"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Vaders en dochters

Woensdag, 29 mei, 2019

Geschreven door: Onbekend
Artikel door: Coen van 't Veer

Molukse vaders en dochters en verlichte kolonialen

[Recensie] Christina Martha is sinds 1969 een nationale heldin in Indonesië. Bijna anderhalve eeuw eerder schreef de Nederlandse schrijver Maurits Ver Huell een verhaal over deze Molukse vrijheidsstrijdster voor het eerst op. Over de historische Christina Martha was op dat moment alleen bekend dat zij haar oude vader in de opstand vergezelde als wapendraagster. Ver Huell bedacht rond dit meisje een fascinerend romantisch historisch tafereel, zoals de ondertitel van zijn verhaal luidt. Deze tekst vormde de basis voor haar heldenstatus. In zijn dissertatie Vaders en dochters: Molukse historie in de Nederlandse literatuur vanaf de negentiende eeuw en haar weerklank in Indonesië laat Hans Straver zien hoe de verlichtingsidealen hun weg vonden naar de koloniale literatuur. Hij doet dat door drie negentiende-eeuwse historisch-romantische verhalen, waaronder Ver Huells Christina Martha, te analyseren tegen de achtergrond van het verlichtingsdenken. Daarnaast onderzoekt Straver hoe de verhalen zijn overgedragen en getransformeerd en welke sporen er nog van te vinden zijn in de Indonesische geschiedschrijving.

In zijn proefschrift onderzoekt Straver drie Nederlandstalige verhalen uit de negentiende eeuw die zich afspelen op de Molukken: de versvertelling Een geschiedenis van Gereon en Adeka (1812) van Jan Fredrik Helmers, het zojuist genoemde korte verhaal Christina Martha (1835/1837) van Maurits Ver Huell en een historische roman Toelacabesie, Amboina in 1644 (1844) van Willem Ritter. In alle drie staat de relatie centraal tussen Molukse vaders en hun dochters die op de drempel van volwassenheid staan. Hun moeders zijn al overleden. In elk verhaal voeren de Molukse protagonisten een strijd met dramatische afloop tegen koloniale overheersers. De vaders en de dochters kunnen volgens Straver allen gezien worden als slachtoffers van de geschiedenis. De vaders zijn vertegenwoordigers van de inheemse elite die door de komst van de koloniale overheersers hun volk, gesymboliseerd door de dochters, niet langer een leven vol veiligheid en welstand kunnen bieden.

Straver begint zijn proefschrift met een exposé over de verlichting, omdat hij de drie verhalen gaat analyseren tegen de achtergrond van het verlichtingsdenken uit het einde van de achttiende eeuw. Zo wil hij aantonen dat verlichtingsidee.n over vrijheid, gelijkheid en broederschap in de verhalen doorwerken in negentiende-eeuwse denkbeelden over koloniale verhoudingen. In eerste instantie wekt het bevreemding dat in Vaders en dochters drie verhalen uit de negentiende eeuw vanuit een verlichtingsperspectief worden bezien. De teksten zijn immers in een periode geschreven die gedomineerd werd door de romantiek. Het nationalistische perspectief dat in Gereon en Adeka, Christina Martha en Toelacabesie gevonden kan worden, zou ook in die richting kunnen wijzen.

Tijdens zijn promotie op 7 februari 2018 werd Straver dan ook min of meer voor de voeten geworpen dat hij de verhalen ten onrechte niet vanuit een romantisch perspectief bekeken heeft. In zijn verdediging daartegen gaf Straver aan dat dit zeker had gekund, maar dat hij met Vaders en dochters een heel ander boek heeft willen schrijven. Hij heeft daarbij als uitgangspunt genomen dat de drie onderzochte teksten in een verlichtingstraditie staan en daarmee willen aantonen dat verlichte ideeën over koloniale verhoudingen en koloniaal beleid doorwerkten in de koloniale literatuur. Dat is een oorbaar wetenschappelijk uitgangspunt, net zo goed als een studie naar deze drie verhalen vanuit het perspectief van de romantiek dat zou zijn geweest. Bovendien levert zijn analyse waardevolle resultaten op.

Kookboeken Nieuws

In het middenstuk van zijn proefschrift bespreekt Straver de werken van Helmers, Ver Huell en Ritter achtereenvolgens in aparte hoofdstukken waarin hij een historisch kader geeft, daarna een biografische schets van de auteur maakt, het verhaal analyseert en ten slotte bespreekt wat de rol van herschreven versies in de literatuur en historiografie is. Interessant is dat Straver ook weergeeft welke rol de gefictionaliseerde verhalen spelen in het huidige Indonesië. De laatste paragrafen van de drie analytische hoofdstukken zijn zeer bijzonder. Hierin laat Straver namelijk zien hoe de gefictionaliseerde werken uit de negentiende eeuw hun weg hebben gevonden in het Indonesische collectieve geheugen. Vooral de invloed van Ver Huells Christina Martha is immens geweest, omdat de vrouwelijke hoofdpersoon is uitgegroeid tot een nationale Indonesische heldin.

Straver is beslist overtuigend in zijn betoog over de invloed die verlichtingsidealen hadden op de inrichting van het Nederlandse kolonialisme. Hij laat zien dat de verhalen van Helmers, Ver Huell en Ritter op te vatten zijn als pleidooien voor een verlicht koloniaal bestuur waarbij zij de volkeren van Azië zagen als groepen die in een eerder stadium van civilisatie verkeerden. Het koloniaal bestuur werd daarmee door de schrijvers gerechtvaardigd, want de superioriteit van de westerse beschaving schiep volgens hen het recht en de plicht om over de inheemsen te heersen. Dit moest dan wel geschieden op basis van verlichtingsprincipes als redelijkheid, rechtvaardigheid en menselijkheid.

In Vaders en dochters verricht Straver vooral filologisch onderzoek. Aan het einde van zijn boek neemt hij echter ook nog een paragraaf op waarin hij zijn dissertatie van een postkoloniaal tintje lijkt te willen voorzien. Alhoewel het hoofdstuk net zo leesbaar is als de rest van het proefschrift slaat hij hier de plank mis. Straver flirt wel met postkoloniale inzichten – zo verwijst hij naar Edward Said, Mary Louise Pratt en Elleke Boehmer –, maar past hun theorieën en concepten niet toe en ontleedt de drie verhalen niet op een postkoloniale manier. Postkoloniale literatuur is bij Straver literatuur die na de periode van het kolonialisme is geschreven. Hij had deze paragraaf beter anders kunnen noemen.

In de koloniale geschiedenis namen de Molukken een bijzondere plaats in. Met de tocht naar die eilandengroep in het huidige Indonesië begon ooit het westerse kolonialisme uit zucht naar de specerijen die daar te vinden waren. Sindsdien hebben Ambon, Banda, Ceram en Ternate een speciale betekenis voor westerlingen. Men had binnen de studie naar Indische letterkunde al speciale interesse voor de Molukken, maar met de aanstelling van Fridus Steijlen als bijzonder hoogleraar Molukse Migratie en Cultuur in Comparatief Perspectief aan de Vrije Universiteit Amsterdam in 2017 en het verschijnen van dit proefschrift van Straver wordt aan deze belangstelling een nieuwe impuls gegeven. Vaders en dochters is een boek dat de kennis van de geschiedenis van de Molukken heeft verrijkt. Straver laat middels een literatuuranalyse zien dat in de eerste helft van de negentiende eeuw door intellectuelen een verlicht koloniaal bestuur in Nederlands-Indië werd voorgestaan. Dat de geschiedenis een andere wending nam, werd duidelijk in 1860 toen Multatuli met Max Havelaar een aanklacht tegen de onmenselijke behandeling van de door Nederland gekoloniseerde onderdanen publiceerde.

Eerder verschenen in Vooys