"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Uit het leven van een hond

Dinsdag, 1 december, 2020

Geschreven door: Sander Kollaard
Artikel door: Dietske Geerlings

Ontwaken met een kloppend hart

Over Proust en over Uit het leven van een hond van Sander Kollaard

[Essay] Net was ik begonnen aan het lezen van Proust, A la recherche du temps perdu, in een prachtige vertaling van Thérèse Cornips en Anneke Brassinga, en was het besef tot mij doorgedrongen dat ik hier wel een lange tijd zoet mee zou zijn, toen ik een berichtje zag langskomen van iemand die het wat teleurstellend vond dat de Librisprijs was gegaan naar Uit het leven van een hond van Sander Kollaard. Deze lezer was blij dat hij geen recensie over het boek hoefde te schrijven, want het ging eigenlijk nergens over en hij had geen idee wat hij gemist zou hebben als hij het niet had gelezen. Er was geen enkele opwinding of ambitie in het boek te vinden, volgens hem. Ongemerkt had hij toch een oordeel gegeven over het boek en juist deze geringschatting bracht mij ertoe Proust even te onderbreken en dit heel wat minder omvangrijke werk ter hand te nemen, omdat ik zojuist bij A la recherche… weer had ondervonden dat literatuur op haar mooist is als zij ogenschijnlijk nergens over gaat en ik vooral zelf wilde ontdekken wat er in dit boekje te prijzen valt.

En zo kwam ik tot mijn grote verwondering op de eerste paar bladzijdes terecht in een langdurig proces van ontwaken. De eerste drie woorden ‘Het hart klopt’ zijn zelfs een restant uit een gesprek van de vorige dag dat in het hoofd van de ontwakende is blijven hangen en je maakt van dichtbij mee wat er in de verschillende laagjes van het bewustzijn van Henk van Doorn gebeurt, die langzaam wakker wordt. Mijn verwondering betrof niet zozeer dit proces van ontwaken zelf, maar het bizarre toeval dat ik net bij Proust ademloos een vergelijkbaar proces van ontwaken met de hoofdpersoon aldaar had meegemaakt, bladzijdes lang, diep onder de indruk, omdat dit ontwaken weliswaar elke dag bij iedereen plaatsvindt, maar dat Proust toch verbluffend knap dit ingewikkelde gebeuren heeft gevangen, waarbij bewustzijn en sluimer elkaar minutieus afwisselen, waardoor de beleving van tijd en plaats in enkele ogenblikken subtiel verschuift van herinneringen aan allerlei plekken en gebeurtenissen uit het verleden naar een steeds duidelijkere bewustwording van de omgeving en de dag in het heden. Hoe groot is de kans dat je op één dag twee boeken leest, die op deze manier in je handen ‘ontwaken’?

Los van dit toeval was ik ook getroffen door de verbondenheid die kennelijk tussen mensen bestaat, over de eeuwen heen, want Proust schreef deze ervaring ruim een eeuw eerder dan Kollaard. Beide schrijvers brengen tijdens dit ontwaken heel subtiel het karakter van de hoofdpersoon tot leven: overigens twee totaal verschillende karakters, gebonden aan hun eigen tijd wat betreft kleinigheden, maar – onbewust natuurlijk, want de kans is vrij groot dat Kollaard Proust nooit gelezen heeft – met elkaar verbonden in hun essentie, namelijk hun existentie.

Boekenkrant

Eigenlijk was mij op de eerste bladzijde al volkomen duidelijk waarom dit boek van Kollaard in de prijzen is gevallen en de bladzijdes daarna bevestigden steeds opnieuw mijn vermoeden: het boek raakt de essentie van het leven, met de bijbehorende levens- en doodsangst. Een goede schrijver heeft daarvoor geen spannende gebeurtenissen of spectaculaire personages nodig. Datzelfde zag ik bij de boeken van de Noorse auteur Jon Fosse, waarin nog veel minder gebeurt. Bij Kollaard beleven we één dag uit het leven van Henk van Doorn met zijn zieke hond Schurk, maar beland je ook via kleine associaties in herinneringen, o.a. aan het gestrande huwelijk met Lydia en de dood van zijn oudste broer, en via grote angsten of juist hoop zelfs in de toekomst, waaruit je dan wel weer teruggefloten wordt, want zo ver is het nog niet.

Hoe gelukkig word ik ook van de metafoor van het hart, dat steeds weer terugkomt in het boek: het hart dat leven door ons lichaam pompt, maar ook het hart dat liefde kan geven en ontvangen, en tenslotte het hart dat kan falen, net als bij Schurk, waardoor je ineens niet meer zo zeker bent van je leven. Niet alleen het hart, maar ook die ene dag, van ontwaken tot slapen, staat symbool voor het leven van geboorte tot sterven. Er zijn verschillende religies die onderschrijven dat de slaap een vorm van sterven is.

Waar de ironie van Proust bij mij een subtiele glimlach om de lippen tovert, doet die van Kollaard mij zelfs regelmatig hardop lachen. Dat heeft soms ook met de verschuiving van perspectief te maken, want ineens zie je Henk van bovenaf op de bank slapen met zijn net iets te dikke buik, een straaltje kwijl uit zijn mond. Het is maar goed dat hij dat zelf niet kan zien! Daardoor neem je automatisch wat meer afstand van Henk, ook als het perspectief allang weer bij hem ligt en dan zie je ineens –  hoe kan het anders, want uiteindelijk gaat het bij grote literatuur, hoe weinig bladzijdes zij ook omvat, om de catharsis! –  ook stukjes van jezelf, want laten we eerlijk zijn, zo bijzonder zijn wij zelf toch ook niet, en toch… en toch, we kunnen, zo goed en zo kwaad als het kan, best wat van ons bescheiden leven maken.

Wat zou ik nu gemist hebben als ik dit in de prijzen gevallen boekje niet gelezen had? Een grote glimlach van oor tot oor, de hand op mijn borst om mijzelf ervan te vergewissen dat mijn hart nog wel klopt, moed, om op te staan en mijn eigen leven weer eens vanuit een ander perspectief te bekijken, doorzettingsvermogen om verder te ontdekken wat Proust mij de komende duizenden bladzijdes nog te vertellen heeft, want het lezen zelf is genieten, van ontwaken tot slaap, van hoofdletter tot punt.

Eerder verschenen op Met de neus in de boeken