"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Vallen is als vliegen

Vrijdag, 26 april, 2019

Geschreven door: Manon Uphoff
Artikel door: Marnix Verplancke

Verdwalen tussen liefde en pijn

Manon Uphoffs autobiografische roman over het incestgezin waarin ze opgroeide toont hoe een slachtoffer worstelt met zichzelf, de wereld en de taal.

[Recensie] De minotaurus uit de Griekse mythologie, het wezen met de kop en de staart van een stier, maar het lichaam van een man, werd aanvankelijk gezoogd door zijn moeder. Toen hij overstapte op mensenvlees werd hij te gevaarlijk en bouwde Daedalus een labyrint waarin hij hem opsloot. Eens per jaar werden zeven Atheense kinderen de doolhof ingejaagd, als offer, en niemand keerde ooit terug.

De minotaurus is ook de naam die de vertelster uit Manon Uphoffs autobiografische roman Vallen is als vliegen haar vader geeft. Ook hij was immers een gevaarlijke menseneter die niet jaarlijks, maar wel meerdere keren per week de vier meisjes van zijn gezin als offer eiste. En ook zij vonden de weg terug uit hun psychische hel niet meer.

Toen een paar jaar geleden Uphoffs zestien jaar oudere, anorexische halfzus Henne van een trap viel en de schrijfster niet wist of dit levenseinde haar ultieme wraak of haar laatste capitulatie was, voelde ze dat er diep in haar iets openbrak, een cocon waarin ze haar duistere verleden en dat van haar drie zussen opgesloten had. Er drupte een zurig, ontredderend en alles verterend vocht uit dat haar geest overnam en soms ook haar lichaam, waardoor ze geïmmobiliseerd raakte. Uphoff moest over haar kindertijd schrijven, besefte ze, toen haar moeder ’s ochtends het natgeplaste flanellen onderlaken en het blauwe zeiltje eronder ververste en de po met wobbelkeutels en vlokkige zaadstrengen leegde. Kuit van de minotaurus, zoals Uphoff schrijft. De vier zussen werden met de regelmaat van de klok misbruikt door hun vader, of stiefvader aangezien de twee oudste uit een eerste huwelijk van haar moeder voortkwamen. Geen van alle kwamen ze er ongeschonden uit, lees je, en niemand die er iets tegen deed, nog wel in het minst hun moeder, die liever de ogen sloot.

Kookboeken Nieuws

Dat juist een vader dit met zijn kinderen doet, maakt het des te erger, want je vader blijft tenslotte toch altijd je vader. Je houdt van hem. Ook de vier meisjes uit het boek hielden van hun vader. Uphoff denkt zelfs vertederd terug aan de Kerstmaand die het gezin ieder jaar vierde, het opzetten van de boom en het stalletje. En kindje Jezus dat op Kerstmis precies om middernacht in zijn kribbe werd gelegd. Het was waarachtig geluk, tot de minotaurus terugkeerde, en die zachtaardige vader zijn wrede gespletenheid toonde, een gespletenheid die Uphoff ook in zichzelf vermoedt.

Hoe ontwrichtend dit alles was, blijkt uit Uphoffs verwoede zoektocht naar verklaringen en verwijzingen in cultuur en wetenschap. Dat ze later ook aangetrokken werd door de pedofiele man van haar oudere zus Toddie, probeert ze bijvoorbeeld te verklaren met de antropologie van James Frazer. Andere keren bieden Goethe, Nabokov en de Edda draden van houvast die haar misschien wel een uitweg uit haar psychisch labyrint kunnen bieden.

En dan is er natuurlijk Uphoffs taalgebruik. Enerzijds blinkt dit uit door een bitter cynisme dat het resultaat zou kunnen zijn van een al te jong opgelopen teleurstelling in het leven. Andere keren walst het je meedogenloos plat met lange, meanderende zinnen en laat het je net zo murw achter als zij op haar vijfde door de minotaurus achtergelaten werd nadat hij aan zijn trekken was gekomen. Over de zoon van Henne die na zijn echtscheiding terug bij zijn moeder was komen wonen, en drie jaar in bed had gelegen tot hij een trombose kreeg, schrijft Uphoff:

“Toen was er een bonk en lag hij tussen bed en muur. Een peertje op sap noemden we hem daarna, helemaal week en zoetzacht.”

Wanneer ze als tiener uitblinkt in het tekenen van gemutileerde vrouwenlichamen, met afgehakte handen en hoofden als terugkerende details, laat ze de tekenleraar verrukt uitroepen:

“Prachtig, het lijkt warempel wel de Tuin der Lusten.”

Centrale zin: Hoe het weefsel van het eigen bestaan, de codex van het eigen brein te ontrafelen en doorgronden?

Eerder verschenen in Knack Focus