"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Verzwegen zeeheld

Woensdag, 28 februari, 2018

Geschreven door: Jan de Vries
Artikel door: Karin de Leeuw

Een Fries in vreemde wateren

[ Recensie] Jacob Benckes (1637-1677) hoort tot de categorie zeehelden uit de Gouden Eeuw. Tijdgenoot van Michiel de Ruyter, Cornelis Tromp en andere grote namen, wordt die van Benckes nog maar zelden genoemd en volgens auteur Jan de Vries is hij niet zozeer vergeten, maar vooral verzwegen. Dat zou dan te maken hebben met zijn laatste expeditie. Die verliep minder fortuinlijk.

Hij was een Fries, geboren in Koudum, jongste van zeven kinderen in een zeevarend gezin. De familie Benckes, soms ook Binckes genoemd, was niet onbemiddeld en Koudum was in die tijd al een flinke plaats, met naar schatting rond de 1500 inwoners. Hoewel niet aan het water gelegen, was het een echte zeevaarders oord.

Benckes moet als jongen al mee naar zee zijn gegaan. Van zijn negentiende tot zijn zevenentwintigste was hij koopvaardijschipper. Waarschijnlijk vanwege zijn huwelijk woonde hij in die tijd in Staveren. Toen zijn vrouw overleed, ging hij werken voor de admiraliteit van Amsterdam. De overstap naar de marine kwam meer voor en werd, in verband met de vele oorlogen met andere Europese landen in die tijd, door de autoriteiten aangemoedigd. Er waren dan ook meer mannen uit de Friese zuidwest hoek bij de Amsterdamse admiraliteit.

De auteur suggereert dat misschien ook een nieuwe liefde Benckes in een latere fase er toe heeft gebracht in Amsterdam te gaan wonen, want hoewel de zeeman officieel niet meer trouwde, verloofde hij zich met Ingena Rotterdam. Zij is, anders dan haar naam laat denken, een Amsterdamse. In 1676 wordt ze geschilderd door Maes, die waarschijnlijk twee jaar eerder reeds Benckes had geschilderd. Ze was toen 24 en kwam uit een rijk koopmansgezin. Waarschijnlijk kende Benckes haar familie al langere tijd, want net als hij, waren ze actief in de houthandel. Ingena lijkt aan haar veel oudere verloofde verknocht te zijn geweest, want zij behield zijn schilderij, ook nadat ze met iemand anders trouwde.

Hereditas Nexus

Eenmaal bij de admiraliteit maakte Benckes snel carrière. De admiraliteit had een uitgebreid takenpakket op alle wereldzeeën. Daarbij voerden regionale (handels)belangen de boventoon. Soldij, met name voor de zeelui met een lagere rang, was afhankelijk van de opbrengst van aanhoudingen en ordinaire kapingen. Ook het begeleiden van VOC-schepen viel onder de taken.

Benckes, van wiens persoon we maar weinig weten, maakt op de auteur de indruk eerder staatsgezind dan een Orangist te zijn geweest. Toch viel het belangrijkste gedeelte van zijn carriere na het rampjaar 1672 en heeft hij een enkele keer persoonlijk schriftelijk opdrachten van koning-stadhouder Willem III ontvangen. Brieven waarop hij uiterst onderdanig antwoordde.

Officieel heeft Benckes nooit een hoge rang binnen de admiraliteit gehad. Verder dan commandeur kwam hij niet. Hj werd echter op belangrijke missies gestuurd en kreeg daarbij een zekere mate van autonomie. In die gevallen werd van de opperbevelhebber ook wel diplomatieke gaven verwacht. Zo leidde Benckes in het midden van de jaren zeventig van de zeventiende eeuw een escader dat de Hollandse handel door de Sont moest beschermen en een te grote macht van de Zweden moest blokkeren. De Denen waren daarbij de bondgenoten.

Zijn laatste reis maakte Benckes naar de West. Hij was er eerder geweest toen hij als commandeur van een Amsterdams eskader moeizaam samenwerkte met een Zeeuws eskader onder leiding van Cornelis Evertsen. Doel was toen het aanvallen en schaden van Engelse en Franse belangen. Wat inmenging in slavenhandel complementeerde de expeditie.

In 1676 kreeg de commandeur de opdracht het Franse Cayenne te veroveren, hetgeen lukte, en daarna Tobago te veroveren. Het kleine eiland voor de brede delta van de Orinoco rivier, tegenwoordig in Venezuela, was van groot strategisch belang. De eerste slag met de Fransen wist Benckes, hoewel door ziekte op zijn schepen onderbemand en na drie dagen verbeten vechten, te winnen. Echter, daarna was hij eigenlijk niet meer tot strijd in staat en versterkingen vanuit de Nederlanden lieten op zich wachten. Een twee aanval van de Fransen, waarbij een mortier insloeg in de kruitkamer van het Nederlandse fort op Tobago, blies Benckes met naar schatting driehonderd van zijn mannen de lucht in. Hij stierf op veertigjarige leeftijd.

Jan de Vries is amateur historicus, zo afficheert hij zichzelf ook nadrukkelijk. Het is knap hoe hij dit boek zo gedegen in elkaar heeft gezet. Nu is De Vries bepaald geen beginneling. Hij heeft al een indrukwekkende lijst kleinere publicaties, meest over regionale geschiedenis op zijn naam staan. En ook deze biografie is voor hem min of meer regionale geschiedenis, want hij en zijn onderwerp zijn dorpsgenoten.

Soms gaat het boek een beetje gebukt onder een teveel aan feiten – de auteur geeft dat zelf aan aan in het voorwoord – en soms ook wel eens aan meningen. Persoonlijk denk ik dat De Vries de onbekendheid van Jacob Benckes en beetje te dik aanzet. De meeste heldhaftige zeelieden zijn in vergetelheid geraakt en soms zijn ze daarmee beter af, want hun handel en wandel langs de 21ste eeuwse meetlat geplaatst, valt vaak verkeerd voor ze uit. Benckes is misschien niet zo’n grote uitzondering als De Vries doet voorkomen. Dat neemt natuurlijk niet weg dat het mooi is wanneer hun portretten, in dit geval vormgegeven door niemand minder dan Nicolaes Maes, opgepoetst worden. Het verleden wegmoffelen heeft zeker geen zin. Jan de Vries heeft voor Jacob Benckes daartoe een omvangrijke bijdrage geleverd.

–-

Voor het eerst verschenen op De Leesclub van Alles