"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Venetië. De leeuw, de stad en het water

Vrijdag, 28 juni, 2019

Geschreven door: Cees Nooteboom
Artikel door: Bart Deckx

Een boek om in te dwalen

30 miljoen toeristen overspoelen jaarlijks Venetië, de stad in de lagune, gebouwd om de eeuwige strijd tegen het water aan te gaan. Velen bezoeken de stad maar een dag, cruisetoeristen zelfs maar enkele uren. Zij kunnen niet doordringen tot het wezen van deze stad, in haar geschiedenis, haar kunst en cultuur, haar ziel. Cees Nooteboom (1933) bezoekt La Serenissima al jaren – de aantrekkingskracht is voor hem onweerstaanbaar. De neerslag van die talloze verblijven is te lezen in Venetië. De leeuw, de stad en het water.

“Ik kwam niet over water, ik kwam uit de lucht, van de ene waterstad naar de andere. Een mens die zich gedraagt als een vogel, dat kan nooit goed gaan. Dan met een taxi over een brug die nooit had mogen bestaan, met een chauffeur die een jagende haast heeft, een mens die zich gedraagt als een jachthond, ik voel dat het niet goed is, niet hier. Maar ik heb me gewapend, ik ben gepantserd met verleden tijd.”

[Recensie] Zijn pantser van verleden tijd heeft hij nodig om in Venetië meer dan een verstold Disneyland te zien, om de geschiedenis, de macht en grandeur van de Republiek naar boven te halen, de hordes Japanners en Chinezen van zich af te schudden. En in dat pantser van verleden tijd, daar is ook een plaats voor de lezer. Nooteboom neemt de lezer mee op zijn wandelingen – dwaaltochten, zo noemt hij ze letterlijk – door de stad. En (ver)dwalen, dat doet de lezer met hem. Mijmeringen, beschrijven van kunstwerken, geschiedenissen, anekdotes, ze volgen elkaar in snel tempo op. Net zoals de stad zelf zal de lezer in het boek “ronddwalen in de kelders van de herinnering”.

Venetië. De leeuw, de stad en het water is geen reisgids. De lezer heeft geen restaurantsuggesties, openingsuren, shoptips te verwachten. Nooteboom wilt zelf, en biedt de lezer dus ook de kans, “een miniseconde Venetiaan te zijn voor de onvermijdelijke ontmaskering plaatsvindt”. We lezen hoe hij de plaatselijke krant, de Gazzettino, doorneemt in een afgelegen barretje. Hij beschrijft zijn vruchteloze pogingen om de achterkant van het eiland La Guidecca te bereiken, zijn ellenlange tocht naar het eilandje Chioggia, waar de bus met die bestemming halverwege stopt, de reizigers moeten overstappen op een andere bus, die dan weer op een veerpont rijdt, en ga zo maar verder. Hij beschrijft bekende kunstwerken, zoals het raadsemachtige Het onweer van Giorgione of werken van Tintoretto; we lezen over oeroude geschiedenissen, over de monnik Paolo Sarpi die het opnam tegen paus Paulus V Borghese, over concertbezoeken en tochtjes met de gondel. Reisgenoten zijn er genoeg, in de vorm van grote auteurs uit het verleden: Ruskin, Hemingway, Couperus, ze vergezellen de lezer doorheen het labyrint dat Venetië is.

Een zekere vertrouwdheid met Venetië is een meerwaarde – veel kadering geeft Nooteboom niet, hij schrijft dan ook niet voor de gewone dagjestoerist. Structuur ontbreekt in het boek. Net zoals Venetië zelf is het in het boek ronddwalen en verdwalen. Zo zie je soms de mooiste dingen, en dat is hier niet anders. De schitterende volzinnen (soms wel 12 regels lang) van Nooteboom zorgen dat de lezer als op de golven in de lagune meedeint. Een boek om traag te lezen. Een boek dat de smaak van Venetië alvast oproept, “onvergelijkbaar in zijn eigen aard, geschiedenis, mensen, gebouwen”.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles