"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Vertraagde woede

Dinsdag, 13 april, 2021

Geschreven door: Jan Heutink
Artikel door: Hanneke van de Water

Interview met Jan Heutink over zijn verhalendebuut Vertraagde woede 

Over de auteur

Auteur Jan Heutink is Neerlandicus, woont in Monnickendam en heeft inmiddels drie romans op zijn naam staan, te weten Van oude mannen (en de dingen die nog komen), Solwaster & Over het zoute land en Oponthoud in het verkeer.

Onlangs verscheen van de hand van deze auteur Vertraagde woede; een verhalenbundel. Ik las zijn bundel en was er bijzonder van gecharmeerd. De beeldende en onderhoudende schrijfstijl is van hetzelfde hoge niveau als hij in zijn romans hanteert en ook in de relatief geringe ruimte die een kort verhaal aan een auteur biedt, weet Jan zijn verhalen te voorzien van een kop, midden en staart. Kortom, zijn verhalen zijn ‘af’. Dat het werk van deze auteur wordt gewaardeerd blijkt onder meer uit het feit dat er van zijn romans flinke aantallen zijn aangekocht door de bibliotheken. Tijd om in gesprek te gaan met deze auteur.

Samenvatting

Boekenkrant

Achteraf denk je: had ik het maar anders gedaan; had ik hem of haar maar meteen lik op stuk gegeven. Niet iedereen is daartoe echter in staat: we houden onze emoties in, we kroppen onze boosheid op en dat kan leiden tot frustraties en nog erger trauma’s. In deze bundel komen we personages tegen die hiermee worstelen. We zien een vrouw die haar woede en verdriet over haar doodgemartelde verloofde nooit verwerkt heeft, we treffen een man die verbolgen sterft omdat noch zijn vrouw, noch zijn zoon het de moeite waard vindt de reis naar het ziekenhuis te ondernemen. En we lezen over mensen die pas veel later hun kwaadheid tonen, wanneer het totaal zinloos is: ‘vertraagde’ woede noemt de auteur dit. Maar we zien ook mensen die er wel in slagen onmiddellijk te reageren: het meisje dat zichzelf in brand steekt om maar bij haar vermoorde geliefde te kunnen blijven en daarmee de dorpswoede trotseert, de man die juist wel spontaan zijn vuisten gebruikt wanneer zijn familie in het geding is. En in Cambodja richt de dorpswoede zich op de krokodil die een prinses verslonden heeft…

Interview

In verband met het feit dat de horeca nog altijd gesloten is door de Corona, ontmoet ik Jan in een fraai natuurgebied nabij zijn woonplaats. Gewapend met de beloofde lunch, schrijfgerei en pocketmemo, ga ik naar onze afspraak.

Ik ben mijn meegebrachte waar nog aan het uitstallen, wanneer ik Jan aan zie komen lopen. Hij doet mij een beetje denken aan een professor, maar dan een heel toegankelijke. Dat laatste blijkt ook tijdens ons gesprek. Eenmaal aan de picknicktafel gezeten, die perfect blijkt voor zijn doel, stel ik Jan mijn eerste, prangende vraag.

Jan, je schreef een drietal romans en komt nu met een verhalenbundel. Vanwaar die ommezwaai en waar ligt jouw voorkeur?

“Dat is niet echt een ommezwaai. Mijn voorkeur ligt duidelijk bij de roman, maar soms denk ik, terwijl ik aan het schrijven ben: nu is het wel genoeg. Meer hoeft er niet verteld te worden. Daarna ga ik natuurlijk met het resultaat aan de slag; ga ik schaven, zodat er toch ook een verhaalconstructie ontstaat.”

Ik vraag Jan wanneer bij hem voor het eerst het besef doordrong dat hij auteur wilde worden.

Jan: “Dat heeft heel lang geduurd. Als neerlandicus ben je in eerste instantie bezig met het werk van anderen. Pas in 1982 voelde ik de behoefte het zelf ook eens te proberen. Dat was in de tijd dat ik nog erg gefocust was op het werk van Gerrit Krol, over wie ik mijn doctoraalscriptie geschreven heb. Toen ik het eenmaal aandurfde zelf te gaan schrijven, bleek ik een zekere aanleg te bezitten. De reacties op mijn debuut waren lovend en dat motiveerde tot het schrijven van een tweede. Met mijn roman, ‘Oponthoud in het verkeer’, ben ik mij gaan trainen in het schrijven van dialogen. Dat is overigens een vak apart kan ik je melden. Pas bij mijn vorige roman –‘Van oude mannen (en de dingen die nog komen)’ had ik het gevoel dat ik het in de vingers had gekregen.”

Van welke auteurs ben jij zelf gecharmeerd?

“Mijn twee favorieten zijn, heel uiteenlopend, Gerrit Krol en Louis Couperus. Verder heb ik al het werk van F. Springer, W.F. Hermans, Hubert Lampo, Aya Zikken en Inez van Dullemen. Tamelijk divers dus.”

Opnieuw komt de naam Gerrit Krol voorbij. Deze auteur was kennelijk zeer belangrijk voor je. Nu is het natuurlijk ook zo dat je in de Nederlandse literatuur, nauwelijks om deze man heen kan. Tussen 1968 en 2001 won Krol achtereenvolgens de Prozaprijs van de gemeente Amsterdam, de  Multatuliprijs, de Constantijn Huygensprijs, de ECI-prijs, de Busken Huetprijs en de P.C. Hooft-prijs voor zijn gehele oeuvre. Deze indrukwekkende opsomming wordt afgesloten met het eredoctoraat van de Vrije Universiteit te Amsterdam in 2005. Jan, als je bij het winnen van één van deze prijzen Krol zou mogen opvolgen, welke prijs zou het dan zijn?

Ik zie verwarring verschijnen op het gezicht van Jan en even is het stil. Dan komt zijn antwoord:

“Je stelt mij wel een vraag, zeg. Daar ben ik nou echt nog nooit mee bezig geweest. Natuurlijk is een prijs een erkenning, maar voor mij is het vooral een erkenning wanneer een lezer heeft genoten van mijn boeken, er iets van geleerd heeft of aan het denken heeft gezet. Onlangs besprak Jeroen Vullings nog waarom de Nobelprijs aan de neus van Simon Vestdijk voorbij is gegaan, terwijl de man maar liefst 15 keer genomineerd werd. Slechts één vrouw, verbonden aan de faculteit Scandinavische talen, bleek in staat geweest een stokje te steken voor de toekenning. Veel in de literaire wereld heeft met onderlinge contacten en de beschikbare uitgeversgelden te maken.”

“Gerrit Krol heeft mij doen inzien dat bètawetenschap, filosofie en poëzie samen kunnen komen in een literair werk. De prozaprijs van Amsterdam kreeg hij destijds voor ‘Het gemillimeterde hoofd’, een boek vol raadselachtige wiskundige formules. Volkomen origineel op dat moment. Daarnaast kan zijn schrijven gekarakteriseerd worden door een voortdurende omdraaiing van de werkelijkheid en een zeer droge, Groningse humor. Hij leerde mij het belang van suggestie: het weglaten van wat een lezer zelf kan/moet bedenken.”

“Enfin, je vroeg naar een prijs… Echt, ik heb daar nog nooit over nagedacht. “

Stel, er vindt volgend jaar weer een Boekenbal plaats en je ontvangt een uitnodiging. Ga je er dan heen en zo ja, wie zou je daar dan graag treffen?

“Ik geloof dat ik mij niet zo zou thuis voelen op het boekenbal. Zien en gezien worden is niets voor mij. Ik ga liever met mijn lezers een dialoog aan. Vandaar ook mijn auteurspagina op Facebook. Met regelmaat ontvang ik via dat medium berichten van lezers. Dát is wat ik leuk vind!”

Dat antwoord vraagt natuurlijk om vermelding van dit account. Vind je het leuk om nieuws over Jan en zijn boeken te volgen? Ga dan naar https://www.facebook.com/Heutinkschrijver

Dan een geheel ander onderwerp. Veel schrijvers denken vooraf een vrij compleet stramien uit van hoe hun boek er uit moet komen te zien. Even zoveel auteurs laten het echter ‘gewoon gebeuren’ en weten aan het begin van het boek zelf niet hoe het zal aflopen. Ik vraag Jan hoe dat bij hem is. Dit is zijn antwoord:

“Nee, bij mij is er nooit een stramien. Wat er uitkomt is altijd verrassend. Soms, als ik vastzit, pak ik een woordenboek, zoek twee verschillende woorden en kijk dan wat een associatie oplevert. Om mezelf fris te houden, maak ik van schrijven ook geen dagtaak. Twee, drie uur, dan is het wel ok.”

In jouw nieuwe bundel, Vertraagde woede, staat de volgende fraaie alinea: ‘Achteraf denk je: had ik het maar anders gedaan; had ik hem of haar maar meteen lik op stuk gegeven. Niet iedereen is daartoe echter in staat: we houden onze emoties in, we kroppen onze boosheid op en dat kan leiden tot frustraties en nog erger trauma’s.’

Is dit de vertraagde woede die uiteindelijk de titel van de bundel werd en herken je jezelf hierin? In het binnenhouden van emoties en opkroppen van boosheid? Op deze vraag komt het antwoord direct en overtuigd:

“Ik ben opgegroeid in een sfeer waarin conflicten nooit uitgepraat werden. Je moest alles maar binnenhouden. In ons gezin kon er dagenlang gezwegen worden, totdat er een nieuwe ruzie ontstond. Gelukkig was ik vrijwel mijn hele jeugd op het voetbalveld te vinden, waar ik mij daar vrij van voelde! Dus ja: het heeft erg lang geduurd voordat ik mij realiseerde dat een snelle reactie vaak misverstanden voorkomt. Sterker nog, ik werk daar eigenlijk nog altijd aan. Ric (Hofmans van Uitgeverij Gopher) en ik zochten het gemeenschappelijke in de bundel en toen ontdekten we dat woede wellicht wel het kernthema van het boek was. Dikwijls kwam de uiting van die boosheid te laat: bij mijn moeder, die de dood van Joling (de oom van de bekende zanger), nooit heeft kunnen verwerken, bij de ik die altijd maar weer over die F. droomde. Ik reageerde en reageer vaak secundair. Dat heeft overigens voor heel wat fysieke klachten gezorgd in mijn leven, want mijn woede zocht dikwijls een andere uitweg.” 

Als ik Jan vraag naar zijn privésituatie: partner, kinderen, huisdieren en hobby’s verschijnt er een grijns op zijn gezicht en hij verontschuldigt zich haast voor het feit dat hij geen hond heeft aangezien hij weet hoe dol ik ben op die twee van mij. Maar enfin, er is veel andere rijkdom in zijn privéomgeving, zo blijkt uit zijn reactie.

“Ik ben sinds 2014 getrouwd met Ashti Schuit, kunstschilder en docente in creatieve vorming. Ik heb een hele leuke kater en ben dol op muziek. Voor in de folk- en folkrockrichting. Door Corona ligt de hele evenementen scene momenteel stil, maar in normale tijden ga ik regelmatig naar concerten van een Zaandamse folkclub en meestal bezoek ik met een vriend het jaarlijkse folkfestival van Dranouter in België. Ik vind het heerlijk om te zien hoe jongeren en ouderen zich daar amuseren met dans en muziek. Overigens heb ik tot ongeveer mijn veertigste gevoetbald, tot gescheurde kruisbanden daar een einde aan maakte en ja…. Verder lees ik natuurlijk veel en graag.”

En natuurlijk… ben je al bezig met een volgend boek?

“Mijn volgende roman ligt al ter beoordeling bij de uitgever. Een briefroman over een vader van drie kinderen (twee dochters en een zoon) en hun partners die, verspreid over het land, de coronacrisis op hun eigen manier beleven. Totdat de vader zelf het slachtoffer wordt. Daarna komt er een meervoudig perspectief van alle hoofdpersonen, zodat we kunnen zien hoe ieder voor zich op de ontstane dreiging reageert. Daarnaast ben ik alweer bezig aan een volgend verhaal over een hit-and-runongeluk in het noorden van Friesland. Het slachtoffer geneest op wonderbaarlijke wijze na geruime tijd in coma te hebben gelegen en zal lezingen gaan houden over zijn bijna-doodervaringen. Ook hier hanteer ik een meervoudig perspectief. Ik zit nu wat vast in het verhaal, maar er komen betere tijden!”

Maar uiteindelijk heeft het je wel een fraaie baan in de techwereld opgeleverd, en een debuutroman die op de longlist van de Booker Prize heeft gestaan en nu wereldwijd wordt vertaald.

“Dat ga ik niet ontkennen, maar ik wil niet louter voor mezelf spreken natuurlijk, maar wel voor al die anderen. En misschien treur ik soms wel een beetje om al die mogelijke andere versies van mezelf die ik heb moeten achterlaten om hier nu te zitten. Vergeet niet dat er een verschil is tussen materiële rijkdom en psychisch welzijn. Je kan goed bij kas zitten en je toch van je ziel ontdaan voelen omdat je niet meer weet wie je bent, zoals Lucy op het einde van het boek overkomt.”

Zoals Ma zegt tegen Lucy: het is belangrijker om je eigen leven te kunnen leiden dan om rijk te zijn?

“Ongetwijfeld. Het klassieke immigratieverhaal luidt dat mensen emigreren omdat ze hun kinderen een betere toekomst willen geven. Dat was voor mijn ouders zo, maar ook voor de ouders van veel van mijn vrienden. Mijn boek is mijn manier om hen te eren, want ze krijgen veel te weinig erkenning daarvoor. Het lijkt soms dat ze de makkelijke optie kiezen: een land verlaten waar ze geen kans maken op een goede toekomst en ergens anders meesurfen op de bestaande welvaart, maar zo simpel is het niet. Eens in dat nieuwe land merken ze immers dat hun opties heel beperkt zijn.”

Zoals ook Samantha ervaart, die beseft dat ze als Sam meer kans maakt om een eigen leven te kunnen leiden?

“Wat mij interesseerde bij het schrijven van mijn roman was gender als een middel en een masker, en dat in een harde, patriarchale omgeving waarin vrouwen bijzonder weinig macht hadden. Hoe vind je in zo’n omgeving een manier om toch enige macht uit te oefenen? Hoe heb je dan nog de macht over je eigen lichaam en welke schaarse middelen heb je om die macht uit te oefenen. Sam is daar radicaal in. Hij wil een plaats zoeken voor zichzelf in deze wereld en beseft dat een vrouw die er als een man uitziet meer kansen krijgt. Lucy kiest een andere weg en wordt uiteindelijk de slaaf van haar genderidentiteit.”

Je bent geboren in Peking, verhuisde als kind met je ouders naar de VS, hebt inmiddels in dertien steden in vier verschillende staten gewoond en je bent nog steeds op zoek naar een thuis, staat er op de achterkant van je boek. Is dat het gevolg van de maatschappelijk druk om je eigen identiteit op te geven?

“Mijn ouders verhuisden regelmatig voor hun job. Het idee van een thuis is me daardoor vreemd, en tezelfdertijd laat het me ook niet los. Ik zou willen voelen wat het echt betekent, je ergens thuis voelen. Ik heb wel een idee, denk ik, maar of ik ooit in een bepaalde stad of staat gewoon mezelf zal kunnen zijn betwijfel ik. Vandaar dat thuis voor mij veel kleinschaliger is. Het is het gezelschap van bepaalde mensen, een buurt misschien, of de keuken van een vriendin.”

Dat zal wellicht je antwoord zijn op de vraag die regelmatig opduikt in je boek: ‘Wat maakt een thuis een thuis?’ Maar wat antwoord je op die andere vraag die zo nu en dan de kop opsteekt: ‘Waar kom je vandaan?’

“Die vraag krijg ik al heel mijn leven, en sedert een paar jaar steeds vaker. Alsof ik hier steeds minder gedoogd word en me steeds vaker moet verantwoorden voor mijn aanwezigheid. Maar anderzijds is dat ook het lot van alle minderheden in Amerika. Die vraag, en de veronderstelling die ermee gepaard gaat dat je daar in feite niet thuishoort, is er altijd geweest, als een onderstroom van xenofobie. Dat we er vandaag openlijk over kunnen praten is anderzijds wel hoopvol.”

Hebzucht en de georganiseerde vorm ervan, kapitalisme, maken zowat alles kapot in je boek, van identiteit over menswaardige relaties tot de aarde. Wat is je alternatief?

“Ongetwijfeld een of ander socialisme dat mensen zekerheid en bestaansrecht biedt. Ik ben onder de indruk van de solidariteit die het voorbije jaar ontstaan is in de Amerikaanse maatschappij. Mensen hebben verenigingen opgericht met als doel elkaar te helpen. Zij die het een beetje ruimer hebben ondersteunen opeens anderen die minder goed af zijn. Dat is mooi natuurlijk, maar is dat hun taak? Is het niet de taak van de overheid om te maken dat burgers geen honger lijden? In Amerika bestaan er gewoon niet genoeg vangnetten om mensen op te vangen wanneer het even niet goed gaat. Je slaat er gewoon te pletter en als je pech hebt zeggen ze nog dat het je eigen schuld is ook. Armoede wordt al te vaak gezien als het gevolg van een persoonlijk falen. Ik pleit daarom voor een radicaal herdenken van de taken van de overheid.”

Je bent dus een communiste die de Amerikaanse way of living wil vernietigen, om het in Republikeinse termen uit te drukken?

(lacht) “Het is inderdaad frustrerend, maar wat kunnen we anders doen dan hopen en het verhaal over die Amerikaanse way of living proberen veranderen? Vandaar dat ik schrijf natuurlijk, om dat verhaal te veranderen. Wat vandaag radicaal is, kan over tien jaar centrum zijn. Dat is de macht die boeken, tv en films hebben. Maar het gaat natuurlijk niet snel. Meestal verloopt het zo. Het duurt tien jaar voor radicale voorstellen doordringen tot de partijleiding. Daarna duurt het tien jaar voor die ideeën doorgestroomd zijn naar de brede cultuur. Nog eens tien jaar en je ziet hoe het beleid oog krijgt voor die ideeën. Dan ben je dertig jaar bezig. Traag, maar ik zie echt wel vooruitgang. De moord op George Floyd en al die anderen zou het ons doen vergeten, maar vandaag is het als zwarte veel beter leven in Amerika dan vijftig jaar geleden.”

Voor het eerst gepubliceerd in Bazarow Magazine