkig leeft met Sarah, en aan het begin staat van zijn carrière als hogeschooldocent. Tijdens zijn lessen maakt hij kennis met een zekere Marian, een even sensuele als manipulatieve studente, die een ontzettende aantrekkingskracht op hem heeft en hem via allerlei trucs ‘dwingt’ tot overspel. Zeer mooi worden de overheersing door Marian en de weerloosheid van Didier neergezet:

‘“Doe godverdomme die deur open, ik moet met je praten.” Toen ze weer niet reageerde, ging ik voor het raam staan, bracht mijn gezicht vlak voor de hare, wees dreigend met mijn vinger naar de deur en brulde tegen het glas: “Nu. Open!” […] Ik stond machteloos, maar ik móést met haar praten, ik wilde van haar de garantie dat ze Sarah niet zou bellen. Langzaam bukte ik me, opende de brievenbus en zei met een zachte stem: “Marian, wil je alsjeblieft de deur voor me opendoen? Please?” Ze stond op, liep weg van het raam en ontgrendelde nog geen tien seconde later de deur, deed me open en zei koeltjes: “Als je dat meteen had gevraagd, had dat je veel tijd gescheeld.”’

Heel snel in het verhaal wordt duidelijk dat Marian iets met de dubbele moord te maken moet hebben. Alleen hoe en waarom het exact heeft plaatsgevonden blijft nog onduidelijk, en wordt door middel van bekentenissen vanuit de dodencel en vervolgens weer het verhaal van drie jaar geleden langzaam duidelijk gemaakt.

Pf

Didier maakt zich in zijn eigen levensgeschiedenis een uitgewerkt personage. Kleine handelingen of gedachten die hij beschrijft moeten de lezer met zijn karakter bekend maken. Vriendelijkheid en liefde naar zijn vrouw: ‘Ik dronk het glas leeg, zette het voorzichtig, zonder een geluid te maken, op tafel en hoorde mezelf ineens zeggen: “Als jij een kind wilt, doe ik mee”.’ Of beleefdheid in het verkeer: ‘Ik stak verontschuldigend mijn hand op, maar geloof niet dat hij dat kon zien.’ Deze kleine handelingen maken Didier als karakter sympathiek, maar als verteller onovertuigend; een hoofdzonde in een raamvertelling. In een ruzie met zijn vrouw noemt hij bijvoorbeeld tot op het kleinste detail de bewegingen die zij bij de vaatwasser maakt. Ongeveer drie jaar na dato, vanuit een dodencel, is er weinig reden tot het zich herinneren en opschrijven van dit soort details als vaatwassers en verontschuldigingen in het verkeer. Het lijkt meer alsof een verteller buiten de hoofdpersoon om aanwezig is in deze terugblikken.

De vele plotwendingen, en het toewerken van het verhaal naar de ontknoping; de reden tot terdoodveroordeling van Didier, geven het boek het karakter van een detective. Waar in het genre van de detective echter gebruikelijk is dat elke scène bijdraagt aan de plot, is dat in twee tranen niet het geval. Passages als waarin Didiers moeder overlijdt, of waarin hij de band met zijn vader probeert te verbeteren zijn op zichzelf niet onaardig of zonder emotie geschreven, maar dienen in geen enkel opzicht tot het oplossen van het grote raadsel van de moorden, waar men juist op zit te wachten. Als literaire detective, zoals men de roman zien moet, is Twee tranen niet geslaagd, puur door de pogingen tot literaire verdieping, die uiteindelijk alleen tot verlenging van het boek leiden. Eén grote vraag over het realisme van het boek blijft dan nog hangen: wat doet Didier, omgeven door personages met Nederlandse namen, als ‘Josef Nieuwland’, in een in Nederland niet bestaande dodencel?

Auteur Derwent Christmas (1972), heeft als dichter al veel gepubliceerd, en is stadsdichter van Leeuwarden. Met Twee tranen debuteert hij als romanschrijver, maar doet dit, ondanks mooie personages, niet erg geslaagd. Te vaak verliest de verteller de focus op de plot en belandt hij in randzaken, in een boek waar de lezer op dat gebied een grotere zorgvuldigheid en aandacht verwacht.