"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Vast

Dinsdag, 3 november, 2009

Geschreven door: Ton Anbeek
Artikel door: Johan Bordewijk

School voor Criminaliteit

Ronnie, de hoofdpersoon in de roman Vast van Ton Anbeek, is veroordeeld tot jeugd-tbs en zit in een gesloten inrichting. Hij is half neger en de opmerking die Joop de Dope, een medeveroordeelde, daarover maakt – ‘Half van boven of half van onderen? Half van onderen in natuurlijk beter, hè?’ – is kenmerkend voor de opgefokte en oversekste sfeer in de inrichting. De jongens – meisjes zitten strikt gescheiden in een aparte vleugel – jutten elkaar op en tuigen elkaar regelmatig af.

Met Vast laat Anbeek daarom zien dat de zegeningen van jeugd-tbs twijfelachtig zijn. In de roman denkt Ronnie, ofwel Ron, na over de situatie waarin hij verzeild is geraakt. Zijn vader had losse handen, sloeg bij het minste of geringste, soms zelfs zonder aanleiding, als waarschuwing. ‘Als je een puppy maar vaak genoeg slaat wordt ie vanzelf vals,’ zegt Ron regelmatig als hij aan zijn vader denkt. Geen wonder dat Ron op zijn zestiende een toevallige passant lens geslagen heeft. ‘Maar als de ouders de schuld hebben, waarom worden die dan niet opgesloten in plaats dat ze ons vastzetten? Waarom?’ Hij wil zijn leven beteren, een studie doen en advocaat worden.

Door de overpeinzingen van Ron zet Anbeek zijn vraagtekens bij het tbs-systeem, want zoals hij het beschrijft lijkt het alleen maar op te leiden tot criminaliteit: een paar uur per week krijgen de jongeren psychologische begeleiding, maar de rest van de tijd zitten ze te midden van lotgenoten en zetten ze elkaar onderling aan tot extra geweld. Wat ook niet helpt is dat de psychologen regelmatig vervangen worden omdat ze de druk niet aan kunnen. De hulpverleners met wie de jongens een vertrouwensband moeten opbouwen laten hen in de steek. Alle jonge criminelen die vrijkomen (is het niet op proefverlof, dan door te ontsnappen) keren snel weer terug. Anbeek beschrijft met dialogen en gedachten meesterlijk hoe een jongen op onbegeleid verlof door het lint gaat in de trein en de conducteur molesteert. In een tijd waarin onder aanvoering van Wilders de roep op strenge regimes en hardere maatregelen aanzwelt tot fortissimo weet Anbeek het beeld om te draaien. De sympathie van de lezer ligt bij de geweldpleger.

Tussen Ron en Joop de Dope ontstaat vriendschap. Joop geeft Ron soms een pil uit zijn ‘privéapotheek’, omgekeerd helpt Ron Joop met teksten voor zijn optreden. In de inrichting wordt namelijk een feestavond georganiseerd waar streng geselecteerde veroordeelden, ‘moreel verzwakte jongeren’, mogen optreden voor een zaal met bobo’s. Joop weet met zijn experimentele poëzie door de selectie te komen en Ron ziet in hem de ideale mogelijkheid kritiek op het systeem te spuien.

Boekenkrant

‘…Als je eenmaal op het podium staat, kan niemand je nog wat maken.’
En zo is het er opeens, het idee. Het stapt naar voren alsof het al dagenlang beleefd stond te wachten.
Zo simpel dat het wel moet lukken.
Ik vertel het hem, leg het nog een keer uit.
Dolenthousiast, slaat me op de schouder, omhelst me, neemt me op zijn zijn dampkring van zware shag en zoete wiet. Likte me bijna, als een jong hondje.

Samen maken ze teksten die op de bonte avond een lont in het kruitvat steken van de licht ontvlambare gedetineerden.

Een punt van kritiek is dat Ron’s ervaringen en de zwakheden van het tbs-systeem gescheiden zijn. Hij treedt soms als een observator buiten het verhaal om toelichting te geven op de situatie. Bijvoorbeeld om uit te leggen wat Sociaal Wenselijk Gedrag is en hoe iedereen (veroordeelden, bewakers en behandelaars) dat inzet om mensen tegen elkaar uit te spelen. Daarnaast is het laatste hoofdstuk, waarin een doorkijkje geboden wordt naar een beter leven voor Ron, zwak van opzet. Misschien wil Anbeek laten zien dat sommigen kunnen ontsnappen aan de vicieuze cirkel van geweld en straf, maar het doet afbreuk aan het dramatische effect van het boek.

Met Vast weet Anbeek een pakkend beeld van het leven in een inrichting voor jeugd-tbs neer te zetten. De rauwe sfeer wordt versterkt doordat het verhaal op cruciale momenten schoksgewijs verteld wordt, met korte zinnen als afzonderlijke alinea’s.

Kees wordt het eerst weggedragen.
Pas dan is er tijd voor een snikkende Sandra.
Ik durf niet naar haar te kijken.
Ik wil niet weten wat hij kapot heeft gemaakt.
Een ME’er struikelt over het lijf van de KV en vraagt: ‘Wat moeten we hiermee?’
Twee anderen komen kijken.
‘Neem maar mee.’
‘Moeten we …’
‘Komt later wel.’
Iemand moest het doen.

Deze stijl levert een ongemakkelijk, maar sterk verhaal op dat aanzet tot nadenken.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Een ander leven