"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Uit het leven van een hond

Vrijdag, 7 juni, 2019

Geschreven door: Sander Kollaard
Artikel door: Elisabeth Francet

Meer dan een pompend hart

[Recensie] Henk van Doorn, 56, verpleegkundige, wordt wakker. Zijn leven, zoals het er nu voorstaat, dringt langzaam tot hem door. Het zijn geen hoopgevende gedachten. Schurk is niet in orde; dat baart Henk zorgen. De hond lijdt aan hartfalen, zegt de dierenarts. Ook met Henk gaat het niet zo goed. Volgens zijn broer Freek is Henk in alle opzichten fout en in de ogen van een piepjonge nieuwe collega is hij oud, vermoeid, te dik en niet meer helemaal up-to-date. Op weg naar de uitgang, dus.

Uit het leven van een hond is de tweede roman van Sander Kollaard (1961). Net als zijn romandebuut Stadium IV is het een intimistisch, mild, levenslustig verhaal over de confrontatie met de dood. Henk is een bedachtzame, zachtaardige, melancholische, verlegen man die probeert te doen alsof hij dat allemaal niet is en die in een innerlijke kramp schiet wanneer hij verneemt dat zijn hond Schurk ten dode opgeschreven is. Zo wond hij zich onlangs nog ontzettend op bij de gratuite uitlating van zijn jonge collega: dat het hart niet meer zou zijn dan een pomp en al de rest flauw sentiment.

Sinds kort is tussen Henk en zijn hond een wederzijdse vervreemding ingetreden.

“Dat is wat ziekte doet: het verjaagt ons uit de normale verhoudingen en reduceert ons aldus tot vreemdelingen.”

Hoewel het drukkend warm is, is Henk er de man niet naar om bij de pakken te blijven neerzitten. Hij wandelt naar de apotheek om medicatie te halen voor Schurk. Onderweg overspoelt hem een herinneringsgolf.
Er is zo weinig, beseft Henk, dat hem bij elkaar houdt. Ja, Kees de jongen, het boek dat hij las toen hij zo oud was als zijn nichtje Rosa nu. Door het verhaal van de verliefde Kees werd hij destijds diep geraakt. Rosa draagt dezelfde naam als het meisje waarop Kees een oogje had. Lang heeft Henk gedacht dat zijn gebrek aan soliditeit een gevolg was van zijn leeslust. “Door te lezen, zo redeneerde hij, drong hij door in de denk- en gevoelswereld van andere mensen. Dat voedde zijn empathie maar verwaterde de eigen persoonlijkheid.”

We volgen Henk nu eens aan de binnenkant, waar tussen romantiek en nuchterheid, idealisme en cynisme, daadkracht en gelatenheid een dramatische strijd woedt. Dan weer zien we Henks buitenkant, die vaak in tegenspraak is met het innerlijke tumult. Aldus openbaart zich het fenomeen Henk en begrijpen we hem gaandeweg steeds beter.

Schurk en Henk hebben een goede verstandhouding, begrijpen elkaar zonder veel woorden. Maar nu: sterfelijkheid, een leven dat eindigt. Dat wil Henk niet. Hij wil tot elke prijs het leven vasthouden, de dood desnoods met geweld op afstand houden. Meer dan anderen is de bedachtzame Henk zich ervan bewust dat hij niet louter een pompend hart is, maar in hoge mate een verhaal. “Zonder verhalen zou de wereld uiteenvallen in betekenisloze onderdelen.” In Schurk ziet Henk een rijk emotioneel leven, een scala aan verhalen. Schurk houdt van Mahler en George Baker Selection. Bij Für Elise houdt de hond de kop schuin en trekt daarbij aandachtig een wenkbrauw op. Er is nog tijd, leest Henk in zijn ogen. Dat stelt hem even gerust.

In de stilte van zijn huiskamer denkt Henk terug aan zijn ex-vrouw Lydia. Ze gingen uit elkaar omdat het gebrek aan betekenis onverdraaglijk werd. Nochtans was ook zij dol op Schurk. Tijdens zijn middagdutje slaat de doodsangst toe in een droom. Henk ervaart een gevoel van urgentie. Vandaag móet hij achterhalen wat de zin is van het leven, voor de tragiek hem in zijn greep krijgt.

Henk zal zich moeten vermannen want hij is uitgenodigd bij zijn broer Freek voor het verjaardagsfeestje van nichtje Rosa. Hij zal haar Kees de jongen van Theo Thijssen cadeau doen. Voor hij vertrekt neemt hij de kop van de hond in zijn handen. Schurk kijkt hem aan, in zijn ogen de gebruikelijke weemoed, “dat hondenverdriet, een onpeilbaar inzicht in de werkelijke stand van zaken”. “Ik houd meer van hem dan van enig ander levend schepsel”, stort hij zijn hart uit bij een vrouw op de bus.

De vrouw heet Mia. Henk vindt haar lief, levendig, aantrekkelijk. Ze raken in gesprek over Schurk. Op het feestje zet Henk het op een drinken. Gelukkig ontfermt zijn nichtje Rosa zich over hem. Volgt een ingetogen tafereel wanneer hij haar voorleest uit Kees de jongen. Henk begint te snotteren. “Oompje toch…” Rosa legt een hand op zijn onderarm. Samen vallen ze in slaap.
Henk raakt ontroerd door Rosa’s jeugd en schoonheid en haar innemende reactie op zijn cadeau; Schurks ziekte gaat “als een sleepnet over de bodem van zijn ziel” terwijl de alcohol door zijn bloed raast. Voor hij huiswaarts keert, belt Henk stomdronken aan bij Mia. ‘Lebensbejahung’, het omarmen van het leven, beseft Henk, is het morele beginsel dat hem staande houdt.

De dag is om. Schurk heeft niet lang meer te leven. Hij kijkt Henk aan. Wij kijken naar Henk en Schurk. We hebben hen een etmaal gevolgd. Wat zien we? Een dag uit het leven van een man, een hond? Een catharsis? Een liefdesverhaal? De zin van het leven? Henks hart pompt; Schurks hart faalt. Misschien is dat nog het verstandigste wat we erover kunnen zeggen. De rest is sentiment. Innemend sentiment. En dat is wat telt in Henks leven en in deze milde, trage roman vol kleine observaties. Balsem voor de ziel.

Eerder verschenen op geendagzonderboek.com